Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
PIANO SOFTWARE INC.,
1.Het geding in hoger beroep
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord.
2.De feiten
3 To facilitate your ramping up into the position, you are eligible to receive a minimum commission of EUR 24,000 for the period covering your start date to December 31, 2019. This amount is composed of the following: EUR 12,000 as a guarantee;(…) an additional EUR 6,000 if you close one deal that generates invoiced revenues for the Company before January 1, 2020.”
3.De beoordeling
grieven 1 tot en met 8die zich voor gezamenlijke behandeling lenen, komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat gekeken moet worden naar hetgeen uiteindelijk aantoonbaar tussen partijen is overeengekomen, oftewel wat is vastgelegd in de arbeidsovereenkomst. [appellant] betoogt dat de kantonrechter de communicatie tussen partijen voorafgaand aan de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst onvoldoende heeft betrokken bij zijn oordeel over de inhoud van de tussen hen gemaakte afspraken. Volgens [appellant] hebben partijen afgesproken dat zij in onderling overleg nog een commissieregeling zouden vaststellen die specifiek was toegespitst op de nieuwe functie van [appellant] . Dat heeft Piano niet gedaan en daarom brengen de eisen van redelijkheid en billijkheid alsmede het beginsel van goed werkgeverschap mee dat [appellant] aanspraak maakt op het gevorderde bedrag aan bonus. [appellant] voert voorts aan dat de kantonrechter verzuimd heeft relevantie toe te kennen aan het feit dat Piano niet begin 2020 met een commissieplan is gekomen hoewel dat in alle redelijkheid van haar mocht worden verwacht. Volgens [appellant] was de door Piano op 27 maart 2020 verstrekte commissieregeling niet toepasselijk op zijn functie omdat de kern van zijn functie was om strategische partnerships te realiseren terwijl de toegezonden commissieregeling betrekking had op business sales. Het bezwaar van [appellant] tegen de inhoud van het e-mailbericht van 27 maart 2020 is niet een bezwaar tegen een gemaakte afspraak - zoals de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen - maar een bezwaar tegen het door Piano gedane voorstel voor een commissieregeling. Hierbij is van belang dat [appellant] de meegedeelde target van 1 miljoen euro omzet volstrekt willekeurig en niet haalbaar achtte. Verder voert [appellant] aan dat duidelijke doelstellingen en meetpunten ontbreken bij de toekenning van de bonus hetgeen uitsluitend is veroorzaakt door de handelwijze van Piano. Het functioneren van [appellant] was goed en kan dus geen bepalende factor zijn geweest voor de weigering van de bonus. Ook het feit dat de arbeidsovereenkomst niet is voortgezet kan niet zo worden uitgelegd dat daarin zou kunnen worden gelezen dat [appellant] niet aan de verwachtingen voldeed. Datzelfde geldt voor de afsluiting van systemen en communicatiemiddelen. Dit alles vond immers plaats ten tijde van het einde van de arbeidsovereenkomst en heeft geen betekenis voor de vraag of [appellant] aanspraak maakt op de gevorderde bonus, aldus steeds [appellant] .
‘commission plan’in artikel 2, tweede lid, eerste volzin wordt bedoeld een nader door partijen overeen te komen commissieregeling die is afgestemd op zijn functie, wordt verworpen. Dat staat immers niet in de arbeidsovereenkomst en bij gebreke van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat partijen de afspraak hadden gemaakt om in onderling overleg een specifieke op de functie van [appellant] afgestemde commissieregeling vast te stellen, kan zulks ook met toepassing van de hiervoor vermelde Haviltex-maatstaf niet in de hiervoor genoemde bepaling van de arbeidsovereenkomst worden gelezen. De omstandigheid dat eerst bij e-mail van 27 maart 2020 Piano aan [appellant] heeft meegedeeld dat zijn target was gesteld op het behalen van een omzet van 1 miljoen euro, doet aan het voorgaande niet af. Voor zover [appellant] heeft betoogd dat het stellen van die target te laat is geweest, kan dat betoog hem evenmin baten. Niet is gebleken dat deze commissieregeling die erop neerkomt dat aan [appellant] een commissie toekomt van ongeveer 10% over door hem gerealiseerde omzet, evident onredelijk is. Daarbij komt dat genoegzaam is gebleken dat [appellant] geen omzet heeft gerealiseerd die hem recht geeft op meer commissie dan het reeds door hem ontvangen bedrag van € 244,-, waarover hierna bij de bespreking van de grieven 9 en 10 meer. Ook het beroep van [appellant] dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid alsmede het beginsel van goed werkgeverschap voortvloeit dat het verzuim van Piano een nadere commissieregeling vast te stellen voor rekening van Piano komt en dat [appellant] - zo begrijpt het hof - reeds daarom alsnog aanspraak maakt op het door hem gevorderde bedrag aan bonus, faalt. Dit beroep stuit reeds af op het feit dat - zoals hiervoor is overwogen - niet is komen vast te staan dat Piano zich heeft verbonden die nadere commissieregeling vast te stellen. Anders dan [appellant] kennelijk betoogt, hebben het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst en de afsluiting van [appellant] van de systemen en communicatiemiddelen geen rol gespeeld bij de beslissingen om [appellant] de gevorderde bonus niet toe te kennen. [appellant] heeft zijn stelling dienaangaande tegenover de gemotiveerde betwisting van Piano die erop neerkomt dat Piano nooit afspraken over bonusaanspraken heeft gemaakt op basis van prestaties of beoordelingen anders dan op basis van gerealiseerde omzet, niet althans onvoldoende nader onderbouwd. Het voorgaande brengt mee dat de grieven 1 tot en met 8 falen.
de grieven 9 en 10komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat het op de weg van [appellant] had gelegen om aan te tonen dat hij, anders dan Piano heeft aangevoerd, wel degelijk meer omzet zou hebben gegenereerd en dat hij om toegang tot het informatiesysteem had kunnen verzoeken indien hij daaraan behoefte had. Ook deze grieven slagen niet. Daartoe is het volgende redengevend. Tegenover de betwisting van Piano dat [appellant] meer omzet heeft gegenereerd dan hetgeen Piano heeft aangevoerd, heeft [appellant] geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit de gevolgtrekking kan worden gemaakt dat hij meer omzet heeft gerealiseerd dan het door Piano opgegeven bedrag. Piano heeft [appellant] gedurende het dienstverband commissieoverzichten verstrekt met de door hem gerealiseerde verkopen en bijbehorende commissiebedragen. Niet is gebleken dat [appellant] tegen deze overzichten bezwaar heeft gemaakt of anderszins duidelijk heeft gemaakt dat de inhoud van die overzichten onjuist is. [appellant] heeft evenmin gesteld dat uit zijn eigen overzichten volgt dat hij meer omzet heeft gegenereerd dan Piano in de genoemde overzichten heeft weergegeven. Nu [appellant] ook geen specifiek bewijsaanbod heeft gedaan op dit punt, komt zijn vordering ook in hoger beroep niet voor toewijzing in aanmerking.
grief 11faalt.