ECLI:NL:GHAMS:2023:493

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
23-001406-20
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake diefstal van een Audi RS3 Sportback

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1974, was aangeklaagd voor het doen wegnemen van een Audi RS3 Sportback op 28 juni 2017 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte meerdere varianten van diefstal en het uitgeven van valse bankbiljetten. Tijdens de zitting heeft de verdachte verklaard dat hij slechts een vriend wilde helpen die zijn autosleutel in de auto had laten liggen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verklaring van de verdachte ongeloofwaardig was. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in samenwerking met een derde de auto heeft laten wegslepen, met het oogmerk zich deze wederrechtelijk toe te eigenen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlasteleggingen met betrekking tot de valse bankbiljetten. De verdachte is schuldig bevonden aan het doen wegnemen van de Audi en is veroordeeld tot een taakstraf van 150 uren, waarvan 75 uren voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting en heeft de taakstraf voorwaardelijk opgelegd.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001406-20
datum uitspraak: 17 februari 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 30 juni 2020 in de strafzaak onder parketnummer 13-702077-17 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1974,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 februari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. primair
Hij op of omstreeks 28 juni 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft doen wegnemen een personenauto, te weten een Audi Rs 3 Sportback, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
1. subsidiair
Hij op of omstreeks 28 juni 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto, te weten een Audi Rs 3 Sportback, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
1. meer subsidiair
Hij op of omstreeks 28 juni 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door de verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening te doen wegnemen een personenauto, te weten een Audi Rs 3 Sportback, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), immers heeft/ hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- een sleepbedrijf genaamd ' [bedrijf01] ' gebeld en/of
- voornoemd sleepbedrijf voornoemde personenauto weg laten slepen naar een door verdachte opgegeven plaats en/of
- voornoemd sleepbedrijf heeft betaald voor zijn diensten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1.
meest subsidiair
Hij op of omstreeks 28 juni 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door de verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een personenauto, te weten een Audi Rs 3 Sportback, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), immers heeft/ hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- een sleepbedrijf genaamd ' [bedrijf01] ' gebeld en/of
- voornoemd sleepbedrijf voornoemde personenauto weg laten slepen naar een door verdachte opgegeven plaats en/of
- voornoemd sleepbedrijf heeft betaald voor zijn diensten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. primair
hij op of omstreeks 28 juni 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk één of meer valse of vervalste bankbiljetten van vijftig (50) euro heeft uitgegeven;
2. subsidiair
Hij op of omstreeks 28 juni 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, drukwerken of andere voorwerpen in een vorm die ze op bankbiljetten doet gelijken, zich heeft verschaft en/of in voorraad heeft gehad en/of heeft vervoerd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.

Vrijspraak ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. De verdachte heeft een verklaring afgelegd, gelet waarop het opzet op het wegnemen van de auto niet kan worden aangenomen. Volgens de verdachte heeft hij slechts een kennis willen helpen die naar eigen zeggen zijn sleutel in de auto had laten liggen. Hij is weliswaar naïef geweest maar heeft geen opzet gehad op de diefstal van de auto.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt hiertoe als volgt.
De verdachte heeft in de nacht van 28 juni 2017 contact gelegd met het bedrijf [bedrijf01] . Dat bedrijf heeft op zijn verzoek de in de tenlastelegging genoemde auto (hierna: de Audi) weggesleept. De verdachte heeft in diezelfde nacht meermalen telefonisch contact gehad met één of twee andere personen.
De verdachte heeft verklaard dat hij op verzoek van een derde, die hij kent onder de naam [naam01] , [bedrijf01] heeft gevraagd de auto naar een garage weg te slepen. Die derde had hem verteld dat hij zijn autosleutel in zijn Audi had laten liggen en dat hij er daarom niet meer in kon. Deze derde heeft hem opgehaald (in de auto die de verdachte van zijn schoonvader had geleend) nadat de Audi midden in de nacht was weggesleept.
De verklaring van de verdachte dat hij heeft gehandeld vanuit een vriendendienst en dat hij niet het opzet had de auto te stelen is hoogst onwaarschijnlijk. Om te beginnen valt niet goed in te zien waarom de verdachte [bedrijf01] zou moeten inschakelen en dat de derde dat niet zelf had kunnen doen. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard ‘niet echt meer te weten waarom’ deze derde niet zelf kon bellen. Het betrof een (dure) Audi met buitenlands kenteken, waarvan niet zonder meer begrijpelijk was dat die eigendom was van de betreffende derde, die de verdachte uit Amsterdam kende. De verdachte is niet ingegaan op het aanbod van de medewerker van [bedrijf01] om de auto ter plaatse te openen om de sleutel er uit te halen, wat voor het gestelde probleem een veel eenvoudiger oplossing was geweest. De verdachte is, ten slotte, nog voordat [bedrijf01] de auto op de plaats van bestemming had gelost, vertrokken met de mededeling: "ik moet er vandoor", terwijl daarvoor geen goede reden was.
Het hof gelooft de verklaring van de verdachte in zoverre dus niet. Het hof wil nog wel aannemen dat de verdachte niet geheel op eigen houtje de Audi heeft willen stelen, maar dat hij hierin heeft samengewerkt met een ander, door wie hij is beïnvloed. Hierop wijst ook het herhaaldelijke telefonisch contact met een onbekend nummer gedurende de desbetreffende nacht.
Het hof gaat er daarom van uit dat de verdachte in overleg en samenwerking met een derde aan medewerkers van [bedrijf01] de opdracht heeft gegeven om een niet aan hen toebehorende Audi weg te slepen, waarna de verdachte met de sleepauto is meegereden en deze derde hem vervolgens in de auto waarin de verdachte die nacht reed heeft opgehaald nabij de locatie waar de Audi was afgeleverd. De verdachte en deze derde hadden daarbij/daarmee het oogmerk zich deze Audi wederrechtelijk toe te eigenen. Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich tezamen met een ander schuldig heeft gemaakt aan het doen wegnemen van een personenauto door deze te laten wegslepen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.primair
Hij op 28 juni 2017 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft doen wegnemen een personenauto, te weten een Audi RS3 Sportback, toebehorende aan [slachtoffer01] ;
Hetgeen onder 1 primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, die na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
doen plegen van diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair en onder 2 primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en onder 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De raadsman heeft – in geval van een bewezenverklaring – bepleit rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tezamen met een ander of anderen schuldig gemaakt aan de diefstal van een kostbare personenauto door deze te laten wegslepen. Een autodiefstal is een zeer ergerlijk feit waardoor materiële schade aan de benadeelde en overlast worden veroorzaakt, zeker in geval van een niet in Nederland woonachtige eigenaar, zoals in dit geval.
Het hof acht, alles afwegende, voor de diefstal in beginsel een taakstraf van 150 uren subsidiair 75 dagen hechtenis, waarvan 75 uren subsidiair 37 dagen hechtenis voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
De redelijke termijn waarbinnen berechting moet plaatsvinden, is echter fors overschreden. Die overschrijding is niet, in elk geval niet in overwegende mate, aan de verdachte te wijten. Om die reden zal het hof de taakstraf geheel voorwaardelijk opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 62, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg en mr. T. de Bont, in tegenwoordigheid van mr. S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 februari 2023.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.