Uitspraak
mr. S.C.M. van Thielen
M. van Daal, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. I.P. van Rossen, kantoorhoudende te Amsterdam (voorheen: mrs. S.C.M. van Thiel en M. van Daal),
mr. J.E.W. Houtman, kantoorhoudende te Amsterdam (voorheen: mrs. S.C.M. van Thiel en M. van Daal),
1.[A] ,
mr. I.P. van Rossen, kantoorhoudende te Amsterdam,
[B],
mr. J.E.W. Houtman, kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. Pieter Marius GUNNING, in zijn hoedanigheid van tijdelijk bestuurder van I.H.P. Holding B.V. en I.H.P. Beheer B.V.,
mr. S.C.M. van Thielen
M. van Daal, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. Nicolaas VAN DER SPEK, wonende te Leusden, in zijn hoedanigheid van curator van
[C],
[D],
- verzoeksters als de vennootschappen;
- verweersters als IHP Holding en IHP Beheer;
- belanghebbenden respectievelijk als [A] , [B] en Gunning.
Het verloop van het geding
2.De gronden van de beslissing
“eiser hem zowel qq als in persoon, in een bodemprocedure zal gaan dagvaarden tot vergoeding van door hem - eiser - geleden en nog te lijden schade als gevolg van het wanbeheer en wanbeleid van Gunning in het kader van zijn functie van tijdelijk bestuurder van de vennootschappen en de afwikkeling daarvan”. Anders dan [A] stelt, kan tegen die achtergrond de kortgedingprocedure niet los worden gezien van het functioneren van Gunning als tijdelijk bestuurder van IHP Holding en IHP Beheer en moet het ervoor gehouden worden dat de door [A] in die procedure gevorderde stukken strekken tot vaststelling van aansprakelijkheid van Gunning wegens – volgens [A] – onbehoorlijke taakvervulling als tijdelijk bestuurder. De kosten van verweer in de kortgedingprocedure worden om die reden, zo nodig met analoge toepassing van artikel 2:357 lid 2 BW, aangemerkt als kosten van verweer als bedoeld in artikel 2:357 lid 6 BW.