ECLI:NL:GHAMS:2023:692

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
200.317.432/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor aanvraag Japanse paspoorten voor minderjarige kinderen na echtscheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van vervangende toestemming voor het aanvragen van Japanse paspoorten voor de minderjarige kinderen van partijen, na hun echtscheiding. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikking van de rechtbank die de man, verweerder in het principaal hoger beroep, toestemming verleende om de paspoorten aan te vragen. De vrouw voerde aan dat de kinderen zonder Japans paspoort naar Japan kunnen reizen en dat het risico bestaat dat de man hen niet terug naar Nederland laat komen. De man, die de Japanse nationaliteit heeft, stelde dat een Japans paspoort voordelen biedt en dat de zorgen van de vrouw ongegrond zijn. Het hof oordeelde dat de situatie van de kinderen, die in een conflictueuze gezinssituatie zijn opgegroeid, en de zorgen van de vrouw over de stabiliteit van de man, zwaarwegend zijn. Het hof concludeerde dat het in het belang van de kinderen niet wenselijk is om de man vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van Japanse paspoorten. De bestreden beschikking werd vernietigd en het verzoek van de man werd afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.317.432/01
Zaaknummer rechtbank: C/15/320590 / FA RK 21-4622
Beschikking van de meervoudige kamer van 21 maart 2023 inzake
[de vrouw] ,
wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente] ,
verzoekster in het principaal hoger beroep,
verweerster in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J. 't Hart te Haarlem,
en
[de man] ,
wonende te [plaats B]
verweerder in het principaal hoger beroep,
verzoeker in het incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. C.L. Mens te Hoofddorp.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie: Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de rechtbank) van 15 september 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vrouw is op 11 oktober 2022 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van voormelde beschikking.
2.2
De man heeft op 12 december 2022 een verweerschrift ingediend en heeft daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld.
2.3
De vrouw heeft op 1 februari 2023 een verweerschrift in het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de zijde van de vrouw van 25 oktober 2022, met bijlagen,
- een bericht van de zijde van de vrouw van 1 november 2022, met bijlagen;
- een bericht van de zijde van de man van 18 januari 2023, met bijlage.
2.5
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben door middel van het “Formulier bij kindgesprek” op 8 januari 2023 hun mening kenbaar gemaakt.
2.6
De mondelinge behandeling heeft op 9 februari 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat,
- de man, bijgestaan door zijn advocaat en vergezeld van mevrouw I. Hansen, tolk in de Japanse taal,
- de raad, vertegenwoordigd door de heer W. Daalderop.

3.De feiten

3.1
Het huwelijk van partijen is op 23 februari 2022 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 9 februari 2022 in de registers van de burgerlijke stand. De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit. De man heeft de Japanse nationaliteit.
3.2
De minderjarige kinderen van partijen zijn:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2007 te [plaats C] ,
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2012 te [gemeente] .
Partijen hebben gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (hierna samen te noemen: de kinderen).

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, overeenkomstig het verzoek van de man, bepaald dat de verklaring van toestemming van de vrouw tot het aanvragen van een (naar het hof begrijpt: Japans) paspoort ten behoeve van de kinderen wordt vervangen door de toestemming van de kinderrechter.
4.2
De vrouw verzoekt in het principaal hoger beroep, uitvoerbaar bij voorraad, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, te bepalen primair dat de man geen vervangende toestemming wordt verleend en subsidiair dat (in het geval de beschikking wordt bekrachtigd), dat de vrouw de paspoorten in beheer houdt.
4.3
De man verzoekt in het principaal hoger beroep de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, dan wel haar verzoeken af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4
De man verzoekt in het incidenteel hoger beroep, uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat:
- de vrouw wordt veroordeeld om medewerking te verlenen aan alle (vervolg)handelingen die
noodzakelijk zijn voor het aanvragen en het verstrekken van de Japanse paspoorten voor de
kinderen, waaronder begrepen: naar de Japanse ambassade gaan en de Nederlandse paspoorten/identiteitsbewijzen van de kinderen aan de Japanse ambassade tonen of aan de man overhandigen, op straffe van verbeurte van een dwangsom ad €2.500,- per dag, indien zij daartoe in gebreke blijft;
- de vrouw te veroordelen in de kosten van deze hoger beroepsprocedure, waaronder het
griffierecht, salaris gemachtigde en de kosten voor de tolk.
