ECLI:NL:GHAMS:2023:544

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
200.318.180/01 en 200.318.180/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gezag en omgangsregeling tussen ouders na scheiding met betrokken minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling en het gezag over twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], na de scheiding van hun ouders. De moeder, verzoekster in principaal hoger beroep, heeft bezwaar gemaakt tegen de gezamenlijke uitoefening van het gezag over [minderjarige 2] door de vader, en heeft verzocht om de omgangsregeling te schorsen. De vader heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om de omgang met de kinderen te herstellen en te regelen.

De moeder heeft aangevoerd dat de verstandhouding tussen de ouders ernstig verstoord is en dat de vader een bedreiging vormt voor de kinderen, onder andere door zijn verleden van geweld en drugsgebruik. De vader heeft deze beschuldigingen ontkend en betoogd dat hij in staat is om een goede ouder te zijn. Het hof heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de psychische gesteldheid van de moeder en de impact daarvan op de kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om omgang met de vader te realiseren, maar onder begeleiding van de gezinsmanager van de GI.

Het hof heeft besloten dat het gezamenlijk gezag over [minderjarige 2] in stand blijft, omdat dit in het belang van de kinderen is. De omgang met de vader zal onder regie van de GI plaatsvinden, te beginnen met een regeling van iedere zondag van 11.00 tot 17.00 uur. De moeder's verzoek om schorsing van de bestreden beschikking is afgewezen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank is geïnformeerd over de uitspraak.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummers: 200.318.180/01 en 200.318.180/02
Zaaknummer rechtbank: C/15/327895 / FA RK 22-2140
Beschikking van de meervoudige kamer van 7 maart 2023 in de zaak van
[de moeder] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in principaal hoger beroep,
verzoekster in het incident (schorsing),
verweerster in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. I.M. Thieme te Zaandam,
en
[de vader] ,
wonende te [plaats B] ,
verweerder in principaal hoger beroep,
verweerder in het incident (schorsing),
verzoeker in incidenteel hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. S.L. Fronik te Haarlem.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (verder te noemen: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (verder te noemen: [minderjarige 2] );
- [X] , h.o.d.n. Bewind voor jou, met ingang van 17 januari 2023 opgevolgd door [Y] , h.o.d.n. Budget met Beleid (verder te noemen: de bewindvoerder), vertegenwoordigd door mr. I.M. Thieme.
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar (hierna: de rechtbank) van 19 juli 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 17 oktober 2022 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 19 juli 2022.
2.2
De vader heeft op 2 januari 2023 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3
Het hof heeft verder ontvangen:
- een bericht van de zijde van de moeder van 11 januari 2023, met bijlagen;
- een bericht van de zijde van de vader van 13 januari 2023, met bijlagen.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 16 januari 2023 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de advocaat van de moeder, tevens namens de bewindvoerder;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat en met een tolk in de Italiaanse taal M. Russo;
- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsmanager;
- de raad, vertegenwoordigd door D. van Dijk.
De moeder en de bewindvoerder zijn opgeroepen voor de zitting, maar niet verschenen.

3.De feiten

3.1
Uit de (in 2019 verbroken) relatie van de moeder en de vader zijn geboren:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2011 in de gemeente [plaats A] ,
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2016 in de gemeente [plaats A] ,
gezamenlijk te noemen: de kinderen.
De vader heeft de kinderen erkend. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige 1] . Sinds de bestreden beschikking zijn de ouders ook gezamenlijk belast met het gezag over [minderjarige 2] . De kinderen wonen, sinds de relatie tussen de ouders is verbroken, bij de moeder.
3.2
De moeder heeft de Nederlandse nationaliteit. De vader heeft de Italiaanse nationaliteit.
3.3
Bij beschikking van 5 juli 2018 van de kantonrechter in de rechtbank is de bewindvoerder benoemd tot bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan de moeder. Bij beschikking van 3 januari 2023 van de kantonrechter in de rechtbank is [Y] , h.o.d.n. Budget met Beleid, met ingang van twee weken na de datum van die beschikking, dat wil zeggen met ingang van 17 februari 2023, tot opvolgend bewindvoerder benoemd.
