ECLI:NL:GHAMS:2023:527
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake alimentatie en verdeling van de beperkte gemeenschap van goederen na echtscheiding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de alimentatie en de verdeling van de beperkte gemeenschap van goederen tussen partijen, die in 2018 zijn gehuwd en in 2021 zijn gescheiden. De vrouw, verzoekster in principaal hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 2 juni 2022 aangevochten, waarin haar verzoek om een uitkering tot levensonderhoud werd afgewezen. De man, verweerder in principaal hoger beroep, heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzocht om de verdeling van de beperkte gemeenschap van goederen, met inbegrip van de toedeling van de Audi A3 aan de vrouw.
Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw recht heeft op een uitkering tot levensonderhoud van € 1.054,- per maand, met ingang van 17 november 2021. Dit bedrag is gebaseerd op de behoefte van de vrouw en de draagkracht van de man. De man heeft voldoende draagkracht om deze alimentatie te betalen, ondanks zijn verplichtingen jegens zijn kinderen uit een eerdere relatie. Het hof heeft ook geoordeeld dat de Audi A3 aan de vrouw moet worden toegedeeld tegen een waarde van € 8.750,-, met een verplichting voor de vrouw om een bedrag van € 4.375,- aan de man te betalen.
De uitspraak benadrukt de noodzaak om de huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw vast te stellen en de draagkracht van de man te beoordelen, waarbij rekening is gehouden met hun respectieve inkomens en uitgaven. Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank vernietigd en de alimentatie en verdeling opnieuw vastgesteld, waarbij het belang van beide partijen in overweging is genomen.