ECLI:NL:GHAMS:2023:395

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
23-000475-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake poging tot afpersing met bedreiging en geweld

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1983, was beschuldigd van medeplegen van poging tot afpersing. De tenlastelegging betrof het dreigen met geweld om een bedrag van 50.000 euro en/of 19.000 euro van het slachtoffer te verkrijgen. De verdachte had in de periode van 10 juli 2019 tot en met 25 juli 2019 via WhatsApp bedreigende berichten gestuurd naar het slachtoffer, waarin hij dreigde met geweld tegen hem en zijn familie. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks dat hij mogelijk niet in Nederland verbleef tijdens een deel van de tenlastegelegde periode, voldoende betrokkenheid had bij de afpersing. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden. Het hof heeft deze straf gematigd tot acht maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen voor immateriële en materiële schade. Het hof heeft de verdachte ook veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, vermeerderd met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de ernst van de bedreigingen en de impact daarvan op de slachtoffers.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000475-20
datum uitspraak: 15 februari 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 februari 2020 in de strafzaak onder de parketnummers 13-221810-19 en 23-002924-15 (TUL) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1983,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 oktober 2020 en 1 februari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte (op de zitting van 7 oktober 2020) en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 10 juli 2019 tot en met 25 juli 2019 te Amstelveen en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn/haar mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer01] te dwingen tot de afgifte van (ongeveer) 50.000 euro en/of 19.000 euro, in elk geval enig goed en/of enig geldbedrag, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer01] toebehoorde immers heeft verdachte en/of zijn mededader(s)
  • via internet (whatsapp) een of meerdere bericht(en) gestuurd met de woorden: ‘Gooi je hele kk zaak in de fik inclusief waar je ouders wonen. Zorg dat ze betalen.’ en/of ‘Ga je betalen of niet. Bro ik zweer het op moeder. Dood ik zal je hele kl familie uitroeien’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
  • via internet (whatsapp) een of meerdere bericht(en) gestuurd met de woorden: ‘vieze kk pinda ik ga je kk vrouw verkrachten ik ga langs die kk hoek en haar zaak nun’ en/of ‘je gaat slapen kk hoerenkind spelletjes spelen ik neuk je kk moeder 50 kop brengrn je hoerenmoedrr ik ga je klaren’ althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
  • tegen die [slachtoffer01] gezegd dat het niet om de 50.000 en/of 60.000 euro gaat, maar om het respect voor zijn oom en de business en/of dat aangever minimaal de helft moest betalen, althans woorden van gelijkeaard en/of strekking en/of
  • tegen die [slachtoffer01] gezegd, dat hij, verdachte, het wil oplossen en dat hij niet wil dat die [slachtoffer01] lichamelijke problemen krijgt, of zijn broertje, of zijn vriendin, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
  • tegen die [slachtoffer01] gezegd, dat hij, verdachte ‘een appel’ ging neerleggen bij de beautysalon op de [plek01] althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
  • tegen die [slachtoffer01] gezegd dat hij, verdachte, die [slachtoffer01] al lang had doodgeschoten althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
  • die [slachtoffer01] aan een vuurwapen heeft laten voelen, althans een daarop gelijkend voorwerp en/of
  • met die [slachtoffer01] een afspraak gemaakt om betaling van het voorgenoemde bedrag te laten voldoen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd om proceseconomische redenen, nu het hof weliswaar tot dezelfde bewezenverklaring komt als de rechter in eerste aanleg, maar het hof tot een andere beslissing komt ten aanzien van de straf en de vordering tot tenuitvoerlegging, terwijl voorts de bewijsvoering aanpassing behoeft naar aanleiding van het verhandelde in hoger beroep. Bij die stand van zaken genereert het partieel bevestigen van het vonnis een te weinig overzichtelijk samenstel aan beslissingen en motiveringen.

Bewijsoverweging

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde poging tot afpersing in vereniging wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, omdat de verdachte het grootste gedeelte van de ten laste gelegde periode niet in Nederland, maar in Marokko, verbleef en het dossier geen bewijs bevat dat de verdachte de in de tenlastelegging opgenomen bedreigingen zelf heeft geuit of dat hij (een) ander(en) heeft aangestuurd om aangever op die manier te bedreigen. Er is geen objectief bewijs van een (direct) verband tussen de verdachte en de uitvoerder(s).