3.4
Bij beschikking van 25 oktober 2022 van de kinderrechter in de rechtbank zijn de kinderen onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio [plaats C] (hierna: de GI), met ingang van 25 oktober 2022 tot 25 oktober 2023.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is bepaald dat de ouders gezamenlijk met de uitoefening van het gezag over [minderjarige 2] worden belast. Verder is bepaald dat de kinderen en de moeder uiterlijk op 16 augustus 2022 door een hulpverlenende instantie, bij voorkeur 1. [plaats A] , moeten worden voorbereid op het hervatten van het contact tussen de vader en de kinderen, daarna moet de regeling genoemd onder 6.3 van die beschikking worden nageleefd. Indien de omgang op voornoemde datum niet is voorbereid, moet de regeling ook worden nageleefd. De rechtbank heeft een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) vastgesteld, die inhoudt dat de kinderen iedere zondag contact met de vader hebben, waarbij zij door hem om 11.00 uur worden opgehaald bij de moeder en om 17.00 uur door hem worden teruggebracht. Bepaald is dat de moeder per keer dat zij na 16 augustus 2022 in gebreke blijft voornoemde zorgregeling na te komen aan de vader een onmiddellijk opeisbare dwangsom verbeurt ten bedrage van € 100,-, met een maximum van € 2.500,-. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
In principaal hoger beroep en het incident
4.2
De moeder verzoekt in hoger beroep, met vernietiging van de bestreden beschikking en opnieuw rechtdoende, het verzoek van de vader om met het gezamenlijk gezag over [minderjarige 2] te worden belast en zijn verzoek om een zorgregeling tussen hem en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te bepalen alsnog af te wijzen. Daarnaast verzoekt de moeder de ambtshalve beslissing van de rechtbank, strekkende tot verbeurte van dwangsommen door de moeder bij het niet naleven van de opgelegde zorgregeling, niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel nietig te verklaren c.q. te vernietigen dan wel anderszins teniet te doen, dan wel een zodanige beslissing te nemen die het hof juist acht.
In het incident verzoekt de moeder de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking te schorsen.
4.3
De vader verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen ten aanzien van het gezag en de dwangsommen, onder gelijktijdige afwijzing van de verzoeken van de moeder in hoger beroep.
In incidenteel hoger beroep
4.4
In incidenteel hoger beroep verzoekt de vader te bepalen dat de kinderen bij hem zullen verblijven:
- om de week het weekend van vrijdag na dansles of vanaf 17.00 uur tot zondag 17.00 uur;
- elke woensdag na school tot 17.00 uur;
- de helft van de vakanties en feestdagen.

5.De motivering van de beslissing

In principaal en incidenteel hoger beroep (zaaknummer 200.318.180/01)
Standpunten van partijen
5.1
De moeder vindt dat de vader niet met het gezag over [minderjarige 2] belast had mogen worden, de rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat beide ouders in een gelijkwaardige positie dienen te verkeren ten aanzien van het gezag over [minderjarige 2] . Volgens de moeder is de verstandhouding tussen de ouders al lange tijd zodanig verstoord dat geen sprake meer kan zijn van samenwerking als ouders. De moeder heeft geen vertrouwen in de vader en wenst op geen enkele wijze met hem te communiceren, wat in de weg staat aan een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening. De communicatieproblemen tussen de ouders en de persoonlijke problematiek van de vader zijn zodanig ernstig dat te verwachten is dat [minderjarige 2] klem en verloren raakt indien de vader met het gezamenlijk gezag over haar zou worden belast.
