ECLI:NL:GHAMS:2023:427
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake kinderalimentatie en omgangsregeling tussen ouders van minderjarige
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam is behandeld, gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland inzake kinderalimentatie en een verzoek tot schorsing van de werking van die beschikking. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft op 30 mei 2022 hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 25 maart 2022, waarin de rechtbank een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind, geboren in 2016, heeft vastgesteld op € 300,- per maand. De vrouw, verweerster in hoger beroep, heeft op 3 november 2022 een verweerschrift ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 6 januari 2023 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten, en was ook de Raad voor de Kinderbescherming vertegenwoordigd.
Het hof heeft vastgesteld dat de man de biologische vader is van het kind en dat het kind bij de vrouw woont. De rechtbank had de man veroordeeld in de kosten van een DNA-onderzoek en de ingangsdatum van de alimentatie vastgesteld op 10 februari 2021. De man heeft verzocht om de alimentatie te verlagen naar € 25,- per maand en om een omgangsregeling vast te stellen. Het hof heeft geoordeeld dat de man recht heeft op omgang met het kind, maar dat het prematuur is om een omgangsregeling vast te stellen zonder begeleiding. Het hof heeft de ingangsdatum van de alimentatie aangepast naar 25 maart 2022 en de bijdrage vastgesteld op € 144,- per maand, rekening houdend met de draagkracht van beide ouders. Het verzoek van de man om de werking van de beschikking te schorsen is ingetrokken, waardoor hij niet-ontvankelijk is verklaard in dat verzoek. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.