ECLI:NL:GHAMS:2023:420
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Opheffing van bewind in het kader van de toeslagenaffaire en beoordeling van de financiële zelfredzaamheid van de betrokkene
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van het bewind van de betrokkene, die in 1972 is geboren en in het verleden slachtoffer is geworden van de toeslagenaffaire. De kantonrechter had eerder, op 27 mei 2022, het verzoek van de betrokkene tot opheffing van het bewind afgewezen. De betrokkene is in hoger beroep gegaan, waarbij zij stelde dat zij in staat is om haar financiële belangen zelf te behartigen. De bewindvoerder daarentegen was van mening dat het bewind moest blijven bestaan, gezien de lichamelijke en geestelijke toestand van de betrokkene.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 januari 2023 heeft het hof de situatie van de betrokkene en haar financiële situatie grondig onderzocht. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene in het verleden te maken heeft gehad met hoge schulden, maar dat zij inmiddels een compensatie van € 30.000,- heeft ontvangen van de Staat en dat haar publieke schulden zijn kwijtgescholden. De betrokkene heeft momenteel een banksaldo van ongeveer € 43.000,- en is in afwachting van een nieuwe baan, wat haar financiële situatie verder zou verbeteren.
Het hof heeft geconcludeerd dat de noodzaak voor het bewind niet langer bestaat. De betrokkene heeft aangetoond dat zij in staat is om haar financiën te beheren, eventueel met ondersteuning van hulpverlening en haar netwerk. Het hof heeft daarom de beschikking van de kantonrechter vernietigd en het bewind opgeheven met ingang van 1 maart 2023. De bewindvoerder is opgedragen om binnen twee maanden na het einde van het bewind een eindrekening en -verantwoording af te leggen aan de betrokkene.