4.5
De vrouw verzoekt in het incidenteel hoger beroep de verzoeken van de man af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De onderhavige zaak draagt een internationaal karakter, omdat de man de Japanse en de vrouw de Nederlandse nationaliteit heeft ende kinderen zowel de Japanse als de Nederlandse nationaliteit hebben. Het hof merkt het geschil tussen de ouders aan als een zaak betreffende de uitoefening van de ouderlijke verantwoordelijkheid als bedoeld in artikel 1 lid 1, onder b van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van 27 november 2003, PbEG 2003, L 338 (Brussel II bis). Nu de gewone verblijfplaats van de kinderen in Nederland is, is de Nederlandse rechter op grond van artikel 8 van deze Verordening bevoegd om te beslissen op het verzoek van de man. Op grond van artikel 17 van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 (Trb 1997, 229) past het hof Nederlands recht toe.
5.2
Aan het hof ligt voor of aan de man vervangende toestemming dient te worden verleend voor het aanvragen van Japanse paspoorten ten behoeve van de kinderen.
Wettelijk kader
5.3
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening van de ouders brengt mee dat de ene ouder voor de aanvraag van identiteitsbewijzen toestemming van de andere ouder nodig heeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden, neemt de rechter hierover desgevraagd een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.. Bij de beoordeling dient de rechter - conform vaste rechtspraak - aan de hand van alle omstandigheden van het geval de belangen van alle betrokkenen in aanmerking te nemen en tegen elkaar af te wegen. Het belang van het kind staat daarbij voorop en dient een overweging van de eerste orde te zijn. Dat neemt niet weg dat, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Dit volgt naar analogie ook uit artikel 34 lid 2 van de Paspoortwet.
Principaal hoger beroep
Standpunt van partijen
5.4
De vrouw is het niet eens met de beslissing van de rechtbank. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het tegenwoordig mogelijk is voor Nederlanders om zonder visum naar Japan te reizen, dus ook zonder Japans paspoort kunnen de kinderen zonder belemmeringen naar Japan reizen. Het hebben van een Japans paspoort is niet nodig voorde identiteitsontwikkeling van de kinderen. Daarnaast vindt de vrouw het risico groot dat de kinderen niet naar Nederland teruggeleid kunnen worden als zij met een Japans paspoort in Japan verblijven en de man de kinderen onverhoopt niet terug wil laten gaan. In dit verband voert zij verder aan dat het Japanse familieregister het gezamenlijk gezag over en de hoofdverblijfplaats (bij de vrouw) van de kinderen onvermeld laat. Gezamenlijk gezag na echtscheiding is in Japan niet mogelijk. Onder deze omstandigheden heeft de man bij een eventuele ontvoering van de kinderen naar Japan een veel sterkere rechtspositie dan de vrouw. Tot slot ontbreekt volgens de vrouw de noodzaak om aan de man vervangende toestemming te verlenen voor de aanvraag van de Japanse paspoorten voor de kinderen, nu de recente ontwikkelingen met betrekking tot de omgang tussen de man en de kinderen betekenen dat de man voorlopig niet met hen kan reizen.
5.5
De man voert verweer en stelt dat de inreisbeperkingen van Japan in de toekomst weer aangescherpt kunnen worden. Daarbij biedt een Japans paspoort het voordeel dat dit toegang tot heel veel landen biedt. Een Japans paspoort draagt bij aan de identiteitsontwikkeling van de kinderen. De zorgen van de vrouw zijn onterecht en onnodig. De echtscheiding is in het familieregister in Japan geregistreerd, zo volgt uit een overgelegd afschrift van het register van 23 december 2022. Bovendien kan de man niet zonder toestemming van de vrouw met de kinderen naar Japan reizen en zou hij de kinderen nooit in Japan houden. De vrouw plaatst de man ten onrechte in een kwaad daglicht door te stellen dat hij suïcidale neigingen heeft en gevaarlijk is. Volgens de man is er geen reden om geen vervangende toestemming te geven voor het aanvragen van de Japanse paspoorten.
Standpunt van de raad
5.6
De raad heeft ter zitting in hoger beroep geen advies gegeven met betrekking tot de afgifte van de Japanse paspoorten, nu de raad geen zicht heeft op de consequenties van afgifte in verhouding tot de regelgeving in Japan. Wel weet de raad dat de ouders zich in een zeer complexe scheidingssituatie bevinden, dat de kinderen veel stress hebben ervaren en dat met name [minderjarige 1] veel zorg en hulp nodig heeft.
Mening van de kinderen
5.7
De verklaringen van de kinderen komen er vooral op neer dat zij de beslissing vooral aan hun ouders willen overlaten.
