ECLI:NL:GHAMS:2023:502

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
23-003209-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van ambtenaren en wapenbezit in Amsterdam

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1985 en thans gedetineerd, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor belediging van twee ambtenaren en het dragen van een mes. De tenlastelegging omvatte belediging van een hoofdagent van de politie en een andere persoon, waarbij de verdachte beledigende woorden had geuit. Daarnaast werd hem verweten een mes van het merk Columbia bij zich te dragen, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen en de verdediging van de verdachte verworpen. Het hof oordeelde dat de beledigingen voldoende specifiek gericht waren tegen de verbalisant en dat er voldoende bewijs was voor de belediging van de andere persoon. De verdachte werd schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van enkele andere beschuldigingen die niet bewezen konden worden. De strafoplegging bestond uit een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar voor de beledigingen en een geldboete van €200 voor het wapenbezit, met onttrekking van het mes aan het verkeer. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en deed opnieuw recht, waarbij het de verdachte strafbaar verklaarde voor de bewezen feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003209-21
datum uitspraak: 22 februari 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 november 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-260029-21 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1985,
adres: [adres01] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres01] te [plaats01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 8 februari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij, op of omstreeks 26 september 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer01] , hoofdagent van de politie Eenheid Amsterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem meermaals, in elk geval eenmaal, de woorden toe te voegen: "je kanker moeder" en/of "kanker homo" en/of "je kanker moeder staat op de Wallen" en/of "je neemt piemels in je kont, morgen loop je krom", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij, op of omstreeks 26 september 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk [slachtoffer02] , in zijn tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen: "(vuile) homo", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
3.
hij, op of omstreeks 26 september 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie IV, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een blank wapen, namelijk een mes van het merk Columbia, waarvan het lemmet meer dan een snijkant had heeft gedragen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof weliswaar (grotendeels) tot dezelfde bewezenverklaring komt als de rechter in eerste aanleg, maar daarbij een bewijsoverweging opneemt en tot een andere beslissing over de straf komt. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij niet meer aan de orde, nu deze door de rechter in eerste aanleg is afgewezen en de benadeelde partij zich in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd. Het (partieel) bevestigen van het vonnis zou een te weinig overzichtelijk samenstel aan beslissingen en motiveringen opleveren.

