ECLI:NL:GHAMS:2023:422
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid bij civiele rechter in verzoek tot geslachtsnaamwijziging van minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van een minderjarige. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had eerder een verzoek ingediend bij de Koning via Dienst Justis, maar dit was afgewezen door de Minister voor Rechtsbescherming. De vrouw had geen hoger beroep ingesteld tegen deze afwijzing, maar heeft zich tot de civiele rechter gewend omdat zij meende dat haar burgerrechten en die van haar kind geschonden waren. De rechtbank Noord-Holland had de vrouw in eerste aanleg niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot geslachtsnaamwijziging, wat de vrouw aanvecht in hoger beroep.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 januari 2023 zijn de vrouw, de man (de vader van de minderjarige) en de Raad voor de Kinderbescherming verschenen. De vrouw betoogde dat de rechtbank haar ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard en dat de bestuursrechtelijke procedure niet voldeed aan de vereisten van een effectieve rechtsgang. Het hof heeft echter geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat de civiele rechter geen rol heeft in geschillen waarvoor de wetgever een bestuursrechtelijke procedure heeft ingesteld. De vrouw had haar argumenten in de bestuursrechtelijke procedure kunnen aanvoeren, en het hof concludeert dat de rechtbank de vrouw terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
De beslissing van het hof is dat de bestreden beschikking wordt bekrachtigd, waarmee de vrouw in haar verzoek tot geslachtsnaamwijziging van de minderjarige niet-ontvankelijk blijft.