ECLI:NL:GHAMS:2023:540

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
3 maart 2023
Zaaknummer
200.318.089/01 OK
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de uitspraak van de Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden inzake de ontbinding van de Cliëntenraad van Rudolf Steiner Zorg

In deze zaak gaat het om een beroep van [A] en [B] tegen de uitspraak van de Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden (LCvV) van 15 juli 2022, die het verzoek tot ontbinding van de Cliëntenraad van Rudolf Steiner Zorg (RSZ) had afgewezen. De verzoekers, vertegenwoordigers van cliënten van RSZ, stelden dat de Cliëntenraad structureel tekortschiet in de behartiging van de belangen van cliënten. De Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam heeft op 28 februari 2023 geoordeeld dat de LCvV op juiste gronden heeft geoordeeld dat er onvoldoende aanleiding bestaat om de Cliëntenraad te ontbinden. De Ondernemingskamer concludeert dat de verzoekers een voldoende representatieve delegatie van cliënten vertegenwoordigen, maar dat er geen bewijs is dat de Cliëntenraad structureel tekortschiet in zijn functioneren. De Ondernemingskamer heeft vastgesteld dat de Cliëntenraad maatregelen heeft genomen om zijn functioneren te verbeteren, waaronder de aanstelling van een onafhankelijk voorzitter en het uitgeven van een nieuwsbrief voor de achterban. De verzoeken van [A] en [B] zijn afgewezen, en de uitspraak van de LCvV blijft in stand.

Uitspraak

beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.318.089/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 28 februari 2023
inzake

1.[A] , en

2. [B],
beiden woonplaats gekozen hebbende [....] ,
VERZOEKERS,
advocaat:
mr. R.C. de Mol, kantoorhoudende in Den Haag,
t e g e n

1.stichting RAPHAËLSTICHTING,

gevestigd te Bergen (Noord-Holland),
2.
CLIËNTENRAAD RUDOLF STEINER ZORG,
VERWEERDERS,
advocaat:
mr. W.K. Bischot, kantoorhoudende in Amsterdam.
Verzoekers worden hierna afzonderlijk aangeduid als [A] en [B] en gezamenlijk als [A] c.s. en verweerders afzonderlijk als de Stichting en de Cliëntenraad en gezamenlijk als de Stichting c.s.

1.Het verloop van het geding

1.1
[A] c.s. zijn bij op 28 september 2022 ingekomen verzoekschrift in beroep gekomen van de uitspraak van de Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden (hierna: de LCvV) van 15 juli 2022 (aan partijen per post verzonden op 29 juli 2022), gewezen tussen (onder meer) [A] c.s. als verzoekers en de Stichting c.s. als verweerders. In haar uitspraak van 15 juli 2022 heeft de LCvV het verzoek van (onder meer) [A] c.s. tot ontbinding van de Cliëntenraad afgewezen. De LCvV heeft kort gezegd geoordeeld dat er geen sprake is van een (structureel) tekortschietende cliëntenraad.
1.2
[A] c.s. verzoeken de Ondernemingskamer de uitspraak van de LCvV van 15 juli 2022 te vernietigen en
primair
  • i) te oordelen dat de Stichting, althans Rudolf Steiner Zorg, de Cliëntenraad dient te ontbinden;
  • ii) aan de Stichting, althans Rudolf Steiner Zorg, op te leggen om zo spoedig mogelijk een nieuwe cliëntenraad in te stellen met inachtneming van de Samenwerkingsovereenkomst Cliëntenraad en Rudolf Steiner Zorg en de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018 (hierna: Wmcz 2018);
althans
subsidiair
  • i) te bepalen dat (a) [C] , (b) [D] , (c) [E] en (d) [F] geen lid zijn van de Cliëntenraad en
  • ii) te bepalen dat de Stichting, althans Rudolf Steiner Zorg, zo spoedig als mogelijk voor vervanging van deze leden heeft zorg te dragen, met inachtneming van de Samenwerkingsovereenkomst Cliëntenraad en Rudolf Steiner Zorg en de Wmcz 2018;
een en ander steeds met veroordeling van de Stichting in de kosten van de procedure.
1.3
De Stichting c.s. hebben bij op 29 december 2022 ingekomen verweerschrift de Ondernemingskamer verzocht de verzoeken niet-ontvankelijk te verklaren althans af te wijzen met veroordeling van [A] c.s. in de kosten van de procedure.
1.4
Op 12 en 17 januari 2023 hebben [A] c.s. nog nadere producties in het geding gebracht (22 tot en met 27 en 28 tot en met 29c). De Stichting c.s. hebben op 18 januari 2023 nog een productie (15) in het geding gebracht.
1.5
Het beroep is behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 19 januari 2023. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van de partijen toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen, die aan het dossier zijn toegevoegd. De partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.