Bewijsoverweging feiten 1, 2 en 3

Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte van het onder 1 en 2 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft de raadsman aangevoerd dat de door de verdachte geuite woorden onvoldoende specifiek gericht waren tegen de verbalisant. De verdachte was immers geboeid en kon de verbalisant niet aankijken, hetgeen verkeerd is gerelateerd in het door de verbalisanten opgestelde proces-verbaal van bevindingen.
Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde geldt dat niet is voldaan aan het bewijsminimum. Op de camerabeelden is immers niet te horen wat de verdachte tegen de aangever gezegd zou hebben, waardoor geen ondersteunend bewijsmiddel in het dossier te vinden is voor de aangifte.
Het hof verwerpt de tot vrijspraak strekkende verweren en overweegt daartoe als volgt.
Feit 1
In het door de verbalisanten op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 26 september 2021 is zowel door de aangever als de collega van de aangever gerelateerd dat de verdachte richting de aangever keek en bleef kijken terwijl hij de tenlastegelegde woorden uitte. Onder die omstandigheid is de belediging naar het oordeel van het hof voldoende specifiek gericht tegen de aangever. De enkele stelling van de verdachte dat de verbalisant in het door hem op ambtsbelofte opgemaakte proces-verbaal onjuist zou hebben gerelateerd, is niet voldoende om daaraan niet de bewijskracht toe te kennen, die normaal gesproken aan een dergelijk bewijsmiddel toekomt.
Feit 2
De aangever heeft verklaard dat de verdachte hem heeft beledigd door op luide wijze ‘vuile homo’ tegen hem te roepen. Dat de verdachte contact heeft gemaakt met de aangever wordt ondersteund door de camerabeelden zoals beschreven in het proces-verbaal van bevindingen van 28 september 2021. Daarnaast verklaart de verdachte bij de politie, relatief kort na het incident, dat hij op het station was en ‘er een homo naar hem toe kwam ofzo’. Gelet op de aangifte, de camerabeelden en de verklaring van de verdachte bij de politie waarin hij naar aangever verwijst als ‘een homo’ is er naar het oordeel van het hof voldoende wettig en overtuigend bewijs voor de onder 2 tenlastegelegde belediging.
Feit 3
Voor zover de raadsman heeft bepleit dat vrijspraak – of ontslag van alle rechtsvervolging - dient te volgen van dit feit vanwege de stelling van de verdachte dat hij het mes eerder op de dag had afgepakt van iemand anders en bij zich droeg teneinde het in te leveren bij de politie, zal het hof dit verweer verwerpen. Voor deze stelling is immers geen enkel aanknopingspunt te vinden in het dossier en de verdediging heeft deze stelling ook niet van nadere onderbouwing voorzien. Het hof schuift deze stelling dan ook als ongeloofwaardig ter zijde.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 26 september 2021 te Amsterdam opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer01] , hoofdagent van de politie Eenheid Amsterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem meermaals de woorden toe te voegen: "je kanker moeder" en "kanker homo" en "je kanker moeder staat op de Wallen" en "je neemt piemels in je kont, morgen loop je krom";
2.
hij op 26 september 2021 te Amsterdam opzettelijk [slachtoffer02] in zijn tegenwoordigheid mondeling heeft beledigd door hem de woorden toe te voegen: "vuile homo";
3.
hij op 26 september 2021 te Amsterdam een wapen van categorie IV, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een mes van het merk Columbia waarvan het lemmet meer dan een snijkant had heeft gedragen.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis en dat voor het onder 3 tenlastegelegde een geldboete van € 325,00 zal worden opgelegd.
De raadsman heeft aangevoerd dat ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde niet gesteld kan worden dat de verklaring van de verdachte dat hij het mes wilde wegbrengen naar de politie onaannemelijk is, zodat het passend zou zijn te volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf. Ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde heeft de raadsman verzocht de verdachte een geldboete op te leggen die kan worden voldaan in termijnen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tweemaal op dezelfde dag schuldig gemaakt aan belediging. De verdachte heeft allereerst een medewerker van de kiosk beledigd door op luide wijze ‘vuile homo’ naar hem te roepen. De aangever heeft verklaard dat hij zich angstig voelde ten tijde van de belediging en door zo te handelen heeft de verdachte dan ook gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij het slachtoffer. Vervolgens heeft de verdachte een verbalisant meerdere malen beledigd door hem verschillende verwensingen toe te roepen. Hiermee heeft de verdachte uiting gegeven aan een kennelijk gevoelde minachting voor de politie, die zowel de opsporingsambtenaar in de onderhavige zaak als het openbaar gezag in het algemeen, aantast. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het bij zich dragen van een mes waarvan het lemmet meer dan één snijkant heeft. Het dragen van een dergelijk wapen levert een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen op. Mede gelet op de verwerping van de stelling van de verdachte dat hij het mes bij zich droeg teneinde dit naar de politie te brengen, ziet het hof ook geen aanleiding toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Bovendien blijkt uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 januari 2023 dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor belediging. In strafmatigende zin neemt het hof bij de strafoplegging mee dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Het hof acht, alles afwegende, voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur en voor het onder 3 bewezenverklaarde een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 36b, 36d, 57, 62, 63, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.

Beslag

Het onder de verdachte in beslag genomen mes waarvan het lemmet meer dan één snijkant heeft van het merk Columbia, dat nog niet is teruggegeven, behoort aan de verdachte toe. Het zal worden onttrokken aan het verkeer aangezien het van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit van dat voorwerp in strijd is met het algemeen belang en de wet en het kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder 1 en onder 2 bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde tot een
geldboetevan
€ 200,00 (tweehonderd euro),bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 (vier) dagen hechtenis.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1 STK Mes (goednummer: 6102522, kleur: zwart, merk: Columbia.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Koek, mr. A.R.O. Mooy en mr. J.W.P. van Heusden, in tegenwoordigheid van mr. M.E. de Waard, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 februari 2023.
=========================================================================
[…]