ECLI:NL:GHAMS:2023:703
Gerechtshof Amsterdam
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Incident tot schorsing tenuitvoerlegging van een vonnis in een civiele zaak met restitutierisico
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van de rechtbank Amsterdam. De appellant, in zijn hoedanigheid als erfgenaam van een overleden persoon, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis waarin hij hoofdelijk was veroordeeld tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan de geïntimeerde, die de gezamenlijke erfgenamen van de overledene vertegenwoordigt. De appellant heeft een incidentele vordering ingediend om de tenuitvoerlegging van het vonnis te schorsen, met het argument dat het vonnis op kennelijke juridische misslagen berust en dat hij een zwaarwegend belang heeft bij handhaving van de status quo. Hij stelde dat de tenuitvoerlegging zou leiden tot een financiële noodtoestand en dat er geen garantie was dat het geëxecuteerde bedrag teruggehaald kon worden bij de erfgenamen van de geïntimeerde.
De geïntimeerde heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de incidentele vordering. Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de appellant onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zijn belang bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan het belang van de geïntimeerde bij de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis. Het hof heeft geoordeeld dat de argumenten van de appellant over de gestelde juridische misslagen niet voldoende concreet zijn om tot een schorsing van de tenuitvoerlegging te leiden. Het restitutierisico dat de appellant heeft aangevoerd, is niet nader onderbouwd, waardoor het hof heeft besloten de incidentele vordering af te wijzen. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak, die is verwezen naar een latere rol voor memorie van antwoord aan de zijde van de geïntimeerde.