2.De feiten

2.1
De Stichting is een antroposofische zorginstelling. Zij is een overkoepelende instelling waar negen zorginstellingen, waaronder Rudolf Steiner Zorg (hierna: RSZ), deel van uitmaken. RSZ biedt, tevens vanuit een antroposofische visie, twee zorgvormen: de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking (hierna: gehandicaptenzorg) en de zorg voor ouderen (hierna: ouderenzorg). Deze zorg wordt door RSZ aangeboden vanuit drie woonlocaties in Den Haag.
2.2
Ieder onderdeel van de Stichting heeft een eigen cliëntenraad. De Cliëntenraad is de cliëntenraad van RSZ. Daarnaast heeft de Stichting een centrale cliëntenraad, bestaande uit een afvaardiging van de lokale cliëntenraden.
2.3
[A] c.s. zijn vertegenwoordigers van twee cliënten van RSZ. [A] is vertegenwoordiger van een cliënt in de gehandicaptenzorg en [B] van een cliënt in de ouderenzorg.
2.4
De Stichting is voornemens om de ouderen- en gehandicaptenzorg van RSZ over te dragen aan één of meer andere partijen en is bezig de mogelijkheden daartoe te onderzoeken.
2.5
[A] c.s. hebben een klacht ingediend bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: IGJ) en bij de klachtencommissie voor cliënten van de Stichting (hierna: de interne klacht). IGJ heeft bij brief van 1 november 2022 bericht dat de inspraak binnen RSZ voldoet aan de Wmcz 2018 en voldoende is geborgd. De behandeling van de interne klacht is voorlopig aangehouden.
2.6
In artikel 2 van de Samenwerkingsovereenkomst Cliëntenraad en Rudolf Steiner Zorg van 13 oktober 2021 (hierna: de Medezeggenschapsregeling 2021) is bepaald dat de cliëntenraad bestaat uit natuurlijke personen die wettelijke vertegenwoordigers zijn van cliënten, de cliëntenraad uit minimaal vijf en maximaal zeven leden bestaat, waarvan drie (of vier) vertegenwoordigende de ouderenzorg en twee (of drie) de gehandicaptenzorg, dat de leden van de cliëntenraad na drie jaar aftreden volgens een rooster van aftreden en eenmaal herkiesbaar zijn voor een tweede termijn van drie jaar.
2.7
In april 2022 heeft de Cliëntenraad een onafhankelijk voorzitter aangesteld. Deze heeft geen stemrecht in de Cliëntenraad.
2.8
In de Medezeggenschapsregeling Cliëntenraad en Rudolf Steiner Zorg van 12 december 2022 (hierna: de Medezeggenschapsregeling 2022) is artikel 2 in die zin gewijzigd dat ook cliënten van RSZ in de cliëntenraad kunnen worden benoemd en is toegevoegd dat indien de cliëntenraad besluit om een lid te benoemen met specifiek voor het functioneren van de cliëntenraad van belang zijnde deskundigheid, de samenstelling wijzigt in die zin dat 3 leden afkomstig zijn uit de ouderentak en 3 leden uit de gehandicaptentak.
2.9
[C] (gehandicaptenzorg) en [F] (ouderenzorg) zijn per 21 december 2022 respectievelijk 30 november 2022 afgetreden als lid van de Cliëntenraad. De overblijvende leden van de Cliëntenraad zijn thans: [G] (ouderenzorg), [D] (gehandicaptenzorg), [H] (gehandicaptenzorg) en [I] (gehandicaptenzorg).
2.1
Op dit moment staan twee vacatures open voor vertegenwoordigers vanuit de ouderenzorg en één vacature voor een lid op basis van deskundigheid. [A] c.s. hebben zich bij e-mailbericht van 10 januari 2023 bereid verklaard toe te treden tot de Cliëntenraad.