Ten aanzien van de zorgregeling stelt de moeder zich op het standpunt dat er geen ruimte is voor omgang tussen de vader en de kinderen. Volgens de moeder heeft de vader als gevolg van drugsgebruik in het verleden fysiek geweld tegen haar gebruikt, waarvan [minderjarige 1] getuige is geweest. Ook [minderjarige 1] is agressief benaderd door de vader, als gevolg waarvan zij angstig is geworden en geen contact meer met de vader wil hebben. De vader staat te pas en te onpas voor de deur bij de moeder om de kinderen mee te krijgen, waarbij de vader de moeder bedreigt. In april 2021 heeft [minderjarige 1] bij Thuisorganisatie Omring gemeld dat zij het als onprettig ervaart als de vader haar op de mond zoent. Ook gaf zij aan dat de vader het licht aan en uit doet en naar haar kijkt als zij onder de douche staat. Dit alles heeft ertoe geleid dat [minderjarige 1] begin september niet meer naar school durfde, omdat zij bang was dat zij de vader daar zou treffen en zij durfde niet meer naar buiten te gaan, omdat zij bang was dat de vader haar mee zou nemen naar Italië en dat zij daar zou moeten blijven. [minderjarige 1] maakt zich zorgen dat [minderjarige 2] in de omgeving van de vader is. [minderjarige 2] wil wel contact met de vader, maar de moeder wenst vanwege de escalaties niet langer contact met de vader te onderhouden, zij is bang voor hem. Volgens de kinderen laat de vader zich tegenover hen regelmatig negatief uit over de moeder. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat de omgang tussen vader en de kinderen met behulp van 1. [plaats A] dient te worden voorbereid. 1. [plaats A] is in het verleden ingezet om escalaties tussen de ouders te voorkomen, maar die hulp is onvoldoende gebleken en heeft niet bijgedragen aan de verhouding tussen de ouders. Op dit moment acht de moeder contact tussen de vader en de kinderen niet opportuun. [minderjarige 1] ervaart somatische klachten en de moeder verwacht dat als [minderjarige 2] contact met de vader zou hebben, de klachten van [minderjarige 1] zullen verergeren. [minderjarige 1] is onlangs gestart met (online) behandelingen bij een psycholoog uit Brazilië. Contact tussen de vader en de kinderen zal ernstig nadeel opleveren voor de psychische ontwikkeling van de kinderen en is in strijd met hun zwaarwichtige belangen. Verder voert de moeder aan dat zij er niet zeker van is dat de vader de biologische vader is van [minderjarige 2] . Gedurende de periode waarin [minderjarige 2] is verwekt, heeft de vader de moeder onder dwang seksuele handelingen laten verrichten bij andere mannen. De moeder zal op korte termijn de vader verzoeken mee te werken aan een DNA test. Als de vader niet de biologische vader van [minderjarige 2] blijkt te zijn, zal de moeder zich beraden op stappen ten aanzien van zijn vaderschap en inherent daaraan, zijn gezag- en omgangspositie.
De oplegging van de dwangsommen heeft volgens de moeder niet op de juiste wijze plaatsgevonden. De moeder is niet in de procedure in eerste aanleg verschenen, omdat zij het verzoekschrift en de oproep voor de zitting niet heeft ontvangen. De rechtbank had zeker geen dwangsom opgelegd als het verweer van de moeder bekend was geweest, gelet op de aan de orde zijnde problematiek. De moeder, die een bijstandsuitkering ontvangt, kampt met problematische schulden, als gevolg waarvan het verbeuren van dwangsommen grote en onwenselijke gevolgen zal hebben voor haar financiële stabiliteit. De rechtbank had bovendien de bewindvoerder als formele procespartij moeten aanmerken.
Ter zitting in hoger beroep heeft de advocaat meegedeeld dat zij de moeder sinds 20 oktober 2022 niet meer heeft gesproken en dat het niet lukt om contact met haar te krijgen. Namens de bewindvoerder heeft zij gemeld dat het opleggen van dwangsommen niet leidt tot de daarmee beoogde prikkel en dat de dwangsommen moeilijk te rijmen zijn met het feit dat de schulden van de moeder zijn ontstaan tijdens de relatie met de vader, die geen kinderalimentatie betaalt. De inmiddels verbeurde dwangsommen worden overigens door de vader tot nu toe niet geïncasseerd.
5.2
De vader brengt ten aanzien van het gezamenlijk gezag over [minderjarige 2] naar voren dat, ondanks de enkele incidenten ten tijde van hun uiteengaan, de ouders gedurende lange periodes in staat zijn geweest om in onderling overleg afspraken over de kinderen te maken. Dat de moeder geen vertrouwen heeft in de vader is onvoldoende om hem niet mede met het gezag over [minderjarige 2] te belasten. De moeder stelt dat [minderjarige 2] klem en verloren zou raken bij gezamenlijk gezag, maar niet blijkt waarom dat zo zou zijn. De ouders oefenen over [minderjarige 1] ook samen het gezag uit.
