ECLI:NL:GHAMS:2023:55

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 januari 2023
Publicatiedatum
13 januari 2023
Zaaknummer
23-000697-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf en taakstraf voor het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie in de woning van de verdachte

Op 13 januari 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die in hoger beroep was gegaan tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was veroordeeld voor het voorhanden hebben van een pistool, een hagelgeweer en diverse munitie in de woning van zijn ouders. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar de opgelegde gevangenisstraf van 7 maanden vernietigd en aangepast. De verdachte had bijna 4 maanden in voorlopige hechtenis gezeten, wat grote gevolgen had voor zijn bedrijf en werknemers. Het hof heeft rekening gehouden met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, waaronder het feit dat de verdachte de wapens en munitie voor een kennis had bewaard. Gezien de ernst van de feiten en de bijzondere omstandigheden heeft het hof besloten de gevangenisstraf te beperken tot 117 dagen, gelijk aan de tijd die de verdachte al in voorarrest had doorgebracht, en daarnaast een taakstraf van 240 uur op te leggen. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000697-21
datum uitspraak: 13 januari 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 18 maart 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-314273-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 30 december 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd. Het hof zal daarnaast de op te leggen straf van een aangepaste strafmotivering voorzien.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De raadsman heeft verzocht op te leggen een gevangenisstraf, gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een – eventueel maximale – taakstraf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een pistool, een hagelgeweer en diverse munitie in de woning van zijn ouders. Ongecontroleerd bezit van vuurwapens en (bijbehorende) munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Bovendien draagt vuurwapen- en munitiebezit bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Gelet op de aard en ernst van het bewezenverklaarde en straffen die doorgaans voor dergelijke misdrijven worden opgelegd, ligt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals de politierechter heeft opgelegd en door de advocaat-generaal geëist, zonder meer in de rede. Het hof komt echter tot een iets andere straf(modaliteit) op grond van het volgende.
De verdachte heeft in deze zaak een kleine 4 maanden in voorlopige hechtenis gezeten. Dit heeft grote gevolgen gehad voor het bedrijf van de verdachte, waarin meerdere werknemers werken. Inmiddels heeft de verdachte zijn bedrijf weer redelijk op de rit, al zijn de gevolgen van zijn detentie nog altijd merkbaar doordat een aantal financiële instellingen geen zaken meer wil doen met zijn bedrijf. Het hof neemt aan dat een hervatting van de detentie wederom forse gevolgen zou hebben voor de bedrijfsvoering en daarmee niet alleen voor de verdachte, maar ook voor diens werknemers. Deze gevolgen acht het hof in beginsel onwenselijk.
Daarnaast zijn de omstandigheden waaronder de verdachte de feiten heeft gepleegd relevant. De verdachte heeft verklaard dat hij de wapens en munitie heeft ontvangen van een kennis die deze spullen aantrof in de woning van diens overleden broer. Omdat deze kennis beveiliger was, durfde hij uit angst voor het verliezen van zijn baan de wapens en munitie niet zelf in te leveren en heeft hij deze aan de verdachte gegeven die ze vervolgens naar een inleverpunt zou brengen. Deze kennis heeft deze feiten en omstandigheden tegenover de politie bevestigd en het hof zal er – bij gebrek aan bewijs van het tegendeel – daarom van uitgaan dat de verdachte de wapens en munitie slechts voor een kennis heeft bewaard totdat hij ze kon inleveren. Verder acht het hof relevant dat van het hagelgeweer een aantal essentiële onderdelen ontbrak dat noodzakelijk was om daarmee te kunnen schieten.
In de voorgaande, bijzondere omstandigheden van het geval, ziet het hof aanleiding om de duur van de op te leggen gevangenisstraf te beperken tot de tijd die de verdachte al heeft vastgezeten (117 dagen). Gelet op de ernst van de feiten acht het hof daarnaast de oplegging van de maximale taakstraf passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
117 (honderd zeventien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.A. van Eijk, mr. T. de Bont en mr. R.P.P. Hoekstra, in tegenwoordigheid van mr. S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 januari 2023.
mr. R.P.P. Hoekstra is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.