ECLI:NL:GHAMS:2023:599

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
10 maart 2023
Zaaknummer
22/00107
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • F.J.P.M. de Haas
  • H.A.S. Roozeboom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning proceskostenvergoeding in hoger beroep; rol van belanghebbende in het instellen van beroep

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 28 februari 2023, is het hoger beroep ingesteld door belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. N.G.A. Voorbach, tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 december 2021. De zaak betreft de toekenning van een proceskostenvergoeding in het kader van belastingrecht. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de noodzaak tot het instellen van beroep uitsluitend te wijten is aan de handelwijze van belanghebbende. Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende, die taxichauffeur is, niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn beweringen over in- en uitstappen tijdens het horen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de heffingsambtenaar niet gehouden was om nader onderzoek te doen naar de juistheid van de beweringen van belanghebbende, aangezien er voldoende aanwijzingen waren dat er sprake was van parkeren. Het Hof heeft geen aanleiding gezien om de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten voor het beroep, en heeft de beslissing van de rechtbank in stand gelaten. De mondelinge uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

kenmerk 22/00107
28 februari 2023
zevende enkelvoudige belastingkamer

proces-verbaal

van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. N.G.A. Voorbach)
tegen de uitspraak van 24 december 2021 in de zaak met kenmerk AMS 21/1063 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [Z] , de heffingsambtenaar.

Partijen hebben het Hof toestemming gegeven de zaak zonder mondelinge behandeling af te doen.

Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Gronden

1. In hoger beroep is uitsluitend in geschil of de rechtbank de toekenning van een proceskostenvergoeding voor de beroepsfase terecht heeft afgewezen.
2. Het Hof onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat de noodzaak tot het instellen van beroep uitsluitend te wijten is aan belanghebbende. Dit is niet anders indien belanghebbende ook in deze zaak (het hoorverslag – bijlagen 3 en 4 bij het verweerschrift in eerste aanleg – maakt daarvan geen melding) tijdens het horen zou hebben gezegd dat sprake was van in- en uitstappen en is gewezen op het feit dat belanghebbende taxichauffeur is. De heffingsambtenaar was ook dan niet gehouden nader onderzoek te doen naar de juistheid van die bewering gezien de hem ter beschikking staande aanwijzingen dat sprake was van parkeren. Integendeel, het had op de weg van belanghebbende gelegen zijn bewering te onderbouwen. Dit heeft hij - door middel van een rittenregistratie - echter pas gedaan in de fase van beroep. Niet valt in te zien waarom hij deze administratie niet ook al in de bezwaarfase heeft kunnen overleggen.
3. In deze vaststellingen ligt besloten dat de noodzaak tot het instellen van beroep uitsluitend voortvloeide uit de handelwijze van belanghebbende. De rechtbank heeft hierin terecht aanleiding gezien de heffingsambtenaar niet te veroordelen in de proceskosten voor het beroep.
Proceskosten
Het Hof vindt geen aanleiding voor een veroordeling in de kosten van het hoger beroep op de voet van artikel 8:75 van de Awb in verbinding met artikel 8:108 van die wet.
De mondelinge uitspraak is gedaan op 28 februari 2023 door mr. F.J.P.M. de Haas, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. H.A.S. Roozeboom als griffier. De beslissing is op de datum van de mondelinge uitspraak in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Toelichting rechtsmiddelverwijzing
Per 15 april 2020 is digitaal procederen bij de Hoge Raad opengesteld. Niet-natuurlijke personen (daaronder begrepen publiekrechtelijke lichamen) en professionele gemachtigden zijn verplicht digitaal te procederen. Wie niet verplicht is om digitaal te procederen, kan op vrijwillige basis digitaal procederen. Hieronder leest u hoe een cassatieberoepschrift wordt ingediend.
Digitaal procederen
Het webportaal van de Hoge Raad is toegankelijk via “Login Mijn Zaak Hoge Raad” op www.hogeraad.nl. Informatie over de inlogmiddelen vindt u op www.hogeraad.nl.
Niet in Nederland wonende of gevestigde partijen of professionele gemachtigden hebben in beginsel geen geschikt inlogmiddel en kunnen daarom niet inloggen in het webportaal. Zij kunnen zo lang zij niet over een geschikt inlogmiddel kunnen beschikken, per post procederen.
Per post procederen
Alleen bepaalde personen mogen beroep in cassatie instellen per post in plaats van via het webportaal. Zij mogen dit bovendien alleen als zij zonder een professionele gemachtigde procederen. Het gaat om natuurlijke personen die geen ondernemer zijn en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Een professionele gemachtigde moet altijd digitaal procederen, ongeacht voor wie de gemachtigde optreedt. Degene die op papier mag procederen en dat ook wil, kan het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.