ECLI:NL:GHAMS:2023:771

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
27 maart 2023
Zaaknummer
200.320.786/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige kinderen in het kader van zorg en veiligheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van vier minderjarige kinderen. De moeder, verzoekster in hoger beroep, had eerder een beschikking van de kinderrechter aangevochten die de uithuisplaatsing had goedgekeurd. De kinderen, geboren uit verschillende relaties, verkeerden in een onveilige thuissituatie, gekenmerkt door huiselijk geweld en instabiliteit. De moeder betwistte de noodzaak van de uithuisplaatsing en stelde dat intensieve ambulante hulpverlening in de thuissituatie voldoende zou zijn om de veiligheid van de kinderen te waarborgen. De vader van de kinderen steunde de uithuisplaatsing, terwijl de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming de zorgen over de thuissituatie bevestigden. Het hof oordeelde dat de gronden voor de machtiging tot uithuisplaatsing ten tijde van de bestreden beschikking aanwezig waren en dat deze gronden ook nu nog bestaan. De kinderen hebben behoefte aan duidelijkheid, rust en structuur, en de ingezette hulpverlening is nog niet voldoende om een veilige opvoedsituatie te garanderen. Het hof bekrachtigde de beschikking van de kinderrechter, waarmee de uithuisplaatsing werd bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie -en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.320.786/01
zaaknummer rechtbank: C/15/331339 / JU RK 22-1312
beschikking van de meervoudige kamer van 28 maart 2023 inzake
[de moeder],
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.L. de Craen te Den Haag,
en
de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Regio [plaats B] ,
gevestigd te [plaats B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de GI.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
- [kind 1] (hierna te noemen: [kind 1] );
- [kind 2] (hierna te noemen: [kind 2] );
- [kind 3] (hierna te noemen [kind 3] );
- [kind 4] (hierna de noemen: [kind 4] );
- [de vader ] (hierna te noemen: [de vader ] ), bijgestaan door mr. P.F.M. Deijkers te Hoorn;
- [X] (hierna te noemen: [X] ), bijgestaan door mr. D.E.M. Boukens te Hoorn.
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de kinderrechter), van 21 november 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 29 december 2022 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking.
2.2
De GI heeft op 15 februari 2023 een verweerschrift ingediend.
2.3
[X] heeft op 17 februari 2023 een verweerschrift, tevens incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4.
Bij het hof is op 16 februari 2023 nog ingekomen een bericht van de zijde van [X] met bijlagen.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 23 februari 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de advocaat van de moeder,
- [de vader ] , bijgestaan door mr. A. van Westen, waarnemend voor mr. Deijkers,
- de advocaat van [X] ,
- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsmanagers,
- de raad, vertegenwoordigd door de heer R. Koops.
De moeder en [X] zijn via een videoverbinding samen bij de mondelinge behandeling aanwezig geweest.

3.De feiten

3.1
Uit de inmiddels verbroken relatie tussen de moeder en [de vader ] zijn de volgende minderjarigen geboren:
- [kind 1] , [in] 2014,
- [kind 2] , [in] 2016,
- [kind 3] , [in] 2018.
De moeder en [de vader ] oefenen gezamenlijk het gezag uit over [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] . Het gezag over [kind 3] wordt uitgeoefend door de moeder.
3.2
De moeder heeft nog drie minderjarige kinderen. Een gecertificeerde instelling is met de voogdij over hen belast.
3.3
Uit de relatie tussen de moeder en [X] is [kind 4] geboren, [in] 2021. Bij beschikking van de rechtbank van 15 februari 2021 is aan [X] vervangende toestemming tot erkenning va [kind 4] verleend.
De moeder oefent alleen het gezag uit over [kind 4] .
3.4
[kind 1] , [kind 2] , [kind 3] en [kind 4] (hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen) zijn bij beschikking van de kinderrechter van 28 april 2022 onder toezicht gesteld van de GI tot 28 april 2023.