Oordeel van het hof
Betrokkenheid aan een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard indien bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. Ook als een verdachte zelf geen feitelijke uitvoeringshandelingen heeft verricht, kan hij als medepleger worden aangemerkt indien hij nauw en bewust met de uitvoerder(s) heeft samengewerkt. Bij de beoordeling hiervan kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd indien de materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit van voldoende gewicht is.
Het hof stelt op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte de aangever verantwoordelijk houdt voor de door hem, de verdachte, geleden schade vanwege een misgelopen drugstransport met [naam01] . De aangever had de verdachte en [naam01] in contact gebracht, en toen [naam01] het gewenste drugstransport niet uitvoerde en enige tijd onvindbaar bleek, werd de aangever hierop door de verdachte aangesproken. De verdachte eiste van de aangever ter compensatie bedragen van € 19.000 en/of € 50.000. Rond 10 juli 2019 zijn de dreigementen om die eis kracht bij te zetten tegen de aangever, zijn vriendin en haar beautysalon begonnen. Alle berichten hebben dezelfde strekking, maar worden in de tijd, bij het uitblijven van betaling(en), steeds dreigender van aard.
Het hof acht bewezen dat de berichten die de aangever op 17 juli 2020 heeft ontvangen van het contact ‘ [contact01] ’, welke gingen over het geldbedrag dat de aangever verschuldigd zou zijn, afkomstig waren van de verdachte. Deze berichten zijn in het dossier weergegeven op (onder meer) pagina’s 334-336. Het hof baseert zich daarbij op de verklaringen van de aangever en de eigen verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg, inhoudende dat hij een telefonisch bericht aan de aangever heeft gestuurd. De berichten die de aangever vervolgens heeft ontvangen van de medeverdachten gingen, gelet op de inhoud van die berichten, over dezelfde kwestie. De zogenoemde uitvoerders handelden, zo volgt uit de bewijsmiddelen, op initiatief van, althans in nauwe samenwerking met, de verdachte. Het hof wijst in dit verband op de politieverklaring van de medeverdachte [medeverdachte01] , onder meer inhoudende dat ‘ [verdachte01] ’ (
het hof begrijpt: de verdachte) hem had verteld dat hij, [verdachte01] , ‘een probleempje’ had met ‘ [aangever01] ’ (
het hof begrijpt: de aangever) en of hij, [medeverdachte01] , als tussenpersoon wilde fungeren, waarna hij contact heeft opgenomen met de aangever. Het hof ziet geen reden om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. Ook wijst het hof op de geluidsfragmenten die de aangever op 24 juli 2019 heeft opgenomen van zijn ontmoeting met “ [medeverdachte02] ” (medeverdachte [medeverdachte02] ), waaruit het hof afleidt dat “ [medeverdachte02] ” ook in opdracht van de verdachte handelde. Ten slotte wijst het hof op de bij medeverdachte [medeverdachte03] in beslag genomen telefoon aangetroffen afbeeldingen van onder andere het [social media01] profiel van aangever en de beautysalon van de vriendin van aangever, alsmede bedreigende teksten met ’50 kop’ brengen (
het hof begrijpt: € 50.000,00), welk bedrag overeenkomt met het in de andere berichten genoemde.
