ECLI:NL:GHAMS:2023:491

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
1 maart 2023
Zaaknummer
23-002477-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in witwaszaak na onvoldoende bewijs van misdadige herkomst van geldbedragen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1977, had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor witwassen. De tenlastelegging betrof het verwerven en in bezit hebben van een geldbedrag van ongeveer € 26.120,00, waarvan het openbaar ministerie stelde dat het afkomstig was uit een misdrijf. Tijdens de zitting op 3 februari 2023 heeft de verdachte verklaard dat hij het geld onder zich had om een auto te kopen, en dat een deel van het geld afkomstig was van een lening van een bekende, terwijl het overige deel zijn spaargeld was.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een concrete en verifieerbare verklaring heeft gegeven over de herkomst van het geld, ondersteund door getuigenverklaringen en een schriftelijke overeenkomst. Het hof oordeelde dat het openbaar ministerie onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de verklaring van de verdachte onjuist was. Aangezien er geen bewijs was dat het geld afkomstig was uit een misdrijf, heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De beslissing van het hof benadrukt de noodzaak voor het openbaar ministerie om voldoende bewijs te leveren voor de herkomst van geldbedragen in witwaszaken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002477-19
datum uitspraak: 17 februari 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 28 juni 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13262000-18 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1977,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 februari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 18 december 2018, te Amsterdam, in elk geval in Nederland, althans in Nederland, voorwerpen, te weten een of meerdere geldbedrag(en) (te weten ong. € 26.120,00), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van voorwerpen, te weten een of meerdere geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat het geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.
Vordering van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

Vrijspraak

Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf” is voldoende dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf, bijvoorbeeld omdat het op basis van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan dan dat het tenlastegelegde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Het is niet vereist dat is komen vast te staan uit welk nauwkeurig aangeduid misdrijf het voorwerp afkomstig is. Als het openbaar ministerie feiten en omstandigheden heeft aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Dat betekent echter niet dat de verdachte aannemelijk moet maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
De verdachte is op 18 december 2018 aangetroffen in een personenauto, waarin zich op verschillende plaatsen hoeveelheden hennep bevonden. Onder de verdachte zijn twee grote sommen geld, verpakt in vershoudfolie, aangetroffen. Alhoewel niet is komen vast te staan dat de aangetroffen hennep en de sommen geld met elkaar in verband kunnen worden gebracht, is, op basis van de omstandigheden waaronder de geldbedragen zijn aangetroffen, sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen.
De verdachte heeft verklaard dat hij het geld onder zich had, omdat hij in Nederland een auto wilde kopen. Een deel van het geld, te weten € 15.000,00, had hij van [naam] (verder: [naam]) geleend. Het overige gedeelte, ongeveer € 10.000, was spaargeld, vergaard uit de winst van de handel in auto’s. Daarmee heeft de verdachte een concrete, verifieerbare en niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd over de herkomst van het geld.
Deze verklaring vindt steun in de onder ede afgelegde verklaring van [naam] ten overstaan van de raadsheer-commissaris. Hij heeft de verklaring van de verdachte over de geldlening bevestigd en een schriftelijke geldleenovereenkomst tussen hem en de verdachte getoond. Ook heeft hij verklaard dat de verdachte winst wilde maken met de verkoop van auto’s en dat hij in het verleden meerdere auto’s op verzoek van de verdachte heeft gerepareerd.
Nu de verdachte een concrete, verifieerbare en niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het aangetroffen geld heeft afgelegd, lag het op de weg van het openbaar ministerie daarnaar nader onderzoek te (laten) verrichten, om aan te tonen dat de verklaring van de verdachte onjuist is. Nu dergelijk onderzoek achterwege is gebleven, is daaruit ook niet gevolgd dat de verklaring van de verdachte onjuist is. Niet kan daarom worden geconcludeerd dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag een misdadige herkomst heeft. Het tenlastegelegde is dan ook niet bewezen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. EUR 5680792 ibg 18-12-2018
2. 10500 EUR 5680795 ibg 18-12-2018
3. 620 EUR 5680794 ibg 18-12-2018.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. A.M. Koolen-Zwijnenburg en mr. T. de Bont, in tegenwoordigheid van mr. S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 februari 2023.
De griffier is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.