ECLI:NL:GHAMS:2023:484

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
200.297.504/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en co-ouderschap bij minderjarigen in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorgregeling voor twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], na de echtscheiding van hun ouders. De vrouw verzocht om een zorgregeling waarbij de kinderen om de paar dagen van ouder wisselen, maar het hof oordeelde dat dit teveel onrust bij de kinderen zou veroorzaken. Het hof wees op de zorgen over de verschillende opvoedstijlen van de ouders, wat leidt tot aanpassingsproblemen voor de kinderen. In plaats daarvan stelde het hof een co-ouderschapsregeling voor, waarbij de kinderen wekelijks van ouder wisselen, wat meer structuur en duidelijkheid biedt. Het hof benadrukte ook het belang van een hulpverleningstraject voor de ouders om hun communicatie te verbeteren, zodat zij beter kunnen samenwerken in het belang van de kinderen. De beslissing van de rechtbank Noord-Holland werd bekrachtigd, waarbij de huidige zorgregeling werd gehandhaafd. De ouders werden aangespoord om constructief samen te werken en de kinderen de ruimte te geven om bij de andere ouder langs te gaan wanneer zij dat willen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.297.504/01
Zaaknummers rechtbank: C/15/307200 / FA RK 20-4758 en C/15/310455 / FA RK 20-6561
Beschikking van de meervoudige kamer van 28 februari 2023 in de zaak van
[de vrouw] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. G.A. Nandoe Tewarie te Leiden,
en
[de man] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. A.M. Koopman te Alkmaar.
Als (overige) belanghebbenden zijn aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] );
- de minderjarige [minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,
hierna te noemen: de raad.

1.De verdere procedure in hoger beroep

1.1
Op de zitting van 31 maart 2022 heeft het hof de raad verzocht te onderzoeken welke verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) het beste aansluit bij de belangen en de behoeften van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (hierna gezamenlijk ook te noemen: de kinderen). Bij tussenbeschikking van 8 november 2022, voor zover hier van belang, heeft het hof de behandeling van de zaak voor wat betreft de zorgregeling pro forma aangehouden tot zondag 4 december 2022, in afwachting van de resultaten van het onderzoek van de raad.
1.2
Het hof heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
- een bericht van de vrouw van 26 april 2022, met bijlagen;
- een bericht van de raad van 19 oktober 2022, inhoudende het rapport van de raad van 17 oktober 2022 (hierna: het raadsrapport);
- een bericht van de vrouw van 27 oktober 2022, met bijlagen;
- een bericht van de vrouw van 9 december 2022, met bijlagen.
1.3
De mondelinge behandeling is op 12 december 2022 voortgezet. Hierbij waren aanwezig:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw D.M. van Dijk.
De advocaat van de man heeft ter zitting een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland (hierna: de kinderrechter) van 15 november 2022 overgelegd (ondertoezichtstelling).

2.De feiten

2.1
Partijen zijn met elkaar gehuwd [in] 2007 te [plaats B] , Griekenland. Het huwelijk is op 3 augustus 2021 ontbonden door inschrijving van de - in zoverre niet bestreden - echtscheidingsbeschikking van 21 april 2021.
Beide partijen hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.2
Partijen zijn de ouders van:
- [minderjarige 1] , geboren [in] 2010 te [plaats A] , en
- [minderjarige 2] , geboren [in] 2013 te [plaats A] .
Partijen hebben gezamenlijk het gezag over de kinderen.
2.3
De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw. Sinds de bestreden beschikking (21 april 2021) geldt een co-ouderschapsregeling. De kinderen wisselen van ouder op woensdag.
2.4
Bij beschikking van 15 november 2022, nader uitgewerkt op 28 november 2022, heeft de kinderrechter op het daartoe strekkende verzoek van de raad [minderjarige 2] onder toezicht gesteld van de GI, met ingang van 15 november 2022 tot 15 november 2023. Het verzoek van de raad om ook [minderjarige 1] onder toezicht te stellen is door de kinderrechter afgewezen.

3.De omvang van het hoger beroep

3.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover in dit hoger beroep van belang, bepaald dat de zorgregeling van partijen met de kinderen als volgt zal zijn:
- de kinderen verblijven de ene week bij de vrouw en de andere week bij de man, waarbij het wisselmoment op woensdag via school plaatsvindt en waarbij een vakantieregeling geldt zoals onder punt 2.5.5. van de bestreden beschikking is weergegeven.
3.2
De vrouw verzoekt in haar beroepschrift, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, een zorgregeling te bepalen waarbij de kinderen wekelijks twee dagen bij de man en vijf dagen bij de vrouw zijn. De wisseling vindt dan plaats op woensdag na school en vrijdag na school.
3.3
De man verzoekt de grief van de vrouw ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

