ECLI:NL:GHAMS:2023:689

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
200.314.133/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming tot verhuizing met minderjarigen en inschrijving op school

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor verhuizing van een vrouw met haar twee minderjarige kinderen. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, woont momenteel in [plaats A] en verzoekt toestemming om met de kinderen naar [plaats D] te verhuizen, waar zij samen met haar partner wil gaan wonen. De man, verweerder in hoger beroep en de vader van de kinderen, woont in [plaats B] en heeft bezwaar tegen de verhuizing, omdat dit de omgang met de kinderen zou verminderen. De rechtbank had eerder het verzoek van de vrouw afgewezen, maar het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld.

Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw en de man gezamenlijk het gezag over de kinderen uitoefenen en dat de kinderen momenteel bij de vrouw wonen. De vrouw heeft aangevoerd dat haar netwerk in [plaats D] groter is en dat zij met haar partner, met wie zij in augustus 2023 wil trouwen, een gezin wil stichten. De man heeft betoogd dat de verhuizing nadelige gevolgen zal hebben voor de omgang met de kinderen en dat hij niet meer in staat zal zijn om een actieve rol in hun leven te spelen.

Na een zorgvuldige afweging van de belangen van de vrouw, de man en de kinderen, heeft het hof geoordeeld dat de vrouw voldoende heeft aangetoond dat de verhuizing in het belang van de kinderen is. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en de vrouw vervangende toestemming verleend om met de kinderen naar [plaats D] te verhuizen, met ingang van de zomervakantie 2023. Tevens is toestemming verleend voor de inschrijving van de kinderen op de basisschool en in de buitenschoolse opvang in [plaats D].

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.314.133/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/712860 / FA RK 22-406
Beschikking van de meervoudige kamer van 21 maart 2023 in de zaak van
[de vrouw] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. C.F.L.A. van der Vegt-Boshouwers te Eindhoven,
en
[de man] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. P.G.F.M. van Oss te Ermelo.
Als (overige) belanghebbenden zijn aangemerkt de minderjarigen:
- [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] );
- [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ),
verder gezamenlijk te noemen: de kinderen.
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 18 mei 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vrouw is op 2 augustus 2022 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 18 mei 2022.
2.2
De man heeft op 23 september 2022 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof is daarnaast ingekomen een bericht van de vrouw van 11 november 2022, met bijlagen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 21 november 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw Touber.
De advocaat van de man heeft pleitaantekeningen overgelegd.

3.De feiten

3.1
Uit de inmiddels verbroken relatie van de man en de vrouw zijn geboren:
- [minderjarige 1] , [in] 2015 te [plaats C] ;
- [minderjarige 2] , [in] 2019 te [plaats C] .
De man en de vrouw oefenen gezamenlijk het gezag uit over de kinderen. De kinderen wonen bij de vrouw.
3.2
De vrouw woont met de kinderen in [plaats A] en de man woont in [plaats B] . De afstand tussen [plaats A] en [plaats B] bedraagt met de auto twintig minuten. De man en de vrouw hebben beiden een partner. De man woont met zijn partner samen in [plaats B] en de partner van de vrouw is woonachtig in [plaats D ] . [minderjarige 1] zit op de basisschool en [minderjarige 2] zal met ingang van het schooljaar 2023/2024 naar de basisschool gaan. De man werkt als [functie] voor het Ministerie van Defensie; de kazerne is in [plaats E] gelegen. De vrouw werkt in [plaats A] .
3.3
Bij beschikking van de rechtbank van 23 juni 2021, hersteld bij beschikking van 29 september 2021, is een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) bepaald, die samengevat inhoudt dat de kinderen eenmaal per veertien dagen een weekend en in de andere week op maandag van 17.00 uur tot dinsdag 19.00 uur bij de man verblijven.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vrouw om haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen van [plaats A] naar [plaats D ] of één van de aangrenzende gemeentes te verhuizen en haar (voorwaardelijke) verzoek om vervangende toestemming te verlenen om de kinderen in te schrijven op een basisschool en buitenschoolse opvang, dan wel een kinderdagverblijf in de nieuwe woonplaats, afgewezen.
