In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 28 februari 2023, is het hoger beroep ingesteld door belanghebbende, vertegenwoordigd door mr. N.G.A. Voorbach, tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 december 2021. De zaak betreft de toekenning van een proceskostenvergoeding in het kader van belastingrecht. Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de noodzaak tot het instellen van beroep uitsluitend te wijten is aan de handelwijze van belanghebbende. Het Hof heeft vastgesteld dat belanghebbende, die taxichauffeur is, niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn beweringen over in- en uitstappen tijdens het horen. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de heffingsambtenaar niet gehouden was om nader onderzoek te doen naar de juistheid van de beweringen van belanghebbende, aangezien er voldoende aanwijzingen waren dat er sprake was van parkeren. Het Hof heeft geen aanleiding gezien om de heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten voor het beroep, en heeft de beslissing van de rechtbank in stand gelaten. De mondelinge uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.