4.De motivering van de beslissing

4.1
Aan de orde in hoger beroep is de zorgregeling van de ouders met de kinderen. Op grond van artikel 1:253a lid 2, onder a, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag, welke regeling een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken kan omvatten. De rechter neemt hierbij een zodanige beslissing als hem in het belang van de kinderen wenselijk voorkomt.
Rapport en advies van de raad
4.2
De raad heeft het hof in het raadsrapport en tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd om de huidige co-ouderschapsregeling te handhaven. Een grote zorg van de raad is dat de ouders verschillende opvoedstijlen hanteren. De man geeft grenzen aan de kinderen, terwijl de vrouw de kinderen meer vrijheid geeft. Dit lijkt voor [minderjarige 1] niet direct tot nadelige gevolgen te leiden, maar voor [minderjarige 2] is dit een grote belemmering in zijn ontwikkeling. [minderjarige 2] heeft namelijk behoefte aan duidelijkheid en voorspelbaarheid. Ook is het zorgelijk dat de ouders niet op een constructieve manier samenwerken in het belang van de kinderen, waardoor de kinderen klem komen te zitten tussen de ouders. De raad is daarom overgegaan tot een verzoek aan de kinderrechter tot ondertoezichtstelling van de kinderen. Het is noodzakelijk dat een onafhankelijke derde partij de ouders gaat aansporen om samen te werken in het belang van de kinderen, aldus de raad.
Standpunten van partijen
4.3
De vrouw heeft te kennen gegeven het eens te zijn met de huidige co-ouderschapsregeling voor [minderjarige 1] , maar niet voor [minderjarige 2] . [minderjarige 2] is een kwetsbaar kind, en hij wil om de twee dagen bij zijn moeder kunnen zijn. Daar moet ruimte voor zijn, en die is er niet in de huidige co-ouderschapsregeling. Verder steekt het bij de vrouw dat zij, volgens het raadsrapport en de school van [minderjarige 2] , geen standvastige ouder is. Zij kan wel degelijk structuur en regelmaat aan de kinderen bieden, aldus de vrouw.
4.4
De man stelt dat de huidige co-ouderschapsregeling in het belang van de kinderen is. Hij kan zich vinden in het raadsrapport. Verder stelt hij dat wanneer [minderjarige 2] naar zijn moeder wil, dit mogelijk is. De ouders wonen dicht bij elkaar en hij zal dit nooit belemmeren. Het is niet in het belang van de kinderen om doordeweeks steeds te wisselen van ouder. Zij hebben structuur, regelmaat en duidelijkheid nodig, aldus de man.
De beoordeling
4.5
Het hof zal het advies van de raad volgen. Wat [minderjarige 1] betreft zijn partijen het in hoger beroep thans eens over de lopende 50/50 regeling. In zoverre hoeven de in het beroepschrift geformuleerde bezwaren van de vrouw tegen de beschikking van de rechtbank van 21 april 2021 geen bespreking meer. Wat betreft [minderjarige 2] is dit anders. Waar de man de zorg 50/50 tussen de ouders wil verdelen, en dat ook in het belang van [minderjarige 2] vindt, ziet de vrouw liever een verdeling waarbij [minderjarige 2] twee dagen bij de man, en vijf dagen bij haar verblijft. [minderjarige 2] heeft in zijn gesprek met de raadsonderzoeker aangegeven twee dagen bij zijn moeder en dan weer twee dagen bij zijn vader te willen zijn, en zo om en om. De grote zorg die zowel de scholen van de kinderen, de raad, de hulpverlening als de ouders zelf hebben, is het verschil in opvoedstijlen tussen de ouders. Indien ouders onvoldoende samenwerken, hebben de kinderen daar last van en vergt het veel aanpassingsvermogen van hen. Gebleken is dat met name [minderjarige 2] last heeft van de verschillende opvoedstijlen. Hij heeft na het overgangsmoment op woensdag tijd nodig om te wennen bij de andere ouder. Het hof is dan ook van oordeel dat de door de vrouw verzochte zorgregeling teveel onrust bij de kinderen teweeg zal brengen. Bij een regeling waarbij de kinderen vaak van ouder wisselen, zullen zij zich continue dienen aan te passen en te schakelen tussen de verschillende opvoedkundige aanpak van de ouders. Een co-ouderschapsregeling, waarbij de kinderen wekelijks wisselen, is daarom het meest in het belang van de kinderen. Een dergelijke regeling biedt structuur en duidelijkheid aan de kinderen, en daar heeft met name [minderjarige 2] behoefte aan.
Daarbij is het wel van belang dat de kinderen, zeker gezien hun nog jonge leeftijd, de ruimte krijgen om bij de andere ouder langs te kunnen gaan wanneer zij daar behoefte aan hebben. De ouders wonen 300 meter bij elkaar vandaan. In dat kader heeft de man gesteld dat wanneer de kinderen langs willen gaan bij de vrouw dit mogelijk is. Bovendien hebben de kinderen in het raadsrapport aangegeven dat zij van beide ouders bij de andere ouder langs mogen gaan, als het maar niet te laat op de avond is. Het hof gaat er daarom van uit dat de ouders de kinderen de ruimte geven om bij de andere ouder langs te gaan.
4.6
Een ander zorgpunt is dat het de ouders niet lukt om op een constructieve manier samen te werken en te communiceren. Het hof acht het van belang dat de ouders zo spoedig mogelijk een hulpverleningstraject zullen starten, teneinde de onderlinge communicatie wat betreft de kinderen te verbeteren. Het is in het belang van de kinderen dat de ouders in staat zijn afspraken te maken over de opvoeding en praktische zaken betreffende de kinderen. Beide ouders hebben een belangrijk aandeel in de ontwikkeling van de kinderen, en wanneer de ouders constructief kunnen samenwerken profiteren de kinderen daar van. Ook voor de ouders zelf kan dit rust brengen. De vrouw heeft ter zitting aangegeven dat zij open staat voor een ouderschapstraject. De man heeft ter zitting aangegeven het moeilijk te vinden nog een traject met de vrouw aan te gaan, maar hij sluit dit niet uit. Omdat [minderjarige 2] bij beschikking van 15 november 2022 door de kinderrechter onder toezicht is gesteld van de GI, is er een gezinsmanager bij het gezin betrokken. De gezinsmanager kan de ouders ook helpen met het meer op elkaar afstemmen van de verschillende opvoedstijlen, alsmede het verbeteren van de onderlinge communicatie. Het hof gaat ervan uit dat de ouders hier (verder) mee aan de slag gaan.
4.7
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
in principaal hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 21 april 2021, voor wat betreft de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.W. Brands-Bottema, A.N. van de Beek en M. Perfors, in tegenwoordigheid van mr. F de Jongh als griffier en is op 28 februari 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.