ECLI:NL:GHAMS:2023:569
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep woningruil en belangenafweging huurder versus verhuurder
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in Amsterdam, waarin de vordering van de huurder tot woningruil werd toegewezen. De huurder, [geïntimeerde], had verzocht om haar huidige woning te ruilen met die van [naam 1] en [naam 2]. De kantonrechter oordeelde dat de huurder een zwaarwegend belang had bij de ruil, omdat zij psychische klachten ervoer die verband hielden met haar huidige woning. De verhuurder, [appellante], ging in hoger beroep en betwistte de toewijzing van de vordering, stellende dat de huurder niet voldeed aan de vereisten van artikel 7:270 BW, waaronder het ontbreken van een huisvestingsvergunning en onvoldoende financiële waarborgen van de nieuwe huurder. Het hof heeft de grieven van de verhuurder verworpen en de beslissing van de kantonrechter bekrachtigd. Het hof oordeelde dat de huurder wel degelijk een zwaarwegend belang had en dat de financiële waarborgen van de nieuwe huurder voldoende waren. De belangenafweging viel in het voordeel van de huurder uit, waarbij het belang van de verhuurder om de woning voor een hoger bedrag te verhuren niet opwoog tegen de psychische noodzaak van de huurder. De kosten van het hoger beroep werden gecompenseerd, omdat beide partijen verantwoordelijk waren voor het verstrekken van actuele informatie tijdens de procedure.