3.5
De kinderen verblijven sinds 21 november 2022 bij Logeerpret, een accommodatie zorgaanbieder 24-uurs.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is door de kinderrechter, overeenkomstig het verzoek van de GI, een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van de kinderen in een accommodatie zorgaanbieder 24-uurs, met ingang van 21 november 2022 tot 28 april 2023.
4.2
De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het inleidend verzoek van de GI alsnog af te wijzen.
4.3
De GI verzoekt de moeder niet ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep dan wel haar verzoek af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4
[X] verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het inleidend verzoek van de GI alsnog af te wijzen

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof moet beoordelen of de gronden voor de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen ten tijde van de bestreden beschikking aanwezig waren en dat ook nu nog zijn.
Wettelijk kader
5.2
Ingevolge artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
Standpunt partijen
5.3
De moeder stelt zich op het standpunt dat de kinderrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat een machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding. De moeder betwist dat de situatie bij haar thuis onveilig is voor de kinderen. Voor zover de kinderen al onveiligheid hebben ervaren, kan dit worden aangepakt door inzet van intensieve ambulante hulpverlening in de thuissituatie van de moeder. De uithuisplaatsing van de kinderen en het feit dat zij daarna twee maanden hun moeder niet hebben gezien, kunnen ook de oorzaak zijn van de signalen die de kinderen laten zien. Als de kinderen weer thuis geplaatst worden, nemen die signalen vanzelf af. De moeder heeft zich altijd aan de door de GI gestelde voorwaarden gehouden en staat open voor hulpverlening voor zichzelf en voor de kinderen. Dat de hulpverlening voor de moeder en de kinderen niet eerder van start is gegaan, is te wijten aan de GI. Voorts heeft de kinderrechter onvoldoende gemotiveerd waarom een ander, lichter alternatief voor de waarborging van de veiligheid van de kinderen niet mogelijk is, zoals een gezinsopname. De moeder heeft hiertoe meermalen tevergeefs een verzoek gedaan bij de GI.
5.4
[X] onderschrijft met betrekking tot [kind 4] hetgeen door de moeder naar voren is gebracht en sluit zich aan bij haar standpunt. Een uithuisplaatsing van een kind van nog geen twee jaar oud is zeer ingrijpend, zeker zonder contact met de moeder, zijn primaire hechtingsfiguur, aldus [X] .
5.5
[de vader ] heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat hij het eens is met de machtiging voor de uithuisplaatsing van de kinderen. De situatie was zo zorgelijk dat [de vader ] de kinderen nu rust gunt. Het is goed dat de moeder en [X] hulpverlening accepteren, maar dat betekent niet dat de zorgen en problemen zijn verholpen en dat het veilig is voor de kinderen thuis. Ook moet eerst worden onderzocht wat de kinderen nodig hebben. Er wordt naar [de vader ] gewezen als veroorzaker van de onveilige situatie. Hij ontkent zijn aandeel daarin niet, maar de moeder blijft hem opzoeken na ruzies met [X] , aldus [de vader ] .
5.6
De GI stelt zich op het standpunt dat de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen op goede gronden is verleend. De kinderen hebben lange tijd in een onveilige stressvolle thuissituatie geleefd, waarbij zij keer op keer getuige zijn geweest van huiselijk geweld, geen vorm van basisveiligheid kennen en in hun gehechtheid een grote onveiligheid kennen. Daarnaast hebben zij in hun thuissituatie geen duidelijkheid en structuur gekend door de wisselende verhalen van de moeder over zowel [X] als [de vader ] . Er is genoeg hulpverlening in de thuissituatie van de moeder ingezet, maar dat heeft niet geholpen. Het lukt de moeder niet in te zien wat onveiligheid is, hoe dit weg te houden bij de kinderen en hen te beschermen tegen gevaar, huiselijk geweld en een grote mate van onveiligheid. Alhoewel inmiddels door de moeder en [X] stappen in de goede richting worden gezet bij het aangaan van hulpverlening, is een thuisplaatsing nog te vroeg, aldus de GI.
Standpunt van de raad
5.7
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geadviseerd om de bestreden beschikking te bekrachtigen. De ernstige zorgen over de kinderen en de moeder waren en zijn volgens de raad nog steeds aanwezig.