3.De gronden van de beslissing

3.1
In deze zaak gaat het om de vraag of de LCvV op juiste gronden heeft geoordeeld dat er, samengevat, onvoldoende aanleiding bestaat om de Cliëntenraad te ontbinden.
3.2
Uit het bepaalde in artikel 13 lid 1 en lid 7 Wmcz 2018 volgt dat een cliëntenraad op verzoek van een representatief te achten delegatie van cliënten slechts door de LCvV kan worden ontbonden indien deze structureel tekortschiet in de behartiging van de gemeenschappelijke belangen van cliënten wier belangen hij dient te behartigen en er redelijkerwijs geen andere oplossing is dan ontbinding van de cliëntenraad.
3.3
De Ondernemingskamer is van oordeel dat [A] c.s. een voldoende representatief te achten delegatie van cliënten vertegenwoordigen, zodat zij (ook in beroep) ontvankelijk zijn in hun verzoek. [A] c.s. hebben in beroep e-mailberichten van in totaal 11 vertegenwoordigers van cliënten van RSZ overgelegd, die het verzoek van [A] c.s. ondersteunen (en/of hun zorgen uiten over het functioneren van de Cliëntenraad). Gelet op een totaal aantal cliënten van RSZ van circa 85 is dit een voldoende representatief te achten delegatie.
3.4
Bij emailbericht van 14 april 2022 hebben (onder meer) [A] c.s. aan de voorzitter van de Cliëntenraad (met de directeur van RSZ en de directeur van de Stichting in c.c.) verzocht om het standpunt met betrekking tot de voorgenomen overdracht van de ouderen- en gehandicaptenzorg van RSZ te herzien, bij gebreke waarvan een verzoek tot ontbinding van de Cliëntenraad aan het bestuur van RSZ en van de Stichting zou worden gericht. De (onafhankelijk voorzitter van) de Cliëntenraad heeft daarop geantwoord dat van disfunctioneren van de Cliëntenraad geen sprake is en dat ontbinding van de Cliëntenraad niet aan de orde is.
3.5
[A] c.s. hebben daaruit mogen opmaken dat de Stichting c.s. zouden weigeren hun medewerking te verlenen aan een verzoek tot ontbinding van de Cliëntenraad. Daarmee was voldaan aan het bepaalde in artikel 13 lid 6 Wmcz 2018 en kon een verzoek tot ontbinding van de Cliëntenraad aan de LCvV worden gedaan.
3.6
[A] c.s. hebben aan hun verzoek tot ontbinding van de Cliëntenraad ten grondslag gelegd dat sprake is van structureel tekortschieten van de Cliëntenraad, hetgeen volgens [A] c.s. blijkt uit het volgende:
  • i) de samenstelling van de Cliëntenraad voldoet niet aan de vereisten van de Medezeggenschapsregeling 2021 omdat (a) met betrekking tot een aantal leden van de Cliëntenraad de maximale zittingstermijn is overschreden en (b) een aantal leden van de Cliëntenraad niet aan de kwalitatieve vereisten voldoet;
  • ii) de Cliëntenraad functioneert niet naar behoren omdat (a) de Cliëntenraad onvoldoende onafhankelijk is dan wel kritisch is ten opzichte van het bestuur van RSZ en (b) de Cliëntenraad de achterban onvoldoende informeert.
3.7
De Ondernemingskamer overweegt als volgt. Met het aftreden [C] en [F] per december 2022 respectievelijk november 2022 heeft de Cliëntenraad geen leden (meer) ten aanzien van wie de maximale zittingsduur is overschreden. De Stichting c.s. hebben het rooster van aftreden van 22 december 2022 van de thans zittende leden van de Cliëntenraad overgelegd en daaruit blijkt dat de tweede termijn van [D] in april 2023 verstrijkt en die van [E] in november 2023. De andere twee leden zitten nog in hun eerste termijn. Dat een aantal leden van de Cliëntenraad niet aan de kwalitatieve vereisten voldoet, heeft de Ondernemingskamer niet kunnen vaststellen. [F] , die zelf cliënt is, is afgetreden. Overigens kunnen onder de Medezeggenschapsregeling 2022 ook cliënten in de Cliëntenraad worden benoemd (een alleszins begrijpelijke wijziging ten opzichte van de Medezeggenschapsregeling 2021). De Cliëntenraad heeft besloten om een vacature open te stellen voor een lid met specifieke deskundigheid en daarmee zal de Cliëntenraad uit drie vertegenwoordigers uit de ouderenzorg en drie vertegenwoordigers uit de gehandicaptenzorg moeten bestaan (artikel 2 Medezeggenschapsregeling 2022). Er zijn twee vacatures voor vertegenwoordigers uit de ouderenzorg opengesteld. Als al deze vacatures zijn vervuld, waarmee de Cliëntenraad bezig is, is de Cliëntenraad samengesteld overeenkomstig het in artikel 2 van de Medezeggenschapsregeling 2022 bepaalde.