De vader betwist dat hij de moeder heeft mishandeld en dat hij drugs gebruikt. Over de zorgregeling merkt de vader op dat de ouders in onderling overleg afspraken over de kinderen hebben gemaakt. De vader haalde de kinderen meestal op zondag rond 11.00 uur op en bracht de kinderen dan rond 17.00 uur weer thuis. Af en toe heeft de vader de kinderen op zaterdagmiddag opgehaald en op zondag weer thuisgebracht. De kinderen hebben bij de vader in een vakantiehuisje overnacht. Ook doordeweeks heeft de vader de kinderen of een van hen meegenomen om wat leuks te doen. Begin 2022 is het contact tussen de vader en de moeder omgeslagen. Sinds zij ruzie hebben gehad, waarbij de politie betrokken is geraakt, is er geen communicatie meer. [minderjarige 1] wil niet meer met haar vader praten. [minderjarige 2] wil haar vader juist wel graag zien. Ten tijde van de zitting in eerste aanleg had de vader nog geen woning, zodat het op dat moment niet mogelijk was om een vaste zorgregeling af te spreken waarbij de kinderen bij hem zouden overnachten. Inmiddels heeft de vader een eigen woning in [plaats B] waar de kinderen kunnen verblijven. Omdat uit de verslagen van de hulpverlening bleek dat de moeder niet of niet voldoende meewerkte met contactherstel, is in de bestreden beschikking (ambtshalve) een dwangsom opgelegd. De moeder heeft zich niet aan de bestreden beschikking gehouden. Zij heeft zich niet tot de hulpverlening gewend om de kinderen voor te bereiden op contactherstel. De rechtbank heeft 1. [plaats A] aangedragen omdat deze instantie al bekend was met het gezin, maar zoals uit de beschikking blijkt is dit slechts een suggestie en stond het de moeder vrij om een andere hulpverlenende instantie te benaderen. De vader is, nadat de termijn waarbinnen de moeder zich tot de hulpverlening moest wenden was verstreken, op zondag naar de woning van de moeder gegaan om de kinderen op te halen. De moeder deed de deur niet open, ook niet nadat de politie erbij betrokken was. Vervolgens heeft de vader op advies van de hulpverlening de politie niet meer ingeschakeld, omdat hij de kinderen geen spanning wilde bezorgen. Wel is hij op zondagen naar de woning van de moeder en kinderen gegaan. [minderjarige 2] is regelmatig op het balkon gekomen om met haar vader te spreken, maar zij mocht niet met de vader meegaan. [minderjarige 1] is bij deze gelegenheden binnengebleven. Uit het door de raad verrichte onderzoek is gebleken dat er zorgen over de kinderen waren, waarna een ondertoezichtstelling is uitgesproken. De moeder, die kampt met psychische problemen, heeft verontrustende teksten op sociale media geplaatst, waarin zij de vader zwart maakt. De moeder belast [minderjarige 1] met een eenzijdig verhaal, waardoor zij niet de gelegenheid krijgt om een band met de vader op te bouwen en zich een beeld van hem te vormen. De vader heeft goed contact met de hulpverlening en de GI. Hoewel de vader niet aan zijn vaderschap van [minderjarige 2] twijfelt, is hij bereid om aan een DNA onderzoek mee te werken.
Hoewel de vader er tot nu toe voor heeft gekozen om de dwangsommen niet te incasseren, omdat hij vreest dat als hij de deurwaarder langs zou sturen de kinderen daar de dupe van worden, meent hij wel dat de dwangsommen terecht zijn opgelegd. De moeder mijdt elke hulpverlening en reageert nergens op. Zij moet een prikkel krijgen om mee te gaan werken.
