ECLI:NL:GHAMS:2023:57
Gerechtshof Amsterdam
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Incident tot zekerheidstelling voor proceskosten in hoger beroep; beoordeling van woonplaats en verblijfplaats van appellant
In deze zaak gaat het om een incident tot zekerheidstelling voor proceskosten in het kader van een hoger beroep. Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen vonnissen van de rechtbank Amsterdam, waarin hij werd veroordeeld tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten. De rechtbank oordeelde dat appellant geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland had, wat leidde tot de verplichting om zekerheid te stellen. Appellant betwistte deze conclusie en voerde aan dat hij wel degelijk een woonplaats in Nederland had, met bewijsstukken van zijn inschrijving bij de gemeente.
De rechtbank had eerder bepaald dat appellant binnen vier weken zekerheid moest stellen, maar hij heeft dit niet gedaan. In het eindvonnis werd appellant niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, wat hij in hoger beroep aanvecht. Het hof oordeelt dat appellant voldoende belang heeft bij zijn hoger beroep, omdat hij een andere beslissing wenst met betrekking tot de proceskostenveroordeling.
Het hof komt tot de conclusie dat de rechtbank ten onrechte heeft aangenomen dat appellant geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft. De betwisting door appellant is voldoende onderbouwd, en het hof wijst de incidentele vordering van geïntimeerde af. Het hof vernietigt de bestreden vonnissen en gelast een regiezitting om het verdere verloop van de procedure te bespreken. De beslissing over de proceskosten wordt aangehouden.