4.2
De vrouw verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking en opnieuw rechtdoende, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
- haar vervangende toestemming te verlenen om de gewone verblijfplaats van de kinderen in de kerstvakantie van 2022, althans met ingang van de zomervakantie 2023, althans met ingang van een door het hof in goede justitie te bepalen moment, te wijzigen naar [plaats D ] of één van de aangrenzende gemeentes;
- voor zover de man deze op het moment van de beschikking niet al gegeven heeft en de vrouw vervangende toestemming tot verhuizing krijgt, vervangende toestemming te geven om de kinderen aan te melden bij basisschool [basisschool] in de nieuwe woonplaats van de vrouw en bij de bijbehorende buitenschoolse opvang en het kinderdagverblijf [kinderdagverblijf] .
4.3
De man verzoekt het hoger beroep van de vrouw te verwerpen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, zo nodig onder verbetering van gronden.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Volgens de vrouw heeft de rechtbank haar verzoek ten onrechte afgewezen. In de bestreden beschikking is ten onrechte overwogen dat onvoldoende gesteld of gebleken is dat de toekomstige situatie van de vrouw en de kinderen in [plaats D ] wat de opvang van de kinderen en de ondersteuning van de vrouw betreft wezenlijk beter of anders is dan de huidige situatie in [plaats A] . Ten onrechte is de nadruk gelegd op het bijspringen in de dagelijkse zorg. Het netwerk van de vrouw in [plaats D ] is op dit moment al groter dan het netwerk in [plaats A] . Vanwege het werk van de man als [functie] moet de vrouw regelmatig de zorg voor de kinderen op zich nemen op momenten dat de kinderen volgens de zorgregeling bij hem zouden verblijven. Verder is in de bestreden beschikking ten onrechte overwogen dat de vrouw na haar verhuizing deels thuis en deels in [plaats F] , Duitsland, zal werken en is het feit dat zij niet (meer) in haar woonplaats werkt als iets negatiefs opgevat. In dit verband voert de vrouw aan dat uit de in eerste aanleg overlegde verklaring van haar werkgever (Rainbow Onlineshopping 24 Nederland B.V.) blijkt dat zij haar werkzaamheden volledig vanuit huis mag verrichten. Anders dan de rechtbank overweegt is de vrouw van plan om na haar verhuizing met haar partner te gaan samenwonen. Haar partner kan dus substantieel bijspringen. De relatie met haar partner was aanvankelijk niet de primaire reden voor een verhuizing naar [plaats D ] , maar inmiddels zijn de vrouw en haar partner verloofd en hebben zij besloten op 26 augustus 2023 met elkaar in het huwelijk te treden. De vrouw is van plan met haar partner, die vanwege zijn werk en zijn kinderen aan [plaats D ] gebonden is, te gaan samenwonen in zijn koopwoning in die plaats. De vrouw en haar partner hebben een kinderwens. In de bestreden beschikking is verder ten onrechte overwogen dat een verhuizing van de vrouw met de kinderen onmiskenbaar een vermindering van het contact met de man tot gevolg zal hebben en dat de daarvoor geboden compensatie daar niet aan af doet, dat de reistijd tussen de man en de kinderen aanzienlijk groter zal worden en dat dit de flexibiliteit bij het invullen van de zorgregeling niet ten goede zal komen. De vrouw is bereid om de contactmomenten tussen de man en de kinderen, die door de verhuizing zouden wegvallen, te compenseren zoals hierna nader omschreven. Er is bovendien geen sprake van vermindering van contact. De door de vrouw geboden compensatie omvat meer dan de omgangsmomenten die wegvallen, in welk verband van belang is dat de kinderen op maandag naar school en de buitenschoolse opvang gaan en zij dan geen hele dagen bij de man verblijven. Daarbij komt dat de man meerdere maanden per jaar vanwege zijn werk afwezig is en slechts de helft van de contactmomenten door hemzelf wordt ingevuld. Tot slot is de rechtbank volgens de vrouw niet ingegaan op alle omstandigheden die volgens vaste jurisprudentie bij de beoordeling van de verzoeken van de vrouw een rol spelen.