Ter zitting in hoger beroep is van de zijde van de vader aanvullend meegedeeld dat in overleg met de GI de omgang is gestopt totdat duidelijk is hoe de situatie bij de moeder is. De vader betaalt € 50,- kinderalimentatie aan de gemeente [plaats A] , die dit bedrag heeft bepaald.
Informatie van de GI
5.3
Ter zitting in hoger beroep heeft de GI meegedeeld sinds 10 november 2022 als vaste gezinsmanager betrokken te zijn bij het gezin en bezig te zijn met het opstellen van het gezinsplan. Er wordt gekeken naar de patronen binnen het gezin, zodat een plan van aanpak kan worden gemaakt en hulpverlening kan worden ingezet. Omdat de zorgen over de thuissituatie bij de moeder snel zijn toegenomen, is ambulante spoedhulp (ASH) door De Omring ingezet om in beeld te krijgen hoe de moeder, en in een later stadium de vader, emotionele veiligheid kan bieden. Daarbij zou videohometraining worden gebruikt. De GI heeft de kinderen veel gezien, en ook de moeder. Om zicht te krijgen op het psychisch welbevinden van de moeder, waarover zorgen bestaan, is de GI met een sociaalpsychiatrisch verpleegkundige bij de moeder thuis op gesprek geweest. Omdat de zorgen toenamen, is dit teruggekoppeld aan de huisarts. De moeder heeft de huisarts niet binnengelaten. Ook de GI wordt sinds kort niet meer binnengelaten door de moeder en de ASH heeft niet kunnen starten. Er is nu wel weer een afspraak om de moeder te spreken. Het is moeilijk met de moeder een gesprek te voeren, omdat zij een eigen waarheidsbeleving heeft. De GI constateert dat [minderjarige 1] de waarheid van de moeder overneemt en al stress ervaart als er alleen al over de vader wordt gesproken. Deze problematiek is complexer dan alleen het loyaliteitsconflict waarin de kinderen zich bevinden. De GI heeft de vader gevraagd even geen omgang te hebben, omdat de GI in gesprekken met de kinderen heeft gezien dat [minderjarige 1] zo sterk in een loyaliteitsconflict en in trauma belandt, dat er eerst hulp moet komen om dit te begeleiden. Eerst zal De Omring moeten starten en zal zicht op de thuissituatie moeten worden verkregen. Daarna zal aan [minderjarige 1] gespecialiseerde hulp worden geboden. [minderjarige 1] heeft wel een buddy bij het wijkcentrum, maar zij is niet op de afspraak verschenen. De GI ondervindt goede samenwerking van de kant van de vader die aan het verzoek van de GI om geen omgang af te dwingen, voldoet.
Over [minderjarige 2] heeft de GI meegedeeld dat zij in november 2022 haar vader nog wel wilde zien, maar nu niet meer. De GI acht de kans groot dat zonder ingrijpen er met [minderjarige 2] hetzelfde zal gebeuren als met [minderjarige 1] . De moeder heeft weerstand tegen de hulp en die weerstand slaat over op de kinderen. Aan schoolse activiteiten mogen de kinderen van de moeder niet meedoen, maar de kinderen moeten nu, als ze niet meegaan met de activiteit, wel naar school komen. Het belangrijkste is dat er zicht komt op de kinderen. Als dat er niet komt en de uitingen van de moeder zorgwekkend blijven, kan worden gedacht aan een uithuisplaatsing. Dit wil de GI het liefst voorkomen. Verder moet er zicht komen op de psychische gesteldheid van de moeder.
De GI vindt dat er omgang met de vader moet komen, maar die moet zorgvuldig worden opgestart, gelet op de situatie van de kinderen nu. Er zou kunnen worden gestart met de zondagen, welke regeling kan worden uitgebreid naarmate de GI daar ruimte voor ziet. Een eventuele wijziging van hoofdverblijf is te voorbarig, mede gezien het feit dat de stabiele factor voor de kinderen nu de school is.
Advies van de raad
5.4
De raad ziet omgang als de enige manier voor de kinderen om zich van hun vader een eigen beeld te kunnen vormen. De vader wordt gedemoniseerd en de kinderen associëren de vader daardoor met angst. De raad vindt het belangrijk dat er kaders worden gesteld voor de omgang. Nu de GI voortvarend bezig is om de omgang met de vader te gaan realiseren, ziet de raad geen meerwaarde in het opleggen van een dwangsom aan de moeder, de raad vreest eerder dat de kinderen daarop worden afgerekend.
