ECLI:NL:GHAMS:2023:472

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
200.317.652-02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schorsingsverzoek kinderalimentatie en partneralimentatie

In deze zaak gaat het om een schorsingsverzoek van de man met betrekking tot de kinderalimentatie en partneralimentatie die hij aan de vrouw moet betalen. De rechtbank Amsterdam had eerder bepaald dat de man € 182,- per maand aan kinderalimentatie voor hun twee kinderen en € 500,- aan partneralimentatie aan de vrouw moet betalen, met ingang van 1 september 2022. De man is het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep aangetekend, waarbij hij verzoekt om de werking van de beschikking te schorsen totdat er een definitieve uitspraak is gedaan.

De vrouw heeft verweer gevoerd tegen het schorsingsverzoek en stelt dat de man over vermogen in Marokko beschikt, wat hij niet heeft gemeld. Het hof heeft de zaak zonder mondelinge behandeling behandeld en op 7 februari 2023 de beschikking gegeven. Het hof heeft het verzoek van de man afgewezen, omdat hij onvoldoende heeft aangetoond dat hij in een problematische schulden situatie terechtkomt door de alimentatie te betalen. De vrouw heeft recht op de alimentatie, en het hof heeft geoordeeld dat de belangen van de vrouw zwaarder wegen dan die van de man.

De beslissing van het hof is dat de man de alimentatie moet blijven betalen zoals eerder door de rechtbank is bepaald, en dat het schorsingsverzoek wordt afgewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de vrouw de beschikking kan uitvoeren ondanks het hoger beroep van de man.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.317.652/02 (schorsingsverzoek)
zaaknummers rechtbank: C/13/705159 / FA RK 21-4613 en C/13/713384 / FA RK 22-690
beschikking van de meervoudige kamer van 7 februari 2023 inzake
[de man],
wonende te [plaats A] ,
verzoeker in het incident,
verder te noemen: de man,
advocaat: mr. S. Bouddount te Weesp,
en
[de vrouw] ,
wonende te [plaats A] ,
verweerster in het incident,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M. Amrani te Amsterdam.

1.De zaak in het kort

1.1
Deze zaak gaat over de kinderalimentatie en partneralimentatie die de man aan de vrouw moet betalen.
1.2
De rechtbank Amsterdam heeft in de zaak C/13/705159 / FA RK 21-4613 op 13 juli 2022 beslist dat de man aan de vrouw alimentatie moet betalen: per maand € 182,- aan kinderalimentatie ten behoeve van de twee kinderen en € 500,- aan partneralimentatie (hierna ook: de bestreden beschikking). Deze verplichting is ingegaan op 1 september 2022, de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand. De man is het niet eens met deze beslissing en is daarom in hoger beroep gekomen. In deze procedure verzoekt de man dat het hof, zolang nog niet op het hoger beroep is beslist, de werking van de bestreden beschikking schorst. Het hof wijst in deze beschikking dit schorsingsverzoek af. Dat betekent dat de man, zolang nog niet op het hoger beroep is beslist, de alimentatie moet betalen die door de rechtbank is bepaald. Het hof legt hierna uit waarom het dit verzoek afwijst.

2.De procedure in hoger beroep

2.1
De man is op 12 oktober 2022 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking en heeft daarbij verzocht de werking van de bestreden beschikking te schorsen.
2.2
De vrouw heeft op 21 december 2022 een verweerschrift tegen het schorsingsverzoek ingediend.
2.3
Partijen hebben ingestemd met een beslissing zonder mondelinge behandeling. Het hof heeft de raadkamerbehandeling van het schorsingsverzoek op 25 januari 2023 bepaald en vermeld in het roljournaal. Het hof heeft van de zijde van de man op 25 januari 2023 een bericht met bijlagen ontvangen. Het hof laat deze stukken bij de beoordeling van het schorsingsverzoek buiten beschouwing, omdat het hof de stukken pas op de dag van de raadkamerbehandeling heeft ontvangen en de vrouw niet op deze stukken heeft kunnen reageren.