Het hof is dan ook van oordeel dat sprake was van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten, dat de ten laste gelegde poging tot afpersing in vereniging wettig en overtuigend kan worden bewezen. Het feit dat de verdachte tussen 13 juli 2019 en 10 september 2019 mogelijk niet in Nederland verbleef, doet aan dit oordeel niet af.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 10 juli 2019 tot en met 25 juli 2019 te Amstelveen en Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer01] te dwingen tot de afgifte van 50.000 euro en/of 19.000 euro dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer01] toebehoorde,
- via internet (whatsapp) berichten heeft gestuurd met de woorden: “Gooi je hele kk zaak in de fik
inclusief waar je ouders wonen. Zorg dat ze betalen.” en “Ga je betalen of niet. Bro ik zweer
het op moeder. Dood ik zal je hele kl familie uitroeien”, en
- via internet (whatsapp) berichten heeft gestuurd met de woorden: “vieze kk pinda ik ga je kk
vrouw verkrachten ik ga langs die kk hoek en haar zaak nun” en “je gaat slapen kk hoerenkind
spelletjes spelen ik neuk je kk moeder 50 kop brengm je hoerenmoedrr ik ga je klaren” en
- tegen die [slachtoffer01] heeft gezegd dat het niet om de 50.000 en/of 60.000 euro gaat, maar om het
respect voor zijn oom en de business en/of dat aangever minimaal de helft moest betalen,
althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- tegen die [slachtoffer01] heeft gezegd, dat hij, verdachte, het wil oplossen en dat hij niet wil dat die [slachtoffer01]
lichamelijke problemen krijgt, of zijn broertje, of zijn vriendin, althans woorden van
gelijke dreigende aard en/of strekking en
  • tegen die [slachtoffer01] heeft gezegd, dat hij, verdachte ‘een appel’ ging neerleggen bij de beautysalon op de [plek01] althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
  • tegen die [slachtoffer01] heeft gezegd dat hij, verdachte, die [slachtoffer01] al lang had doodgeschoten
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en
- die [slachtoffer01] aan een vuurwapen heeft laten voelen, althans een daarop gelijkend voorwerp
en
- met die [slachtoffer01] een afspraak heeft gemaakt om betaling van het voorgenoemde bedrag te laten
voldoen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft het hof verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en met de overschrijding van de redelijke termijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing om een vermeende schuld - die is ontstaan uit een (mislukt) drugstransport - in te lossen. De geuite
dreigementen waren zeer ernstig, variërend van het toebrengen van fysiek letsel of het doden
van de aangever, zijn vriendin en familieleden tot het neerleggen van een handgranaat voor de
beautysalon van de vriendin van aangever, met alle gevolgen voor niet alleen de aangever maar ook zijn familie en vriendin. Nu het plaatsen van explosieven in de afgelopen jaren in Amsterdam meermalen daadwerkelijk is voorgekomen, zijn de dreigementen zowel door de slachtoffers als door de politie zodanig serieus genomen dat de beautysalon op last van de politie zeven dagen gesloten is geweest. Dergelijke feiten zijn zeer ernstig en dragen bij aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Het hof neemt hierbij in overweging dat de verdachte een leidende/organiserende rol heeft gespeeld.
Gelet op de ernst van het feit komt enkel een vrijheidsbenemende straf als passende straf in aanmerking.
Het hof acht de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Het hof heeft evenwel acht geslagen op de omstandigheid dat in deze zaak in hoger beroep de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. De verdachte heeft immers op 14 februari 2020 hoger beroep ingesteld en het hof wijst eerst thans, op 15 februari 2023 – dus drie jaar later – arrest. Het hof zal deze overschrijding van de redelijke termijn met een jaar verdisconteren in de strafmaat in die zin dat de gevangenisstraf met éen maand zal worden gematigd.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 550,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep volledig toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden, zoals bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering, waartegen geen inhoudelijk verweer is gevoerd, zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2019.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij02]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.601,00 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.287,50. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering, waartegen geen inhoudelijk verweer is gevoerd, zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2019.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 45 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging te gelasten van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 14 december 2016 in de zaak met parketnummer 23-002924-15 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, welk arrest op 23 januari 2018 onherroepelijk is geworden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering toegewezen dient te worden.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, omdat gevangenisstraf de positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte zou doorkruisen.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd, verbonden aan voornoemde straf, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Voor de effectiviteit en geloofwaardigheid van de regeling van de voorwaardelijke straf, dient dat in beginsel ook te gebeuren. In de gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop ziet het hof echter aanleiding om slechts een gedeeltelijke tenuitvoerlegging te gelasten en de gevangenisstraf ‘om te zetten’ in een taakstraf, zoals hierna zal worden weergegeven. Het hof zal de vordering voor het overige afwijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij01] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij01] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 11 (elf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 24 juli 2019.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij02]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij02] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.287,50 (duizend tweehonderdzevenentachtig euro en vijftig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij02] , ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.287,50 (duizend tweehonderdzevenentachtig euro en vijftig cent) als vergoeding voor materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 24 juli 2019.
Gelast de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 14 december 2016 in de zaak met parketnummer 23-002924-15, te weten een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, maar gelast in plaats hiervan:
een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging voor het overige af.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.S. Ludwig, mr. S. Jongeling en mr. M. Koek, in tegenwoordigheid van mr. P.E. de Wildt, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 15 februari 2023.
mr. W.S. Ludwig is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.