ECLI:NL:GHAMS:2023:528
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake alimentatie en onderhoudsplicht na echtscheiding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de alimentatie en onderhoudsplicht na een echtscheiding. De man, verzoeker in hoger beroep, had in eerste aanleg verzocht om de uitkering tot levensonderhoud van de vrouw op nihil te stellen met terugwerkende kracht tot 6 januari 2021. De vrouw, verweerster in hoger beroep, had verzocht om de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het huwelijk van partijen was op 6 januari 2021 ontbonden, en zij hebben samen twee kinderen. Bij de echtscheidingsbeschikking was een alimentatiebedrag vastgesteld, maar de man stelde dat de vrouw geen behoefte meer had aan deze uitkering omdat zij inmiddels een inkomen had.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 januari 2023 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De man voerde aan dat de vrouw voldoende inkomen had om in haar eigen levensonderhoud te voorzien, terwijl de vrouw stelde dat zij nog steeds behoefte had aan partneralimentatie. Het hof oordeelde dat de man niet aan zijn stelplicht had voldaan, omdat hij onvoldoende had onderbouwd hoe hoog de huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw was en in hoeverre zij daarin zelf kon voorzien. Het hof concludeerde dat de bestreden beschikking diende te worden bekrachtigd, omdat de man niet had aangetoond dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden die een nihilstelling van de alimentatie rechtvaardigden.
De beslissing van het hof houdt in dat de alimentatieverplichtingen zoals vastgesteld in de eerdere beschikking blijven bestaan, en dat de man zijn verzoek tot wijziging van de alimentatie niet heeft kunnen onderbouwen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het hof, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.