ECLI:NL:GHAMS:2023:613

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
200.316.298/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling hoofdverblijfplaats kinderen afgewezen wegens gebrek aan afspraken over kosten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats van vier minderjarige kinderen, geboren uit het huwelijk van de verzoekster (de vrouw) en de verweerder (de man). De vrouw had in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 6 juli 2022 aangevochten, waarin de hoofdverblijfplaats van de kinderen deels bij de man was bepaald. De vrouw stelde dat de rechtbank onterecht had geoordeeld en dat de zorgregeling niet evenredig was, waarbij zij alle verantwoordelijkheden voor de kinderen droeg. De man daarentegen verdedigde zijn verzoek door te stellen dat hij de zorgregeling correct uitvoerde en dat de inschrijving van de kinderen op zijn adres financieel voordelig was.

Tijdens de mondelinge behandeling op 18 januari 2023 werd duidelijk dat de ouders niet in staat waren om afspraken te maken over de kosten van de zorg voor de kinderen. Het hof oordeelde dat het in het belang van de kinderen was dat zij allemaal dezelfde hoofdverblijfplaats hadden en dat de verblijfsoverstijgende kosten door dezelfde ouder werden voldaan. Het hof vernietigde de bestreden beschikking voor zover deze de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de man na 1 april 2023 bepaalde en wees het verzoek van de man af. De hoofdverblijfplaats van de kinderen werd met ingang van 1 april 2023 weer bij de vrouw bepaald, zodat zij hen op haar adres kon inschrijven.

Het hof benadrukte het belang van goede communicatie tussen de ouders en de mogelijkheid van mediation om hen te helpen bij het maken van afspraken over de zorg voor de kinderen. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk effect heeft, ondanks eventuele hoger beroep mogelijkheden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.316.298/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/717658 / FA RK 22-3014 (CO/MD)
Beschikking van de meervoudige kamer van 14 maart 2023 in de zaak van
[de vrouw] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. Y. Wong te Amsterdam,
en
[de man] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. K. Withagen te Amsterdam.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] )
;
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] );
- de minderjarige [minderjarige 3] (hierna te noemen: [minderjarige 3] );
- de minderjarige [minderjarige 4] (hierna te noemen: [minderjarige 4] ).
Hierna gezamenlijk te noemen: de kinderen.
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie [plaats A] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank), van 6 juli 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De vrouw is op 19 september 2022 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 6 juli 2022.
2.2
De man heeft op 16 november 2022 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- een brief van de zijde van de man van 15 december 2022 met bijlagen;
- een bericht van de zijde van de vrouw van 29 december 2022 met bijlagen;
- een bericht van de zijde van de man van 3 januari 2023 met een bijlage.
2.4
De voorzitter heeft voorafgaand aan de zitting met [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gesproken. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van deze gesprekken zakelijk weergegeven. De aanwezigen hebben gelegenheid gehad daar op te reageren.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 18 januari 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat en ondersteund door meneer M. Ajouaou, tolk Marokkaans-Arabisch;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door meneer V. Aelbers.
Mr. Wong heeft pleitnotities overgelegd.

3.De feiten

3.1
Uit het (op 15 september 2017) door echtscheiding ontbonden huwelijk van partijen zijn geboren:
- [minderjarige 1] , [in] 2009 te [plaats A] ;
- [minderjarige 2] , [in] 2012 te [plaats A] ;
- [minderjarige 3] , [in] 2014 te [plaats A] ;
- [minderjarige 4] , [in] 2014 te [plaats A] .
3.2
De ouders hebben gezamenlijk ouderlijk gezag over de kinderen. In de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank van 23 augustus 2017 is het hoofdverblijf van de kinderen bij de vrouw bepaald. Daarnaast is een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: de zorgregeling) bepaald waarbij de man de kinderen de ene week van woensdag uit school tot vrijdag naar school bij zich heeft en de andere week van woensdag uit school tot zondag 17:00 uur, waarbij de vrouw de kinderen op zondag bij de man ophaalt.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, op het daartoe strekkende verzoek van de man, de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] bij de man bepaald.
4.2
De vrouw verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van alle kinderen met terugwerkende kracht bij de vrouw wordt bepaald en dat alle overige verzoeken van de man worden afgewezen.
4.3
De man verzoekt het hoger beroep van de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