5.2
Volgens de man heeft de rechtbank de vrouw terecht geen vervangende toestemming verleend om met de kinderen naar [plaats D ] te verhuizen. De vrouw miskent dat de man, zijn partner en zijn familie ook tot het netwerk in [plaats A] behoren. De vrouw heeft er na de relatiebreuk bewust voor gekozen om in [plaats A] te blijven wonen. In de procedure in eerste aanleg heeft de vrouw gesteld dat het verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming voor verhuizing niet gekoppeld is aan haar partner en dat zij eerst met de kinderen een eigen woning wenst te betrekken, zodat zij kunnen wennen aan hun nieuwe leven in [plaats D ] . Dat de vrouw in hoger beroep aanvoert dat sprake is van een wens tot samenwoning en zelfs van een kinderwens, terwijl ten tijde van het indienen van het beroepschrift slechts drie maanden verstreken waren sinds de zitting in eerste aanleg, duidt erop dat zij de kans op toewijzing van haar verzoek wil vergroten. De vrouw stond weinig omgang toe en een kortgedingprocedure was nodig om tot uitbreiding van de omgang te komen. De man betwist dat veel omgangsmomenten niet zijn doorgegaan. Hij biedt bovendien compensatie aan als de omgang niet doorgaat. Ingeval van verhuizing van de kinderen naar [plaats D ] maakt de man geen deel meer uit van hun dagelijkse routine en kan hij niet meer aanwezig zijn bij (sport)activiteiten. Evenmin kunnen de man en de kinderen dan tussendoor kort contact met elkaar hebben. De door de vrouw voorgestelde compensatie is niet in het belang van de kinderen. Als de kinderen in [plaats D ] hun sociale leven opbouwen, is het niet fijn voor hen om drie van de vier weekenden niet in die omgeving te kunnen verblijven.
5.3
De raad heeft het hof ter zitting in hoger beroep geadviseerd om rekening te houden met de leeftijd van de kinderen en hun ontwikkelingstaken. In het belang van de ontwikkeling van de kinderen dienen zij met de niet-verzorgende ouder zo frequent mogelijk contact te hebben. Voor [minderjarige 2] is het gelet op haar jonge leeftijd van belang dat zij met de man een band kan opbouwen. Voor [minderjarige 1] is het belangrijk dat de man een rol speelt bij de schoolgang. De komende jaren zullen de kinderen in het weekend en doordeweeks na school aan (sport)activiteiten gaan deelnemen. De raad adviseert dat de man en de kinderen van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de man verblijven.
5.4
Het hof overweegt als volgt. Ingevolge het bepaalde in artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) dient de rechter in geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag, waartoe ook dit geschil over een voorgenomen verhuizing van de kinderen behoort, een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Bij deze beoordeling dient de rechter aan de hand van alle omstandigheden van het geval de belangen van alle betrokkenen in aanmerking te nemen en tegen elkaar af te wegen. Het belang van het kind staat daarbij voorop en dient een overweging van eerste orde te zijn. Dat neemt niet weg dat, afhankelijk van alle omstandigheden van het geval, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Anders dan de vrouw lijkt te menen, hoeft hierbij niet steeds te worden ingegaan gaan op de catalogus van omstandigheden die veelal in de jurisprudentie bij de beoordeling een rol spelen. Het gaat om een afweging van de omstandigheden die zich in de concrete zaak voordoen.
5.5
Het belang van de vrouw bij een verhuizing naar [plaats D ] is daarin gelegen dat zij met haar partner, met wie zij voornemens is in augustus 2023 in het huwelijk te treden, kan gaan samenwonen en met hem (in de toekomst) een gezin kan vormen, zoals ook de man reeds met zijn huidige partner heeft kunnen doen. Een alternatief, namelijk dat haar partner bij haar in [plaats A] komt wonen, is volgens de vrouw om praktische redenen uitgesloten, omdat de partner van de vrouw vanwege de zorg voor zijn eigen kinderen en de door hem gedreven onderneming aan [plaats D ] gebonden is. Als de vrouw een toekomst met haar partner wil opbouwen, zal zij dus naar [plaats D ] moeten verhuizen. Daarmee heeft zij de noodzaak van een verhuizing voor haar voldoende onderbouwd. Dat de vrouw deze omstandigheden in de procedure in eerste aanleg niet naar voren heeft gebracht, zoals de man aanvoert, doet hieraan naar het oordeel van het hof niet af, nu de omstandigheden door het voortschrijden van de tijd kunnen zijn gewijzigd en het hoger beroep bovendien mede tot doel heeft eigen fouten of omissies uit de eerste aanleg te herstellen. Aan het belang van de vrouw is het belang van de kinderen tot op zekere hoogte gerelateerd. Het is in het belang van de kinderen dat hun moeder, met wie zijn in gezinsverband samenwonen, beter zal kunnen functioneren door haar leven naar eigen goeddunken te kunnen inrichten.