De raad adviseert het gezamenlijk gezag over [minderjarige 2] in stand te laten, ondanks dat het gebrek aan communicatie tussen de ouders een belemmering kan zijn. Ten aanzien van de vader bestaan geen zorgen en zijn betrokkenheid bij zowel [minderjarige 2] als [minderjarige 1] is belangrijk. Ook in het kader van de ondertoezichtstelling moet de vader als belanghebbende volledig worden betrokken bij de beslissingen over beide kinderen. De ter zitting genoemde eventuele wijziging van het hoofdverblijf acht ook de raad te voorbarig. De GI zal de ontwikkelingen volgen en zal kunnen ingrijpen als dat nodig is.
Beoordeling door het hof
Het gezag
5.5
Op grond van artikel 1:253c, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de tot het gezag bevoegde ouder van het kind, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de rechtbank verzoeken om de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind te belasten. Dit verzoek wordt op grond van het tweede lid van artikel 1:253c BW slechts afgewezen indien a) er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of b) afwijzing anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
5.6
Het hof zal het in de bestreden beschikking bepaalde gezamenlijk gezag over [minderjarige 2] in stand laten. Zoals de rechtbank heeft overwogen, is gezamenlijk gezag van ouders over hun kind het wettelijk uitgangspunt. Evenals de rechtbank oordeelt het hof dat de situatie van [minderjarige 2] moet worden gelijkgeschakeld met de situatie van haar zus [minderjarige 1] , waarover de ouders eveneens gezamenlijk het gezag uitoefenen. Dat er in de uitoefening van het gezag mogelijk problemen kunnen ontstaan omdat communicatie tussen de ouders ontbreekt, kan in dit geval aan het gezamenlijk gezag niet in de weg staan. Er is een ondertoezichtstelling vanwege de zorgen over de kinderen en de GI is bezig met het op gang brengen van hulpverlening, waarbij zowel de situatie van de kinderen als van de moeder en die tussen de ouders veel aandacht behoeft. Het is van belang dat de vader een stem kan hebben bij het nemen van beslissingen, zoals bij het inzetten van hulpverlening, ook ten aanzien van [minderjarige 2] . Ook dient de vader een volwaardige rol te kunnen vervullen in de uitvoering van de ondertoezichtstelling over [minderjarige 2] , de overige over haar te nemen beslissingen en dient hij bij de hulpverlening te kunnen worden betrokken. Voor dit alles is zijn gezag van belang.
De zorgregeling
5.7
Op grond van artikel 1:253a, tweede lid BW kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan onder meer omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken. De rechter neemt in dat geval een zodanige beslissing als hij in het belang van de kinderen acht.
5.8
Uit het zich bij de gedingstukken bevindende raadsrapport van 1 september 2022 blijkt dat er na een melding van Veilig Thuis een raadsonderzoek is gestart, waarna een ondertoezichtstelling is verzocht en uitgesproken. De aanleiding voor de Veilig Thuismelding was dat de kinderen, ondanks de bestreden beschikking, al langere tijd geen contact meer hadden met de vader, dat er door de school zorgen waren gemeld over overgewicht van de kinderen, dat zij door de moeder worden belast met volwassenenproblematiek, en de omstandigheid dat hulpverlening door 1. [plaats A] niet van de grond kwam omdat de moeder geen zorg accepteerde. Verder speelde een rol dat de vader de moeder en de kinderen verbaal onder druk zou zetten en dat de moeder de kinderen voedde met een grote angst voor de vader. De kinderen werden al jarenlang geconfronteerd met de spanningen tussen de ouders, met huiselijk geweld en betrokkenheid van de politie als gevolg. In het kader van de ondertoezichtstelling is de GI betrokken op de wijze als ter zitting in hoger beroep geschetst en weergegeven onder 5.3 van deze beschikking.
