ECLI:NL:GHAMS:2023:616

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
200.314.989/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking inzake hoofdverblijfplaats van een minderjarige na wijziging van omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [kind 1]. De man, verzoeker in hoger beroep, had eerder bij de rechtbank Amsterdam verzocht om de hoofdverblijfplaats van [kind 1] bij hem te bepalen, maar dit verzoek was afgewezen. De rechtbank had in haar beschikking van 22 juni 2022 bepaald dat de hoofdverblijfplaats bij de vrouw zou zijn. Sinds die beschikking zijn de omstandigheden echter gewijzigd: de vrouw is uit de voormalig echtelijke woning vertrokken en woont nu met haar nieuwe echtgenoot in Egypte, terwijl de man weer in de woning verblijft en de zorg voor [kind 1] op zich heeft genomen. Het hof heeft geconstateerd dat de man al tijdens het huwelijk een groot deel van de verzorging en opvoeding van [kind 1] op zich nam en dat [kind 1] zelf de wens heeft om bij zijn vader te wonen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de juridische situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie. Het hof heeft geoordeeld dat het in het belang van [kind 1] is dat zijn hoofdverblijfplaats bij de man wordt bepaald, en heeft de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.314.989/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/709361 / FA RK 21-6933
Beschikking van de meervoudige kamer van 14 maart 2023 in de zaak van
[de man] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. S. Toughza te Amsterdam,
en
[de vrouw] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw.
Als belanghebbende is aangemerkt:
- de minderjarige [kind 1] (hierna te noemen: [kind 1] ).
Het hof heeft advies gevraagd aan:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van de procedure bij de rechtbank

Het hof verwijst voor het verloop van de procedure bij de rechtbank naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) van 22 juni 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De man is op 11 augustus 2022 in hoger beroep gekomen van de voornoemde beschikking van 22 juni 2022.
2.2
Bij het hof zijn verder de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de man van 8 september 2022, met bijlagen;
- een bericht van de man van 25 januari 2023, met bijlagen;
- een bericht van de man van 24 februari 2023, met bijlage.
2.3
De voorzitter heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling, in aanwezigheid van de griffier, met [kind 1] gesproken. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 1 maart 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de man, bijgestaan door mr. S. Benayad, waarnemend voor zijn advocaat, en M. Cheiboukh, tolk in de Arabisch-Syrische taal;
- de raad, vertegenwoordigd door de heer V. Aelbers.
De vrouw is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn gehuwd [in] 1997 te [plaats B] , Syrië. Het huwelijk is op 26 november 2020 ontbonden. Partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [kind 2] , geboren [in] 1999 te [plaats B] , Syrië,
- [kind 3] , geboren [in] 2000 te [plaats B] , Syrië, en
- [kind 1] , geboren op [in] 2006 te [plaats B] , Syrië.
Partijen hebben gezamenlijk het gezag over [kind 1] , die eveneens de Nederlandse nationaliteit heeft.
3.3
[kind 1] verblijft met de man in de voormalig echtelijke woning aan de [A-straat] te [plaats A] (hierna: de woning).

4.De omvang van het hoger beroep

4.1
Bij de bestreden beschikking is de hoofdverblijfplaats van [kind 1] bij de vrouw bepaald. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad. Het verzoek van de man om de hoofdverblijfplaats van [kind 1] bij hem te bepalen, is afgewezen.
4.2
De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, de hoofdverblijfplaats van [kind 1] bij de man te bepalen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
De man wil dat de hoofdverblijfplaats van [kind 1] bij hem wordt bepaald. Tijdens het huwelijk, toen de ouders nog samenwoonden, nam de man al een groot deel van de verzorging en opvoeding van [kind 1] op zich. Hij heeft een goede band met [kind 1] , die zelf ook de wens heeft om bij zijn vader te wonen. Sinds de bestreden beschikking zijn de omstandigheden gewijzigd. De vrouw is opnieuw gehuwd en verblijft met haar echtgenoot in Egypte. [kind 1] is in de woning achter gebleven. De man woont inmiddels weer in de woning en draagt zorg voor [kind 1] .
De vrouw heeft geen verweer gevoerd.
5.2
De raad heeft ter zitting geadviseerd de juridische situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie. Voor [kind 1] is vooral van belang dat hij contact heeft met beide ouders, waarvoor ook de man verantwoordelijkheid draagt.
5.3
Ingevolge artikel 1:253a lid 2 onder b van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan, in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag, de rechter op verzoek van de ouders of een van hen beslissen bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
5.4
Als onweersproken staat vast dat in de echtscheidingsprocedure, die destijds in Syrië is gevoerd, geen beslissing is genomen over de hoofdverblijfplaats van [kind 1] of toevertrouwing van hem aan één van de ouders. De man heeft bij de rechtbank verzocht de hoofdverblijfplaats bij hem te bepalen. In die periode woonde [kind 1] met zijn moeder in de woning, droeg zij feitelijk de zorg voor [kind 1] en verbleef de man elders. Onder verwijzing naar die omstandigheden heeft de rechtbank in de bestreden beschikking het verzoek van de man afgewezen en de hoofdverblijfplaats van [kind 1] bij de vrouw bepaald.
Nadien is de situatie gewijzigd. Uit de stukken blijkt dat de vrouw opnieuw is gehuwd. Ter zitting in hoger beroep is gesteld dat zij de woning heeft verlaten, met haar echtgenoot in Egypte verblijft en naar verwachting daar zal blijven hoewel zij nu nog ingeschreven staat op het oude adres in [plaats A] . De man is teruggekeerd in de woning en heeft zich – naar het hof begrijpt – met instemming van de vrouw ook weer bij de gemeente op dat adres laten inschrijven. Sindsdien draagt de man feitelijk de zorg voor [kind 1] , die heeft verklaard dat dat goed gaat en dat ook zijn wens is. Daarnaast heeft [kind 1] nog met zijn moeder contact via de telefoon en heeft hij zich, aldus [kind 1] zelf, erbij neergelegd dat zij elders woont. Het hof begrijpt hieruit dat de verzorging en opvoeding inmiddels bij de man is komen te liggen en dat dit de instemming heeft van alle betrokkenen.
Onder deze omstandigheden acht het hof het in belang van [kind 1] dat zijn hoofdverblijfplaats bij de man wordt bepaald. Daarmee wordt de juridische situatie in overeenstemming gebracht met de huidige feitelijke situatie.
Het hof zal de bestreden beschikking vernietigen en het verzoek van de man alsnog toewijzen.

6.De beslissing

Het hof,
vernietigt de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 22 juni 2022 en opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat [kind 1] , geboren op [in] 2006 te [plaats B] , Syrië, zijn hoofdverblijfplaats heeft bij de man, en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. van Baardewijk, M.T. Hoogland en G.W. Brands-Bottema, in tegenwoordigheid van mr. F. de Jongh als griffier en op 14 maart 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.