3.8
De Stichting c.s. hebben aan de hand van een overzicht van de in 2022 gehouden vergaderingen (productie 12 van de Stichting c.s.) toegelicht dat op de vergaderingen van de Cliëntenraad alleen de leden van de Cliëntenraad, de onafhankelijk voorzitter en de onafhankelijk ondersteuner aanwezig zijn en niet – zoals [A] c.s. betogen – ook leden van het bestuur van RSZ. Aansluitend aan de vergaderingen van de Cliëntenraad vindt de overlegvergadering tussen de Cliëntenraad en RSZ plaats. Dat de Cliëntenraad niet autonoom van het bestuur van RSZ functioneert, hebben [A] c.s. onvoldoende duidelijk gemaakt. De Ondernemingskamer heeft verder geen aanwijzingen dat de Cliëntenraad onvoldoende kritisch tegenover het bestuur van RSZ (en/of de plannen tot overdracht van de gehandicapten- en ouderenzorg van RSZ) staat en dat daarom sprake zou zijn van structureel tekortschieten van de Cliëntenraad.
3.9
De Cliëntenraad heeft uiteengezet dat er in het afgelopen jaar maatregelen zijn genomen om zijn functioneren te verbeteren en te professionaliseren. Zo is er een onafhankelijk voorzitter en een onafhankelijk ondersteuner aangesteld. Met ingang van juni 2022 wordt ieder kwartaal een eigen nieuwsbrief uitgegeven voor de achterban. De Cliëntenraad vraagt (in de nieuwsbrief en op de website) nadrukkelijk aandacht voor de openstaande vacatures. Onvoldoende is gebleken dat op dit moment sprake is van een niet-transparante wijze van werven en selecteren.
3.1
De Ondernemingskamer acht het begrijpelijk dat de Cliëntenraad aanleiding heeft gezien om zijn functioneren te verbeteren. Er was geen duidelijk rooster van (aan- en) aftreden van de leden van de Cliëntenraad, vergaderschema’s waren niet duidelijk en de communicatie met de achterban was niet goed geregeld. De Cliëntenraad heeft ter zitting van de Ondernemingskamer toegelicht dat hij zijn functioneren nog verder wil professionaliseren, bijvoorbeeld door betere agenda’s en verslaglegging van de vergaderingen van de Cliëntenraad en de overlegvergaderingen tussen Cliëntenraad en RSZ en door betere communicatie met de achterban. In de vacatures zal voorts met de nodige voortvarendheid moeten worden voorzien. De Cliëntenraad bestaat op dit moment immers uit vier leden waar vijf leden minimaal is vereist.
3.11
Dat de Cliëntenraad aanleiding ziet om zijn functioneren te verbeteren en dat er op dit moment niet is voldaan aan de minimale bezetting, betekent niet dat hij structureel tekortschiet in de behartiging van de gemeenschappelijke belangen van de cliënten wier belangen hij dient te behartigen en dat er redelijkerwijs geen andere oplossing is dan ontbinding van de Cliëntenraad. De onder 3.10 bedoelde aandachtspunten voor verdere professionalisering zijn daartoe onvoldoende. Mede met het oog op het advies-/instemmingstraject dat aanstaande is in verband met de plannen omtrent de overdacht van een deel van de door RSZ verleende zorg, is de Cliëntenraad bezig om verdere verbeteringen door te voeren. De Cliëntenraad is doende om in de openstaande vacatures te voorzien. Er zijn geen aanknopingspunten dat de Cliëntenraad en RSZ daarbij niet zorgvuldig te werk zullen gaan. Dit alles maakt dat het verzoek tot ontbinding van de Cliëntenraad ook in beroep niet toewijsbaar is.
3.12
De Ondernemingskamer ziet geen aanleiding een proceskostenveroordeling uit te spreken.
3.13
De slotsom luidt dat het beroep wordt verworpen, de uitspraak van de LCvV in stand blijft en de overige verzoeken van [A] c.s. zullen worden afgewezen.

4.De beslissing

De Ondernemingskamer:
verwerpt het beroep;
wijst de overige verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.A.H. Melissen, voorzitter, mr. A.W.H. Vink en mr. J.M. de Jongh, raadsheren, en W. Wind en dr. M.J.R. Broekema RV, raden, in tegenwoordigheid van mr. N.E.M. Keereweer, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2023.