3.De feiten

3.1
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Het huwelijk van partijen is op 1 september 2022 ontbonden door echtscheiding als hiervoor vermeld.
3.2
Partijen zijn de ouders van:
- [kind 1] , geboren [in] 2005 te [plaats A] , en
- [kind 2] , geboren [in] 2008 te [plaats A] ,
hierna ook: de kinderen.
3.3
Bij beschikking van 4 augustus 2021 heeft de rechtbank bij wijze van voorlopige voorziening tijdens de echtscheidingsprocedure het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een bijdrage in de kosten van levensonderhoud (hierna ook: partneralimentatie) van de vrouw afgewezen en het verzoek van de vrouw om een bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen (hierna ook: kinderalimentatie) gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank heeft bij die beschikking bepaald dat de man met ingang van 4 augustus 2021 als kinderalimentatie € 25,- per kind per maand zal voldoen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is, voor zover voor deze beslissing van belang, met ingang van de dag van inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand:
- de kinderalimentatie bepaald op € 91,- per maand per kind, en
- de partneralimentatie bepaald op € 500,- per maand.
4.2
De man verzoekt de werking van de bestreden beschikking te schorsen in afwachting van de definitieve beslissing van het hof.
4.3
De vrouw verzoekt de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot schorsing, dan wel zijn verzoek af te wijzen, althans zodanige beslissingen te nemen als het hof geraden acht.

5.De motivering van de beslissing

Standpunten van partijen
5.1
De man heeft naar voren gebracht dat hij de in de bestreden beschikking vastgestelde alimentatie niet kan betalen. Zijn inkomen bestaat uit een bruto uitkering van € 1.755,- per maand, zodat hij onvoldoende draagkracht heeft. De man komt daardoor in een problematische schulden situatie terecht. De vrouw heeft de vastgestelde bijdragen nooit ontvangen, zodat een schorsing van de werking van de bestreden beschikking haar situatie niet verandert. Bovendien wordt de door haar ontvangen alimentatie ingehouden op haar uitkering, zodat zij daar per saldo geen economisch voordeel van heeft. Het belang van de man moet volgens hem daarom prevaleren boven het belang van de vrouw.
5.2
De vrouw heeft gesteld dat de man over vermogen in Marokko beschikt, waarover hij geen openheid van zaken geeft. Bij zijn stelling dat hij de alimentatie niet zou kunnen betalen, gaat de man voorbij aan het feit dat hij dit vermogen heeft. De vrouw en de kinderen hebben onmiskenbaar belang bij tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking, omdat de vrouw een bijstandsuitkering heeft en behoefte heeft aan alimentatie. Het schorsingsverzoek moet volgens de vrouw daarom worden afgewezen.
Beoordeling door het hof
5.3
De bestreden beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat de vrouw de beschikking mag uitvoeren ondanks het hoger beroep van de man. Het hof kan op grond van de wet – als uitzondering – toch beslissen dat de beschikking nog niet mag worden
uitgevoerd zolang het hoger beroep loopt. De Hoge Raad heeft daarvoor maatstaven uiteengezet (HR 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026). In deze zaak is de uitvoerbaar bij voorraad verklaring niet nader gemotiveerd door de rechtbank.
De maatstaven genoemd door de Hoge Raad komen er kort gezegd op neer dat het hof de belangen van beide partijen bij het al dan niet direct uitvoeren van de beschikking tegen elkaar moet afwegen. Het hof gaat daarbij uit van de overwegingen en beslissingen in de beschikking van de rechtbank. De kans van slagen van het hoger beroep blijft hierbij buiten beschouwing. Als blijkt dat de beslissing van de rechtbank op een kennelijke misslag berust, kan het hof daaraan wel gevolgen voor de uitvoerbaarheid verbinden.
5.4
De man heeft in deze zaak onvoldoende uitgelegd en onderbouwd dat hij in een problematische schuldensituatie terecht komt indien de vrouw de bestreden beschikking uitvoert. Hij heeft daarvoor onvoldoende gegevens, voorzien van een toelichting, over zijn financiële situatie overgelegd waarmee inzichtelijk zou kunnen worden dat hij door het betalen van de alimentatie in de problemen komt. Een verwijzing naar het ontbreken van draagkracht is onvoldoende. Dat de man tot nog toe niet heeft betaald is geen reden om de werking van de bestreden beschikking te schorsen. Ook de omstandigheid dat de alimentatie die de vrouw zou ontvangen zou worden ingehouden op haar uitkering is geen reden voor schorsing. Voor zover de man heeft bedoeld te verwijzen naar hetgeen hij in zijn beroepschrift in de bodemzaak heeft aangevoerd, is een enkele verwijzing daarnaar onvoldoende.

6.De beslissing

Het hof:
wijst het verzoek van de man af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.T. Hoogland, mr. G.W. Brands-Bottema en mr. M. Perfors, in tegenwoordigheid van de griffier en is op 7 februari 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.