ECLI:NL:GHAMS:2023:476

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
23-000656-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van overtreding artikel 2.6 Wet wegvervoer goederen wegens onvoldoende bewijs van gewicht aanhanger

Op 28 februari 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die in hoger beroep was gegaan tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een vermeende overtreding van artikel 2.6 van de Wet wegvervoer goederen, waarbij de verdachte zou hebben gehandeld met een te zwaar beladen aanhanger voor zijn bedrijfsauto. De tenlastelegging stelde dat de aanhanger op 27 augustus 2019 te Rotterdam op de Rijksweg A15 te zwaar was beladen, met een gewicht van 3.500 kilogram, terwijl de toegestane maximum te trekken massa 2.000 kilogram was.

Tijdens de zitting op 14 februari 2023 heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot dezelfde straf als eerder opgelegd door de economische politierechter. De raadsvrouw van de verdachte betwistte echter de juistheid van de weging, aangezien de weegbon ontbrak en er geen duidelijke weegresultaten in het dossier waren opgenomen. Het hof heeft vastgesteld dat de weegbon niet was bijgevoegd en dat de gegevens in de rekenstaten onduidelijk waren, wat leidde tot twijfels over het gewicht van de aanhanger.

Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de aanhanger te zwaar beladen was. Gezien het ontbreken van de weegbon en de inconsistenties in de rekenstaten, kon het hof niet vaststellen of de verdachte het tenlastegelegde had begaan. Daarom werd het vonnis waarvan beroep vernietigd en werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000656-22
datum uitspraak: 28 februari 2023
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Rotterdam van 16 december 2020 in de strafzaak onder parketnummer 96-019465-20 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1993,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 februari 2023.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, handelend onder de naam [bedrijf01] , op of omstreeks 27 augustus 2019 te Rotterdam, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A15, beroepsvervoer of eigen vervoer heeft verricht, althans heeft doen verrichten, met een vrachtauto (motorrijtuig of samenstel van voertuigen), te weten een bedrijfsauto met aanhangwagen, voorzien van het kenteken [kenteken01] en [kenteken02] , ten aanzien waarvan in strijd werd gehandeld met artikel 5.1.2 in verbinding met artikel 5.18.17g lid 1 van de Regeling voertuigen, aangezien die vrachtauto zodanig was beladen dat de totale massa, dan wel de som van de aslasten van het getrokken voertuig 3500 kilogram, in elk geval meer dan de toegestane maximum te trekken massa van 2000 kilogram, bedroeg.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de economische politie rechter in eerste aanleg is opgelegd.
Door de raadsvrouw is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de weegbon ontbreekt, zodat er niet kan worden vastgesteld of de aanhanger of het trekvoertuig te zwaar beladen was. Ze betwist dat de aanhanger 3.500 kilogram woog. Verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
De verdachte is op 27 augustus 2019 te Rotterdam op de Rijksweg A15 onderworpen aan een verkeerscontrole. Zijn aanhanger zou te zwaar beladen zijn voor zijn bedrijfsauto. De bedrijfsauto mocht maximaal 2.000 kilogram trekken.
In het daartoe opgemaakte proces-verbaal staat onder meer het volgende: “Abusievelijk is er door de verbalisant geen weegbon bijgevoegd .” Deze weegbon ontbreekt ook in het hofdossier. In het proces-verbaal van de politie zijn verder geen weegresultaten opgenomen. Er bevinden zich in het dossier wel twee formulieren (door de politie aangeduid als rekenstaat), waarvan onduidelijk is door wie en wanneer deze zijn ingevuld. Op beide rekenstaten staat een gewicht van 3.500 kg vermeld, bij de ene rekenstaat in de tabel motorwagen/trekker onder vrachtauto en in de tabel aanhangwagen/oplegger te zwaar voor motorwagen en bij de andere rekenstaat alleen onder de tabel motorwagen/trekker. De beide rekenstaten komen niet overeen. Verder valt op dat het in de tenlastelegging genoemde gewicht van de aanhanger van 3500 kilogram, exact overeenkomt met de maximaal te beladen massa van de aanhanger/oplegger zoals opgenomen in de gegevens van de RDW.
Op grond van het vorenstaande is het voor het hof onvoldoende duidelijk welk gewicht de aanhanger ten tijde van de weging had. Het hof kan derhalve niet vaststellen of de aanhanger te zwaar beladen was, zodat de verdachte van het hem tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P. Greve, mr. R.P. den Otter en mr. L.F. Roseval, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 februari 2023.
Mr. P. Greve en mr. R.P. den Otter zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.