Oordeel van het hof
5.8
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep is gebleken dat de kinderen zijn opgegroeid in een conflictueuze gezinssituatie die is gevolgd door een complexe scheidingssituatie van partijen. Hierdoor zijn de onderlinge verhoudingen tussen de ouders en ook tussen de man en de kinderen verstoord. Tussen de ouders is een vertrouwensbreuk ontstaan. De echtscheiding heeft veel van de vrouw en van de kinderen gevergd en ook de man heeft een tijdlang ernstige psychische problemen gehad. Er zijn diverse hulpverleners bij het gezin betrokken en het Meer-team van de gemeente regisseert de te organiseren (jeugd)hulp voor de kinderen. [minderjarige 1] krijgt hulp voor haar psychische problemen vanuit de Viersprong en voor [minderjarige 2] is EMDR en speltherapie bij Prins en Paard ingezet. De ouders ontvangen vanaf eind 2021 opvoedondersteuning. In september 2022 is omgangsbegeleiding door Praktijk Irene Heim opgestart. De begeleide omgang verliep niet soepel en is sinds begin 2023 gestagneerd, nadat de man zich volgens de begeleidster tegenover haar grensoverschrijdend had gedragen in het bijzijn van de kinderen. De man heeft sindsdien minimaal contact met de kinderen.
5.9 .
Onder de bij 5.8 geschetste omstandigheden is voor de kinderen een reis naar Japan niet aan de orde en dat wordt ook door de man onderkend. Voor een reis naar Japan zijn de paspoorten dus op dit moment niet nodig en bovendien is onvoldoende onderbouwd dat de kinderen zonder Japans paspoort niet of slechts moeizaam naar Japan kunnen reizen. Met een Nederlands paspoort is het immers mogelijk zonder visum naar Japan te reizen. Ook overigens ziet het hof niet waarom het in het belang van de kinderen wenselijk zou zijn dat zij een Japans paspoort bezitten. De kinderen zelf hebben die wens niet geuit en voldoende is komen vast te staan dat zij zichzelf beschouwen als Japans en Nederlands, zodat een paspoort niet doorslaggevend is voor hun identiteitsontwikkeling. Daarbij acht het hof aannemelijk dat het voor de vrouw verdergaande spanning op zal leveren als de man met vervangende toestemming de Japanse paspoorten gaat aanvragen. Allereerst zal de vrouw daaraan moeten meewerken door met de Nederlandse identiteitsbewijzen naar de Japanse ambassade te gaan, of deze bewijzen aan de man te overhandigen, zo volgt ook uit de verzoeken van de man in incidenteel hoger beroep. Daarnaast heeft de man ter zitting in hoger beroep verklaard dat op het moment dat hij de Japanse paspoorten voor de kinderen zal hebben verkregen, hij ook degene zal zijn die deze paspoorten in beheer houdt. Een benadering waarbij de Japanse paspoorten in beheer bij de vrouw zouden komen, leek niet bespreekbaar. Het hof kan de vrouw volgen in haar redenering dat afgifte van Japanse paspoorten aan de man voor ongerustheid zorgt, omdat de man in het verleden niet altijd even stabiel is gebleken. Weliswaar heeft hij in het licht van de onderhavige procedure gesteld dat hij de kinderen niet tegen hun zin mee naar Japan zou nemen en/of in Japan wil achterlaten, maar het risico op een dergelijk scenario is wel groter wanneer de man in het bezit van Japanse paspoorten is en onverhoopt van gedachten zou veranderen. De man geeft er ook geen enkele blijk van aan de door de vrouw beleefde ongerustheid tegemoet te willen komen. Gelet op dit alles, en met inachtneming van het ontbreken van een noodzaak tot afgifte van Japanse paspoorten, komt het hof tot de conclusie dat het op dit moment in het belang van de kinderen wenselijk is om de man geen vervangende toestemming te geven voor de aanvraag van Japanse paspoorten voor hen.
Het hof zal het inleidend verzoek van de man alsnog afwijzen en de bestreden beschikking in zoverre vernietigen.
Incidenteel hoger beroep
5.1
Nu het inleidend verzoek van de man door het hof alsnog wordt afgewezen, behoeft de grief van de man in het incidenteel hoger beroep geen nadere bespreking.
Proceskostenveroordeling
5.11
Gelet op de uitkomst en de aard van deze zaak, zal het hof de proceskosten compenseren in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt.
5.12
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
in het principaal en incidenteel hoger beroep:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst het inleidend verzoek van de man om hem vervangende toestemming te verlenen voor het aanvragen van Japanse paspoorten voor de kinderen alsnog af;
bepaalt dat elk van partijen de eigen kosten van deze procedure draagt;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.A. van den Berg, mr. M.F.G.H. Beckers en mr. J.W. Brunt, in tegenwoordigheid van mr. M.S. de Boer als griffier en is op 21 maart 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.