5.6
Tegenover voornoemd belang van de vrouw en het daarmee samenhangende belang van de kinderen staan andere belangen die ook meewegen. De man en de kinderen hebben er belang bij om de hiervoor vermelde zorgregeling, waarbij de man zowel in de weekenden als op doordeweekse dagen bij de kinderen betrokken is, te kunnen voortzetten. De man, die mede het gezag over de kinderen heeft, heeft er verder belang bij om bij de verzorging en opvoeding van de kinderen betrokken te blijven en hen in nabijheid te zien opgroeien. Tevens is het belang van de kinderen ermee gediend om (ook) in de omgeving van hun vader te kunnen opgroeien en daarbij (ook) door hem te worden begeleid.
5.7
Bij de afweging van de hiervoor beschreven belangen acht het hof in dit geval doorslaggevend of in voldoende mate tegemoet wordt gekomen aan het belang van de man en de kinderen om, in geval van een verhuizing van de kinderen naar [plaats D ] , betrokken te blijven bij hun verzorging en opvoeding, ook in de omgeving van de man zelf. Het hof beantwoordt die vraag bevestigend. Hiertoe is het volgende van belang.
Hoewel de ouders van mening verschillen over de wijze waarop zij de zorgtaken na de beëindiging van de relatie hebben verdeeld, is aannemelijk geworden dat het zwaartepunt van de verzorging en opvoeding van de kinderen bij de vrouw lag en ligt. Doordat de man vanwege zijn werk als [functie] regelmatig in het buitenland verblijft, is hij niet altijd in staat de huidige zorgregeling na te komen en draagt de vrouw ook op die momenten veelal de zorg voor de kinderen. Gesteld noch gebleken is dat in deze (werk)situatie binnen afzienbare tijd verandering zal komen.
De man heeft volgens de huidige zorgregeling, afgezien van omgang om de week in het weekend, eenmaal per twee weken op maandag en dinsdag omgang met de kinderen. De raad heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat de kinderen belang hebben bij dit doordeweekse contact met hun vader. Een verhuizing van de vrouw met de kinderen naar [plaats D ] heeft tot gevolg dat het contact tussen de man en de kinderen vermindert en de vader zijn vaderrol niet meer op dezelfde wijze kan vervullen als nu. Vanwege de reistijd tussen [plaats B] en [plaats D ] zal alleen de omgang in de weekenden doorgang kunnen blijven vinden en zullen de kinderen niet tot maandagochtend bij de man kunnen verblijven. De omgang eenmaal per veertien dagen op maandag en dinsdag zal dan moeten vervallen. Hoewel de bezwaren die de man daartegen heeft begrijpelijk zijn, is daarmee naar het oordeel van het hof echter niet gezegd dat voor de man geen verzorgende en opvoedende rol voor de kinderen (meer) is weggelegd. Hierbij betrekt het hof dat de vrouw alternatieven heeft geboden om de gevolgen van de verhuizing voor de kinderen en de man te compenseren. Zij heeft een ruime zorgregeling voorgesteld, die inhoudt dat de kinderen bij de man verblijven drie van de vier weekenden per maand als hij aanwezig is, gedurende de vakanties van een week, tijdens de feestdagen en op studiedagen. Daarnaast is de vrouw bereid om een groter deel van het vervoer van de kinderen voor haar rekening te nemen door hen op vrijdag naar het werk van de man in [plaats E] te brengen en hen op zondag rond 17.00 uur bij de man thuis op te halen. Deze door de vrouw geboden alternatieven bieden naar het oordeel van het hof voldoende compensatie voor de gevolgen van de verhuizing voor het contact tussen de man en de kinderen. Dat de man de kinderen om de week op maandag en dinsdag niet langer naar school kan brengen en hen daar kan ophalen, acht het hof tegen de achtergrond van deze compensatie niet doorslaggevend, nu de man de kinderen ook ingeval van een verhuizing desgewenst op vrijdag uit school kan ophalen en op die manier het contact met school kan behouden. De verwachting van de man dat hij minder bij de kinderen betrokken zal kunnen zijn, omdat hij niet meer