Wettelijk kader
5.1
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van één van hen aan de rechter worden voorgelegd. Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a lid 2 BW kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een beslissing geven over de hoofdverblijfplaats.
Standpunten
5.2
De vrouw stelt zich op het standpunt dat de rechtbank het verzoek van de man onterecht heeft toegewezen. De rechtbank is uitgegaan van onjuiste juridische maatstaven. De verdeling van de zorg over de kinderen is niet evenredig. Het zwaartepunt van de zorg ligt nog altijd bij de vrouw en zij draagt alle verantwoordelijkheden voor de kinderen. De rechtbank heeft onterecht niet gezien of overwogen dat de man op geen enkele wijze een behoorlijke uitvoering geeft aan de zorgregeling zoals die in de echtscheidingsbeschikking is vastgelegd. De man heeft al jarenlang geen enkele bijdrage geleverd. Dit had de rechtbank in de overwegingen moeten benoemen als een doorslaggevende factor voor de beslissing. De enige motivatie voor het verzoek van de man is het extra geld dat hij zal ontvangen als twee kinderen bij hem staan ingeschreven. Het extra geld dat hij ontvangt, besteedt de man niet aan de kinderen maar aan zichzelf, aldus de vrouw. Nu [minderjarige 2] en [minderjarige 3] door de bestreden beschikking staan ingeschreven bij de man moet de vrouw € 300,- terugbetalen aan de Belastingdienst. Zij is afgekeurd en niet in staat te werken. Volgens de vrouw is er geen procedure voor kinderalimentatie aanhangig in Marokko.
5.3
De man is van mening dat de rechtbank zijn verzoek terecht heeft toegewezen. De kinderen verblijven conform de vastgelegde zorgregeling bij hem. Daarnaast helpt hij de vrouw op zaterdag met het brengen van de kinderen naar de voetbal. Door de vrouw wordt hij onterecht als onverantwoordelijke ouder neergezet. De man is ook betrokken bij de school en de sporten van de kinderen. Door het inschrijven van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] op zijn adres worden de overheidstegemoetkomingen eerlijk verdeeld en wordt het maximale aan toeslagen ontvangen. Dat twee kinderen bij hem staan ingeschreven kan hem eventueel aan een urgentieverklaring helpen waardoor hij eerder in staat is een grotere woning te bemachtigen. De rechtbank heeft dus niet enkel de financiële belangen betrokken in de overweging. De man heeft [minderjarige 2] en [minderjarige 3] reeds ingeschreven op zijn adres en heeft in november 2022 met terugwerkende kracht een tegemoetkoming ontvangen. Van dit bedrag heeft hij afgelost op de schulden die hij heeft moeten maken om in het onderhoud van de kinderen te kunnen voorzien.
5.4
[minderjarige 1] heeft in het gesprek met de voorzitter aangegeven dat alle vier de kinderen nu tegelijkertijd bij de man verblijven. [minderjarige 2] heeft in het gesprek met de voorzitter aangegeven dat de zorgregeling zoals die is afgesproken op dit moment wordt uitgevoerd en dat alle vier de kinderen tegelijkertijd naar de man gaan. Sinds een maand voor kerst is dat het geval. Daarvoor verbleven alle kinderen doordeweeks bij de vrouw en gingen twee van de vier kinderen een weekend naar de man en het volgende weekend de andere twee kinderen.
5.5
De raad heeft ter zitting in hoger beroep het volgende verklaard. De bedoeling van de rechtbank is geweest een win-win situatie te creëren. Wanneer de ouders geen afspraken met elkaar maken over de kosten van de kinderen, zullen de kinderen niet profiteren van de situatie die de rechtbank heeft willen creëren. Door beperkt vertrouwen in elkaar komt dit niet van de grond. De kinderen hebben nodig dat de ouders afspraken maken over de financiën. De raad geeft aan dat mediation helpend kan zijn voor deze ouders. De ouders zijn niet in staat hier zelf, zonder hulp, afspraken over te maken. De ouders kunnen zich bij het Ouder- en Kind Team (OKT) melden met een gezamenlijke hulpvraag, aldus de raad.
Beoordeling
5.6
Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat beide ouders anders verklaren over hoe de zorg voor de kinderen feitelijk is verdeeld. Recent wordt de zorgregeling zoals die is vastgelegd in de echtscheidingsbeschikking echter door de man nagekomen. Met een dergelijke zorgregeling behoort het tot de mogelijkheden niet alle kinderen bij dezelfde ouder in te schrijven, maar de inschrijving ‘te verdelen’ tussen de ouders. Dan is het wel noodzakelijk dat tussen de ouders goede afspraken worden gemaakt over wie welke kosten betaalt voor welk kind en wat wordt gebudgetteerd voor de verblijfsoverstijgende kosten, zodat alle kinderen gelijk worden behandeld. Als [minderjarige 2] en [minderjarige 3] bij de man staan ingeschreven dient hij in beginsel de verblijfsoverstijgende kosten voor hen te betalen.
5.7
In deze situatie is gebleken dat de ouders niet in staat zijn afspraken te maken over het financiële aspect van de zorg voor de kinderen en zelfs van mening verschillen over elkaars aandeel in de zorg, waarbij elk van hen het eigen (financiële) aandeel in de zorg groter vindt dan dat van de ander. Het hof acht het dan in het belang van de kinderen dat zij allemaal dezelfde hoofdverblijfplaats hebben en dat alle verblijfsoverstijgende kosten door dezelfde ouder worden voldaan. Dit voorkomt ongelijkheid tussen de kinderen en onnodige ruis tussen de ouders. Het gegeven dat wellicht dan niet het maximale bedrag aan toeslagen kan worden ontvangen is betreurenswaardig maar ondergeschikt aan het belang van duidelijkheid over de besteding van een beschikbaar budget voor de vier kinderen.
Met betrekking tot het argument van de man dat hij een grotere kans maakt op het verkrijgen van urgentie voor een geschiktere woning, overweegt het hof dat de man onvoldoende heeft onderbouwd dat hij zich daadwerkelijk inspant om een grotere woning te bemachtigen. Hij kan bovendien op grond van de vastgestelde zorgregeling aantonen, dat hij een groot aandeel in de zorg voor zijn vier kinderen heeft.
5.8
Het hof acht het van belang dat de ouders, zoals de raad ter zitting heeft aangegeven, beter leren communiceren. De raadsvertegenwoordiger heeft hulp aangeboden bij het formuleren voor een gezamenlijke hulpvraag waarmee de ouders hulp kunnen vragen bij het OKT. Als het de ouders lukt met elkaar in gesprek te gaan, staat het hen vrij om tot andere afspraken te komen met betrekking tot de zorg voor de kinderen en de hoofdverblijfplaats.
5.9
Het bovenstaande betekent dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en het verzoek van de man zal afwijzen als na te melden. De man heeft inmiddels vanaf de datum dat hij [minderjarige 2] en [minderjarige 3] bij zich heeft ingeschreven de bijbehorende overheidstegemoetkomingen ontvangen. Het hof gaat er van uit dat deze aan [minderjarige 2] en [minderjarige 3] zijn/worden besteed. Om te voorkomen dat een terugbetalingsverplichting aan de belastingdienst/toeslagen ontstaat, heeft het hof ervoor gekozen om met ingang van 1 april 2023 de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] weer bij de vrouw te bepalen. Dit betekent dat de vrouw [minderjarige 2] en [minderjarige 3] met ingang van 1 april 2023 weer op haar adres kan inschrijven.

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep, voor zover daarbij de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ook na 1 april 2023 nog bij de man is bepaald, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst het verzoek van de man de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] bij hem te bepalen af voor zover het verzoek betrekking heeft op de periode na 1 april 2023;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor zover daarbij de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2] en [minderjarige 3] bij de man is bepaald over de periode van 6 juli 2022 tot 1 april 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.W. Brands-Bottema, mr. A.N. van de Beek en mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, in tegenwoordigheid van mr. S.G. Risseeuw als griffier en is op 14 maart 2023 in het openbaar uitgesproken door de jongste raadsheer.