ECLI:NL:GHAMS:2023:600

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
10 maart 2023
Zaaknummer
23-003390-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met aanpassing van straf en afwijzing vordering benadeelde partij in hoger beroep

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 20 december 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1985, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 150,00 voor belediging door in de richting van de aangeefster te spugen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging en de vordering van de benadeelde partij. De verdachte had aangevoerd dat zijn gedrag voortkwam uit een burenconflict en dat de aangeefster ook provocerend had gehandeld. Het hof heeft de omstandigheden van het burenconflict in overweging genomen en besloten om de straf te wijzigen naar een voorwaardelijke geldboete van € 150,00 met een proeftijd van twee jaar. De vordering van de benadeelde partij, die in eerste aanleg was toegewezen tot € 250,00, is in hoger beroep afgewezen omdat het hof oordeelde dat de benadeelde partij ook een bijdrage had geleverd aan de escalatie van het conflict. Het hof heeft de vordering tot schadevergoeding vastgesteld op nihil en de kosten voor beide partijen bepaald.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003390-21
datum uitspraak: 7 maart 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 december 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-271609-21 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1985,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 februari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van strafoplegging, de beslissing ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij en de opgelegde schadevergoedingsmaatregel. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot onvoorwaardelijke geldboete van € 150,00.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 150,00, met een proeftijd van twee jaren
De raadsman heeft verzocht de verdachte met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel, omdat het tenlastegelegde heeft plaatsgevonden in de context van een al langer bestaand burenconflict en de ten laste van de verdachte bewezenverklaarde gedragingen mede veroorzaakt zijn door het gedrag van de aangeefster
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van zijn toenmalige buurvrouw door in haar richting te spugen. Naar iemand spugen is bijzonder onsmakelijk en beledigend en dit gedrag rechtvaardigt zonder meer strafoplegging. Een onvoorwaardelijke geldboete zoals door de politierechter opgelegd, is in beginsel dan ook passend. Het hof ziet echter in de omstandigheden van het geval aanleiding om af te wijken van de straf die is opgelegd in eerste aanleg. Het onderhavige feit moet namelijk worden gezien in het licht van een burenconflict tussen de verdachte en zijn vriendin enerzijds en de aangeefster anderzijds, welk conflict al geruime tijd speelt. De verdachte heeft voornamelijk gehandeld in de context van dit conflict, waarbij minst genomen sprake is geweest van enige provocatie door de aangeefster. Voorts zijn sinds het onderhavige feit geen nieuwe incidenten ter kennis van politie en justitie gekomen en zijn de verdachte en de aangeefster inmiddels geen buren meer van elkaar. Het hof acht een voorwaardelijke geldboete met een proeftijd van hierna te vermelden duur passender, mede om de verdachte ervan te weerhouden zich wederom schuldig te maken aan strafbare feiten.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 februari 2023 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld voor belediging. Gelet hierop ziet het hof geen aanleiding om toepassing te geven aan artikel 9a Sr.
Het hof acht, alles afwegende, een geheel voorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 266 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 500,00, bestaande uit immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 250,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de vordering tot schadevergoeding zal toewijzen tot een bedrag van € 150,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De verdediging heeft bepleit dat het hof de vordering zal afwijzen, rekening houdend met de mate van eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partij.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde belediging. Hiermee heeft hij onrechtmatig gehandeld jegens de benadeelde partij en is hij aansprakelijk voor de schade die daarvan het rechtstreekse gevolg is.
Het onderhavige feit moet echter gezien worden in het licht van een burenconflict tussen de benadeelde partij en de verdachte. Voorafgaand aan de bewezenverklaarde belediging was de benadeelde partij de verdachte over de grensafscheiding heen aan het filmen terwijl hij aan het (beeld)bellen was op zijn eigen balkon. Naar het oordeel van het hof was de benadeelde partij de verdachte aan het provoceren en heeft zij door haar gedrag een bijdrage geleverd aan de escalatie van het conflict. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de schade naar billijkheid moet worden vastgesteld op nihil, zodat de vordering zal worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging, de beslissing ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij en de opgelegde schadevergoedingsmaatregel en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 150,00 (honderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01] tot schadevergoeding af.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.W.P. van Heusden, mr. V.M.A. Sinnige en mr. P.C. Verloop, in tegenwoordigheid van mr. D. Damman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 maart 2023.