Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
Chief Financial Officer(hierna: CFO), in dienst geweest van [geïntimeerde] tegen een salaris van laatstelijk € 7.131,20 bruto per maand, exclusief 8% vakantiegeld (bij een arbeidsomvang van 32 uur per week). [appellant] is op 7 mei 2019 ziek uitgevallen wegens burn-out klachten. Op 2 juli 2021 heeft hij zich hersteld gemeld, maar de arbeid is niet hervat. [geïntimeerde] heeft het salaris tot aan het einde van het dienstverband onverkort doorbetaald.
Medio 2014 zal een participatieregeling van kracht zijn voor alle medewerkers en MT leden in het bijzonder’(hierna ook: de participatieclausule). Bij brief van 1 juli 2021 heeft [appellant] [geïntimeerde] gesommeerd tot betaling van € 22.074.955,00 op basis van deze participatieclausule. [geïntimeerde] heeft de verschuldigdheid hiervan betwist en niets betaald.
3.Het procesverloop in eerste aanleg
minimaal tachtig procent van de werkzaamheden van werknemer verrichten. Werkgever gaat hier in de tweede ronde nauwelijks op in.”.
dat werkgever ertoe verplicht uitvoering te geven aan de participatieregeling, vermeld in artikel 11 van de arbeidsovereenkomst”.
4.Beoordeling
[appellant] verzoekt Uw hof niet om [geïntimeerde] te verplichten hem terug te laten keren op de werkvloer. Dat is een gepasseerd station. Het vertrouwen is definitief geschonden.”. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft [appellant] de betwisting van de verstoorde verstandhouding, zoals onder §120 van het beroepschrift, expliciet ingetrokken en de verstoorde verstandhouding ten tijde van de beslissing van de kantonrechter onvoorwaardelijk erkend. Met deze erkenning door [appellant] dat er sprake is van ‘definitief geschonden’ vertrouwen kan het hof niet anders dan concluderen dat de kantonrechter de arbeidsovereenkomst terecht heeft ontbonden, al houdt [appellant] in hoger beroep staande dat dit op de verkeerde grondslag is gebeurd. [appellant] verzoekt ook niet om toekenning van de billijke vergoeding op grond van het bepaalde in artikel 7:683, lid 3 BW. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [appellant] desgevraagd bevestigd dat hij in hoger beroep uitsluitend de billijke vergoeding wegens ernstige verwijtbaarheid op het oog heeft. De betekenis van de eerste grief is volgens [appellant] daarin gelegen dat hij belang heeft bij de vaststelling door het hof dat de kantonrechter niet op de a-grond had behoren te ontbinden, maar dat had moeten doen op de g-grond. Het belang hierbij is dat de ernstige verwijtbaarheid daarmee gekoppeld wordt aan de g-grond. Het hof zal om die reden eerst dienen te beoordelen of grief 1 slaagt.
dat het [geïntimeerde] in beginsel vrijstaat haar organisatie zodanig in te richten als zij doelmatig acht’onvoldoende om aan de eisen van de Ontslagregeling te voldoen. De toets door UWV daaraan heeft tot het oordeel geleid dat de werkgever onvoldoende heeft aangetoond dat het vervallen van de functie noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering, vooral ook omdat de taken van de CFO na de overname door Visma niet zijn vervallen. Dat die taken van [appellant] tijdens zijn langdurige arbeidsongeschiktheid gedeeltelijk zijn uitgevoerd door een daartoe aangetrokken controller en gedeeltelijk door de COO kan daaraan onvoldoende afdoen. Het hof deelt dan ook de uitkomst van de beoordeling door UWV en niet de in het licht van de daaraan te stellen eisen te summiere beoordeling door de kantonrechter.
zijn pensioen zou halen’;
Een verklaring voor recht dat werkgever ertoe te verplicht uitvoering te geven aan de participatieregeling, vermeld in artikel 11 van de arbeidsovereenkomst”.
Omdat er geen enkele beweging was (en nog steeds is) aan de zijde van werkgever om een schadevergoeding te betalen nu de participatieregeling inmiddels niet meer tot uitvoering kan worden gebracht, heeft werknemer zich tot een advocaat moeten wenden.”
meent werknemer dat hij aanspraak kan maken op uitvoering van artikel 11 van de arbeidsovereenkomst, althans een vervangende schadevergoeding.”.
Omdat de onderneming van werkgever nog in opbouw is en meer op dat moment niet in zit is het voorstel nog niet hetgeen werknemer voor ogen had, maar er zijn verwachtingen voor de toekomst, aldus mevrouw [naam 3] . De participatieregeling is dan evenwel al onderdeel van het voorstel. Op 3 december 2013 wordt door werknemer de nieuwe arbeidsovereenkomst met daarin de participatieclausule getekend.”.
althans een beslissing te nemen die Uw Gerechtshof juist en geraden acht”.
[appellant] had – net als [naam 1] – 20% van de aandelen in [geïntimeerde] International dienen te verkrijgen.”.
gelijke monniken, gelijke kappen’) aanspraak maakt op in totaal 20% van de aandelen, omdat deze ook aan [naam 1] zijn verkocht en geleverd en dat hij uit de levering van aandelen aan [naam 1] en [naam 2] heeft afgeleid dat er dus sprake is (of geacht mag worden te zijn) van een ‘participatieregeling’ als bedoeld in artikel 11 van zijn arbeidsovereenkomst.
althans een beslissing te nemen die Uw Gerechtshof juist en geraden acht’) heeft willen wijzigen in een verzoek om toekenning van een vervangende schadevergoeding wegens niet-nakoming door [geïntimeerde] van de participatieclausule is die wijziging in strijd met de goede procesorde, omdat [geïntimeerde] terecht heeft aangevoerd dat zij zich niet of althans onvoldoende heeft kunnen verweren tegen dat gewijzigde verzoek. Het hof zal, voor zover [appellant] zijn verzoek heeft willen wijzigen, deze laatste wijziging niet toestaan en dus beslissen op basis van het petitum, zoals dit in het beroepschrift is opgenomen.