ECLI:NL:GHAMS:2023:768
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake opheffing van bewind over de rechthebbende
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van het bewind van de rechthebbende, geboren in 1995. De rechthebbende had in eerste aanleg verzocht om opheffing van het bewind dat in 2013 was ingesteld door de kantonrechter, omdat hij inmiddels zelfredzaam zou zijn en zijn financiële zaken op orde had. De kantonrechter had dit verzoek afgewezen, waarop de rechthebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 januari 2023 heeft de rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat, zijn standpunt toegelicht. Hij stelde dat hij zelfstandig in staat was om zijn financiën te beheren, ondersteund door verklaringen van zijn werkgever en een instantie voor hulpverlening. De bewindvoerder, die als belanghebbende was aangemerkt, heeft echter betoogd dat het bewind nog steeds noodzakelijk was, gezien de financiële situatie van de rechthebbende en zijn eerdere gedragingen die leidden tot schulden.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen gewogen en geconcludeerd dat de noodzaak voor het bewind nog steeds bestaat. Ondanks de verbeteringen in de situatie van de rechthebbende, zoals het behalen van een diploma en het hebben van een vast inkomen, is het hof van oordeel dat hij nog niet in staat is om zijn financiën zelfstandig te beheren. De rechthebbende heeft in het verleden blijk gegeven van onvoldoende inzicht in zijn financiële situatie, wat heeft geleid tot schulden. Het hof heeft daarom de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en het verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen.