Het hof overweegt als volgt.
Overeenkomstig vaste rechtspraak dient het hof bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen.
Het hof zal de vrouw vervangende toestemming verlenen om met [minderjarige 1] te verhuizen naar [plaats A] en neemt daarbij de volgende omstandigheden en belangen in aanmerking.
De ouders zijn in 2016 uit elkaar gegaan. [minderjarige 1] was toen één jaar oud. [minderjarige 1] is vanaf dat moment bij de vrouw blijven wonen. De man zag [minderjarige 1] op maandag, donderdag en vrijdag nadat hij haar van de BSO ophaalde rond 17.30 uur. Op maandag en donderdag bracht hij [minderjarige 1] na het avondeten weer naar de vrouw, bij wie zij door de weeks sliep. Op vrijdag bleef [minderjarige 1] bij hem slapen, tot zaterdagmiddag rond 13.00 uur. Deze contactmomenten vielen samen met de voetbaltrainingen en -wedstrijden van [minderjarige 1] . Het hof maakt hieruit op dat de man een betrokken vader was die [minderjarige 1] niet langdurig maar wel op frequente basis zag. Hij zag haar op meerdere korte momenten per week. De man en [minderjarige 1] hebben er samen belang bij om deze band met elkaar te bestendigen.
De vrouw heeft het recht en belang om haar persoonlijke omstandigheden te wijzigen en zich te vestigen bij haar partner en samen met hem een gezin te vormen. In 2021 heeft de vrouw haar huidige partner ontmoet en zij bleek sneller dan verwacht zwanger van hem. Zij voelt zich zeer welkom in de familie van haar partner, die een eigen huis heeft in [plaats A] . De vrouw en [minderjarige 1] zijn inmiddels ook vertrouwd met deze omgeving en [in] 2022 zijn de vrouw en haar partner ouders geworden van het halfbroertje van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] . De vrouw heeft naar het oordeel van het hof voldoende aannemelijk gemaakt dat zij geen soortgelijke woning zal kunnen betrekken in de regio [plaats C] en dat haar partner in meerdere opzichten gebonden is aan de regio [plaats A] .
Uit de verdeling van de zorg, zoals hiervoor omschreven, blijkt dat de vrouw van 2016 tot en met augustus 2022 het merendeel van de zorg voor [minderjarige 1] heeft gedragen. Weliswaar heeft de man de afgelopen maanden, na de bestreden beschikking, een grotere rol in het leven van [minderjarige 1] op zich genomen, maar dat weegt niet op tegen de zes jaren waarin voornamelijk de vrouw voor [minderjarige 1] zorgde. Het hof acht het in het belang van [minderjarige 1] dat de situatie, waarin de vrouw de hoofdverzorger is (zoals zij vele jaren is geweest), wordt gecontinueerd. [minderjarige 1] is op dit moment negen jaar oud en zit in groep 5 van de basisschool. Zij is nog jong en daardoor nog in staat om zich aan te passen aan een nieuwe woonomgeving in [plaats A] . Bovendien zal zij dan opgroeien samen met haar (half)broertje.
Door de verhuizing van [minderjarige 1] met de vrouw zal de betrokkenheid van de man in het leven van [minderjarige 1] anders worden, maar in het hierna te bespreken voorstel van de vrouw wordt de man – mede gezien de zorgtaakverdeling tot aan de bestreden beschikking – voldoende gecompenseerd in zijn tijd met [minderjarige 1] en hoeft dit niet tot verschraling van zijn vaderrol te leiden. Verder ziet het hof in de verstandhouding tussen de ouders geen belemmering voor een verhuizing. De communicatie tussen de ouders verloopt in het algemeen goed en zij zijn beiden in staat tot constructief overleg over [minderjarige 1] en kunnen uitvoering geven aan een gewijzigde zorgregeling. Dit in aanmerking nemende is het hof van oordeel dat de vrouw haar keuze weloverwogen heeft gemaakt en bij haar afwegingen het belang van [minderjarige 1] en haar belang van goede mogelijkheden tot contact met de man heeft betrokken.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat het belang van de vrouw om met [minderjarige 1] naar [plaats A] te verhuizen, zwaarder weegt dan het belang van de man bij afwijzing van dit verzoek.