Oordeel van het hof
5.8
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is het volgende naar voren gekomen. Er is een lange geschiedenis van zorgen over het opvoedingsklimaat waarin de kinderen van de moeder zijn opgegroeid. Haar oudste drie kinderen groeien van jongs af aan elders op. Sinds de geboorte van [kind 1] is de raad weer betrokken bij het gezin van de moeder. [kind 1] wordt, als hij twee maanden oud is, in juni 2014 voor de duur van een jaar onder toezicht gesteld. In oktober 2017 vindt er huiselijk geweld plaats van [de vader ] naar de moeder, waarvan de [kind 1] en [kind 2] getuige zijn. [de vader ] krijgt een tijdelijk huisverbod en gaat vanwege overtreding hiervan in detentie. In juli 2018 volgt een ondertoezichtstelling voor [kind 1] , [kind 2] en de dan nog ongeboren [kind 3] , onder meer omdat de kinderen worden belast met de relatieproblemen van de moeder en [de vader ] , waarbij sprake is van huiselijk geweld. De ouders zijn onvoldoende in staat die bedreiging voor de kinderen weg te nemen door te weinig probleembesef en zorgmijdend gedrag. In juni 2019 worden [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] vanwege detentie van de moeder uit huis geplaatst tot februari 2020. Begin 2021 acht de kinderrechter een ondertoezichtstelling van de kinderen niet langer noodzakelijk en wordt het gezin overgedragen naar hulpverlening in een vrijwillig kader. Wijkteam [plaats C] is dan betrokken bij het gezin totdat de moeder met de kinderen naar [plaats A] verhuist in januari 2022, om op afstand te gaan wonen van [de vader ] . In februari 2022 doet de politie een melding bij Veilig Thuis. Er is sprake van een ruzie tussen de moeder en [de vader ] op straat vanwege de aanwezigheid van [X] bij de moeder thuis. [de vader ] heeft de kinderen in de auto meegenomen en later ook weer teruggebracht. Een paar dagen later volgt een anonieme melding bij Veilig Thuis van een buurtbewoner die meldt dat er sinds kort een gezin in de straat woont, waar regelmatig geschreeuw vandaan komt waarbij kinderen aanwezig zijn. In maart 2022 overweegt de raad een beschermingsonderzoek omdat de situatie voor de kinderen onvoorspelbaar en onveilig is. Er is onduidelijkheid over de relatie tussen de moeder en [de vader ] en de relatie tussen de moeder en [X] . De problemen tussen de moeder en [de vader ] zijn al lange tijd aan de orde en zij hebben in het verleden onvoldoende hulp geaccepteerd. Er worden veiligheidsafspraken gemaakt door wijkteam [gemeente] dat drie keer per week een huisbezoek zal afleggen. Ambulante Spoedhulp van Parlan (ASH), wordt vervolgens ingezet, aangezien het wijkteam onvoldoende zicht krijgt op de thuissituatie en de moeder en [de vader ] zich niet aan de gemaakte veiligheidsafspraken houden. ASH kan echter niet starten omdat [de vader ] de woning van de moeder niet wil verlaten. Eind maart 2022 doet de politie wederom een melding bij Veilig Thuis vanwege een conflict in de woning van de moeder tussen [de vader ] en [X] over het biologisch vaderschap van [kind 4] , in aanwezigheid van kinderen. Opnieuw meldt ook een buurtbewoner bij de politie zorgen, dit keer over mishandeling van de moeder. Vervolgens start de raad met hoge prioriteit het kinderbeschermingsonderzoek. [kind 1] en [kind 2] bevestigen tijdens een gesprek met Veilig Thuis dat zij getuige zijn geweest van huiselijk geweld. Zo verklaart [kind 1] dat er meerdere ruzies zijn geweest in zowel het oude als het nieuwe huis en dat hij, wanneer hij iets vertelt over thuis, het huis uit moet en nooit meer terug mag komen. Volgens [kind 2] wordt er thuis ‘geknokt’ en was dat de reden voor de verhuizing van het gezin. In april 2022 wordt [de vader ] door de politie uit de woning gehaald en start de ASH alsnog. De moeder heeft ook een intake bij de Blijf Groep