ECLI:NL:GHAMS:2023:504

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
23-002820-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling met vordering benadeelde partij

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 27 november 2020 was gewezen. De verdachte, geboren in 1988, werd beschuldigd van mishandeling van de benadeelde partij op 3 september 2020 te Haarlem. De tenlastelegging omvatte het slaan en bijten van de benadeelde partij in het gezicht en de arm. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en geoordeeld dat de verdachte het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte strafbaar is, maar heeft besloten geen straf op te leggen, rekening houdend met de omstandigheden waaronder de mishandeling heeft plaatsgevonden. De benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend, die in eerste aanleg gedeeltelijk was toegewezen. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij in hoger beroep toegewezen tot een bedrag van € 188,52, bestaande uit materiële en immateriële schade. De verdachte is verplicht om dit bedrag te betalen aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de mishandeling.

De uitspraak benadrukt de ernst van de mishandeling, maar ook de omstandigheden die hebben geleid tot de beslissing om geen straf op te leggen. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen en de verplichting tot schadevergoeding opgelegd aan de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002820-20
datum uitspraak: 22 februari 2023
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 27 november 2020 in de strafzaak onder parketnummer 15-223516-20 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1988,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 februari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 3 september 2020 te Haarlem [benadeelde partij01] heeft mishandeld door die [benadeelde partij01] in het gezicht, althans tegen het hoofd, te slaan en/of stompen en/of in de arm te bijten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 3 september 2020 te Haarlem [benadeelde partij01] heeft mishandeld door die [benadeelde partij01] in het gezicht te slaan en in de arm te bijten.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.
Het hof stelt voorop dat de verdachte het slachtoffer - door hem te slaan en te bijten - pijn heeft gedaan en hem heeft aangetast in zijn gevoelens van veiligheid. Het hof heeft evenwel ook kennis genomen van de beschrijving van de camerabeelden van het incident, zoals neergelegd in het proces-verbaal van bevindingen van 18 september 2020. In de daaruit blijkende omstandigheden waaronder de verdachte zijn – nog steeds wel strafrechtelijk laakbare – gedragingen heeft verricht, ziet het hof – met de advocaat-generaal – aanleiding toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a Wetboek van Strafrecht met dien verstande dat het zal bepalen dat geen straf aan de verdachte zal worden opgelegd.

Vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij heeft zich, conform het bepaalde in artikel 51f, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 363,52, bestaande voor € 13,52 uit materiële schade en voor € 350,00 uit immateriële schade.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 175,00 aan immateriële schade.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De advocaat-generaal heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de vordering van de benadeelde partij toewijzen tot een bedrag van € 188,52, bestaande voor € 13,52 uit materiële schade en voor € 175,00 uit immateriële schade. Het hof zal daarnaast de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezenverklaarde geen straf wordt opgelegd.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij01] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 188,52 (honderdachtentachtig euro en tweeënvijftig cent) bestaande uit € 13,52 (dertien euro en tweeënvijftig cent) materiële schade en € 175,00 (honderdvijfenzeventig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij01] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 188,52 (honderdachtentachtig euro en tweeënvijftig cent) bestaande uit € 13,52 (dertien euro en tweeënvijftig cent) materiële schade en € 175,00 (honderdvijfenzeventig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 3 (drie) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 3 september 2020.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij01] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 188,52 (honderdachtentachtig euro en tweeënvijftig cent) bestaande uit € 13,52 (dertien euro en tweeënvijftig cent) materiële schade en € 175,00 (honderdvijfenzeventig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 3 (drie) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 3 september 2020.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.R.O. Mooy, mr. J.W.P. van Heusden en mr. M. Koek, in tegenwoordigheid van mr. M.E. de Waard, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 februari 2023.
=========================================================================
[…]