aanwezig kan zijn bij (sport)activiteiten en er ook geen ruimte is voor contacten met de kinderen tussendoor, legt evenmin voldoende gewicht in de schaal, nu het vanwege de reistijd tussen [plaats A] en [plaats B] van, per auto, twintig minuten op dit moment ook niet vanzelfsprekend is dat de man deelneemt aan het dagelijks leven van de kinderen en zij op dit moment ook geen contact met elkaar hebben buiten de zorgregeling om. Bovendien kunnen de ouders de omgang in onderling overleg ook op een andere wijze vormgegeven, in die zin dat de man op de dagen dat hij vrij heeft van zijn werk extra omgang met de kinderen kan hebben en zijn vaderrol op die manier zoveel mogelijk kan blijven uitoefenen zoals nu het geval is. De vrouw heeft met haar voorstellen voor een alternatieve omgangsregeling duidelijk laten blijken dat zij in het belang van de kinderen de omgang met de vader zal blijven ondersteunen en bereid is daarvoor ook zelf offers te brengen. Het hof vertrouwt er daarom op dat de vrouw bereidheid aan de dag zal blijven leggen om tot een (ruime) compensatie van de verminderde omgang tussen de man en de kinderen te komen, zodat een goed contact tussen de man en de kinderen na de verhuizing gewaarborgd blijft. Van de man mag worden verwacht dat hij zich, net als de vrouw, flexibel opstelt bij het zoeken naar oplossingen. De vervoerskosten die zijn gemoeid met een andere verdeling van de zorg voor de kinderen vormen geen beletsel voor de uitvoering daarvan, nu de vrouw zich bereid heeft verklaard om deze kosten voor haar rekening te nemen. Met het voorgaande wordt naar het oordeel van het hof in voldoende mate tegemoetgekomen aan het belang van de man en de kinderen dat de man, ook na een verhuizing van de kinderen naar [plaats D ] , betrokken blijft bij hun verzorging en opvoeding, ook in de omgeving van de man zelf. De belangenafweging valt dus uit in het voordeel van de vrouw.
5.8
Duidelijk is wel dat een verhuizing naar [plaats D ] grote veranderingen voor de kinderen mee zal brengen, met name in het contact met de man, de familie van de zijde van beide ouders, de vriendjes en vriendinnetjes van de kinderen, de school en de verdere leefomgeving. Om ervoor te zorgen dat de kinderen zich goed op de verhuizing kunnen voorbereiden en op hun huidige school, buitenschoolse opvang en kinderdagverblijf afscheid kunnen nemen en de kinderen aan het begin van een nieuw schooljaar op hun nieuwe school en kinderopvang kunnen beginnen, acht het hof het in hun belang dat zij niet eerder dan met ingang van het schooljaar 2023/2024 op school, de buitenschoolse opvang en het kinderdagverblijf in [plaats D ] zullen starten. [minderjarige 2] zal dan voor het eerst naar de basisschool gaan. Daarom zal het hof de vrouw vervangende toestemming verlenen om met ingang van de zomervakantie 2023 met de kinderen naar [plaats D ] te verhuizen en hen daar met ingang van het schooljaar 2023/2024 in te schrijven bij basisschool [basisschool] te [plaats D ] , de bijbehorende buitenschoolse opvang en het kinderdagverblijf [kinderdagverblijf] .
5.9
Gelet op het voorgaande zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en de verzoeken van de vrouw toewijzen zoals hierna vermeld.

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking en opnieuw rechtdoende:
verleent de vrouw vervangende toestemming tot verhuizing met de kinderen naar [plaats D ] , met ingang van de zomervakantie 2023;
verleent de vrouw vervangende toestemming tot inschrijving van de kinderen bij basisschool [basisschool] te [plaats D ] , de bijbehorende buitenschoolse opvang en het kinderdagverblijf [kinderdagverblijf] , met ingang van het schooljaar 2023/2024;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.V.T. de Bie, mr. M.T. Hoogland en mr. J.W. van Zaane, in tegenwoordigheid van mr. L. Meulman als griffier en is op 21 maart 2023 in het openbaar uitgesproken door mr. J.F. Miedema.