5.9
Het hof acht het, net als de rechtbank en de raad, in het belang van de kinderen dat zij contact met hun vader zullen hebben. Er zijn geen contra-indicaties voor omgang met de vader gebleken. De GI heeft ter zitting in hoger beroep aangegeven eerst een goed beeld te willen krijgen van de situatie van de kinderen bij de moeder thuis en de noodzakelijke hulpverlening te willen inzetten. Er is onduidelijkheid over de psychische gesteldheid van de moeder en over de (on)mogelijkheid die de kinderen nu ervaren voor het contact met de vader. Naar het oordeel van het hof is de GI goed in staat te beoordelen in welk tempo er in het belang van de kinderen tot uitvoering van een zorgregeling met de vader kan worden gekomen, en daarbij is een kader voor de zorgregeling behulpzaam, zo is ter zitting in hoger beroep door de GI en door de raad aangegeven. Het nu bieden van de stip aan de horizon zorgt ervoor dat er tussen de ouders niet verder geprocedeerd hoeft te worden, en ook dat is in het belang van de kinderen.
Het hof ziet aanleiding om te bepalen dat de omgang tussen de vader en de kinderen zal starten zodra de GI dat in het belang van de kinderen verantwoord vindt. De regeling zal kunnen starten met de door de rechtbank bepaalde regeling van iedere zondag van 11.00 uur tot 17.00 uur, als de GI daarvoor de ruimte bij de kinderen ziet. Indien de GI met een kortere tijdsduur wil starten, zullen de ouders ook daaraan uitvoering moeten geven. Onder regie en begeleiding van de GI en in het door de GI aan te geven tempo zal de zorgregeling kunnen worden uitgebreid naar de door de vader verzochte zorgregeling, die het hof als uiteindelijke regeling zal bepalen. De opbouw moet plaatsvinden in een bij de kinderen passend en voor hen verantwoord geacht tempo. Omdat de uitvoering van de zorgregeling zal plaatshebben volgens hetgeen de GI aangewezen en verantwoord acht, zal het hof aan (de opbouw van) die regeling geen tijdpad verbinden. Het hof merkt daarbij op dat, gelet op de voortvarende wijze waarop de GI ten aanzien van de betrokkenen handelt, het hof ervan uitgaat dat de GI zal doen wat mogelijk is om de uitvoering van de zorgregeling te realiseren.
De dwangsommen
5.1
Het hof ziet geen aanleiding om aan de uitvoering van de zorgregeling een dwangsom te verbinden. Nu de GI betrokken is en in het kader van de ondertoezichtstelling kan optreden, behoeft de naleving van de regeling niet via een dwangsom te worden bereikt. Het hof zal de bestreden beschikking op dit punt vernietigen.
In het incident (zaaknummer 200.318.180/02)
5.11
Nu in de hoofdzaak zal worden beslist, heeft de moeder geen belang meer bij haar verzoek om de werking van de bestreden beschikking te schorsen, zodat dit verzoek zal worden afgewezen.
5.12
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
in principaal en incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover daarin de ouders gezamenlijk met de uitoefening van het gezag over [minderjarige 2] zijn belast;
gelast de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het openbaar register;
vernietigt de bestreden beschikking voor het overige en opnieuw rechtdoende:
stelt de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt vast:
de minderjarigen:
[minderjarige 1] , en
[minderjarige 2] ,
zullen met ingang van een door de GI te bepalen datum contact met de vader hebben, in beginsel te starten met iedere zondag van 11.00 uur tot 17.00 uur waarbij de vader hen ophaalt bij de moeder en hen daar weer terugbrengt, welke regeling onder regie en begeleiding door of vanwege de GI en in het door de GI te bepalen tempo zal worden uitgebreid naar de regeling waarbij de minderjarigen bij de vader zullen verblijven:
- om de week het weekend van vrijdag na dansles of vanaf 17.00 uur tot zondag 17.00 uur;
- elke woensdag na school tot 17.00 uur;
- de helft van de vakanties en feestdagen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het in hoger beroep meer of ander verzochte af;
in het incident:
wijst het verzoek van de moeder om schorsing van de bestreden beschikking af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.T. Hoogland, mr. J.F. Miedema en mr. M. Fiege, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 7 maart 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.