voor een ambulante weerbaarheidstraining. Zij verklaart dat de relatie met [de vader ] inmiddels is gestopt en dat zij verder gaat met [X] , de biologische vader van [kind 4] . In mei 2022 volgt weer een melding bij Veilig Thuis. De moeder heeft de politie gebeld naar aanleiding van een ruzie met [X] , die woedend is omdat zij seksueel contact zou hebben gehad met [de vader ] . De kinderen zijn bij deze ruzie aanwezig. Begin juni 2022 vindt er tijdens de overdracht van de kinderen een geweldsincident plaats tussen de moeder en [de vader ] . De kinderen zijn van het verbale en fysieke geweld getuige. Op 22 juni 2022 start de ZorgStroomer binnen het gezin. Er wordt Intensieve Ambulante Gezinsbegeleiding (IAG) geboden. Op 5 juli 2022 is de moeder, terwijl zij met twee kinderen en [de vader ] in de auto reed, van de weg gereden door [X] . De moeder heeft hiervan aangifte gedaan bij de politie en vervolgens is een noodbed geregeld bij de BlijfGroep voor de moeder en de kinderen. [X] krijgt een verbod contact te hebben met de moeder en [de vader ] . Op 15 juli 2022 geeft de moeder bij de GI aan dat zij terug kan naar haar woning met ondersteuning van de ZorgStroomer. Er dienen veiligheidsafspraken te worden gemaakt waarbij de moeder niet terugvalt op [X] of [de vader ] . Om dat te ondersteunen, biedt de GI de moeder aan om de kosten voor een reis naar oma (mz) in [plaats C] voor haar rekening te nemen, zodat de moeder en de kinderen in de vakantie bij oma kunnen verblijven. Dit slaat de moeder af. Tegen de veiligheidsafspraken in heeft de moeder toegestaan dat [de vader ] begin augustus 2022 de kinderen in een speeltuin kon zien. Bij het terugbrengen van de kinderen is een woordenwisseling ontstaan tussen [de vader ] en de moeder. [de vader ] heeft toen [kind 3] meegenomen naar zijn moeder. Na dit incident wil de moeder niet naar de Blijf Groep en dus biedt de Blijf Groep geen mogelijkheden voor verdere ondersteuning. Evenmin wil de moeder naar oma (mz) in [plaats C] op kosten van de GI, wat haar nogmaals wordt aangeboden. Op 9 augustus 2022 belt de moeder wederom de politie omdat [de vader ] voor haar deur staat. Op 10 augustus 2022 maken de moeder en [X] tijdens een gesprek met de GI duidelijk dat zij samen verder zullen gaan. De moeder heeft het contactverbod van [X] naar aanleiding van het incident op 5 juli 2022 vervallen laten verklaren. Op 22 augustus 2022 zegt de GI de moeder vanwege alle gebeurtenissen een regulier verzoek tot machtiging uithuisplaatsing van de kinderen aan. De moeder is het hier niet mee eens. Op 6 september 2022 doet de ZorgStroomer een zorgmelding bij de GI. Deze betreft opnieuw huiselijk geweld en een onveilige en dreigende relatie tussen de moeder en [X] . Twee dagen later geeft de moeder aan dat [de vader ] contact blijft zoeken. Op 15 september 2022 vindt de mondelinge behandeling van het verzoek van de GI tot een machtiging uithuisplaatsing van de kinderen plaats. De kinderrechter heeft vervolgens de beslissing op het verzoek voor de duur van twee maanden aangehouden om de moeder in staat te stellen onder regie van de GI en met de nodige hulp zelf voor de kinderen een rustige en veilige thuissituatie te realiseren door zich aan alle voorwaarden te houden die door de GI worden gesteld. Bij vonnis in kort geding van 12 oktober 2022 is [de vader ] een straat- en contactverbod ten aanzien van de moeder en haar woonplaats opgelegd. Medio oktober 2022 start 10 Voor Toekomst met observaties in de thuissituatie bij de moeder. 10 Voor Toekomst spreekt een maand later zijn zorgen uit naar de GI omtrent de situatie tussen de moeder en [X] . Op 21 november 2022 laat de moeder de GI via een e-mailbericht weten dat er meerdere escalaties hebben plaatsgevonden tussen haar en [X] , waarvan de kinderen getuige waren.
5.9
Met de raad en de GI is het hof van oordeel dat uit het geheel aan feiten en omstandigheden zoals hiervoor is weergegeven, duidelijk blijkt dat ten tijde van de bestreden beschikking sprake was van structurele en ernstige bedreigingen voor de ontwikkeling van de kinderen. De aanwezigheid van zowel [de vader ] als [X] in het leven van de moeder leidde regelmatig tot ruzies en huiselijk geweld waarvan de kinderen keer op keer getuige waren. De thuissituatie bij de moeder was daardoor voor de kinderen zeer onveilig. De moeder heeft deze situatie door haar steeds wisselende relatiekeuzes laten voortbestaan en is niet bij machte geweest daarin verandering te brengen en de kinderen de veiligheid en stabiliteit te bieden die zij nodig hebben. De ingezette hulpverlening bij de moeder thuis (ASH, de ZorgStroomer en 10 voor Toekomst) heeft niet geholpen, evenmin als het contactverbod voor [de vader ] . De gronden voor de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen waren ten tijde van de bestreden beschikking dan ook aanwezig. Ook nu zijn die gronden er nog. Bij Logeerpret wordt gezien dat de kinderen duidelijkheid, rust en structuur nodig hebben. De kindsignalen die zij laten zien, maken dat er grote zorgen zijn over de gevolgen voor hun ontwikkeling van de ingrijpende gebeurtenissen die zij hebben meegemaakt. Zo zijn de kinderen stil en gesloten, vaak ziek en zij vertonen zorgelijke signalen als broekplassen. Hiervoor zullen zij nog gerichte hulpverlening krijgen nadat onderzoek is gedaan naar wat ieder van de kinderen nodig heeft. De moeder is inmiddels gestart met het Wellness Recovery Action Plan (WRAP) en met een behandeling bij de GGZ voor traumaverwerking. Daarnaast hebben de moeder en [X] op eigen initiatief hulpverlening bij de GGZ aangevraagd om te leren omgaan met bepaalde gebeurtenissen en situaties. [X] is daarnaast gestart met individuele therapie bij de GGZ en met een CoVa-plus training bij het Trimbos instituut. Nu de individuele hulpverlening is gestart, kan ook het Oranje Huis Thuis traject van de Blijf Groep van start gaan, waarbij een hulpverlener met de moeder en [X] zal werken aan een veilig thuis. De eerste gesprekken hebben al plaatsgevonden. Hoewel dit zeker een positieve ontwikkeling is, betekent dit nog niet dat de veiligheid en stabiliteit in de opvoedsituatie bij de moeder en [X] thuis nu is gewaarborgd. Te verwachten valt dat de nodige tijd zal zijn gemoeid met de behandeltrajecten die daarvoor nodig zijn en die pas recentelijk in gang zijn gezet. Het hof zal dan ook de bestreden beschikking bekrachtigen.
5.1
Het hof heeft overigens geconstateerd dat er ongeveer twee maanden lang geen fysieke omgang tussen de moeder en de kinderen heeft plaatsgevonden na de uithuisplaatsing van de kinderen. Dit is onwenselijk, zeker gezien de (zeer) jonge leeftijden van de kinderen. Pas begin februari 2023 is de fysieke omgang gestart. Verder is gebleken dat de communicatie tussen de GI en de moeder te wensen overlaat. Het hof gaat ervan uit dat de omgangscontacten met de kinderen zullen worden bestendigd en dat de communicatie met de GI zal worden verbeterd, bijvoorbeeld door informatie uitwisseling via de ter zitting genoemde groepsapp waaraan de GI, de moeder en Logeerpret deelnemen.
5.11
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.F.G.H. Beckers, mr. A. van Haeringen en mr. J.W. Brunt, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer als griffier, en is op 28 maart 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.