ECLI:NL:GHAMS:2023:393

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
23-000919-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal van goederen uit een bouwmarkt met een betwiste intentie tot stelen

Op 7 november 2020 heeft de verdachte in Amsterdam een diefstal gepleegd van winkelgoederen uit een Hornbach filiaal. Het gerechtshof Amsterdam heeft op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1989, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 22 maart 2021. Tijdens de zitting op 2 februari 2023 heeft de raadsman betoogd dat de verdachte niet de intentie had om te stelen, maar dat er sprake was van een miscommunicatie met de kassière door een taalbarrière. De verdachte had goederen in een winkelwagen en een emmer geplaatst, maar kon deze niet afrekenen door een misverstand. Het hof heeft de camerabeelden bekeken en vastgesteld dat de verdachte de goederen in de emmer niet had gescand en geen poging heeft gedaan om deze zichtbaar te maken voor de kassière. Het hof heeft het verweer van de verdediging verworpen en geoordeeld dat de verdachte met opzet heeft gehandeld met het oogmerk om de goederen wederrechtelijk toe te eigenen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 200,00 en vier dagen hechtenis. De straf is gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, waarbij het hof rekening heeft gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder voor vermogensdelicten is veroordeeld.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000919-21
datum uitspraak: 16 februari 2023
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 maart 2021 in de strafzaak onder parketnummer 13-280794-20 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01] 1989,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 2 februari 2023.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 7 november 2020 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meerdere (winkel)goed(eren) (waaronder een hoekklem en/of buitenlak), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel01] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft bepleit dat de verdachte van het tenlastegelegde moet worden vrijgesproken. Daartoe heeft hij, kort samengevat, aangevoerd dat het nooit de bedoeling van de verdachte is geweest om goederen te stelen. De verdachte wilde een deel van de goederen met zijn zakelijke pinpas afrekenen en het overige deel met zijn privé pinpas. Hiertoe heeft hij een deel van de goederen in de winkelwagen gelegd en het overige deel in een emmer die zich in de winkelwagen bevond. Vanwege een miscommunicatie tussen de verdachte en de kassière, veroorzaakt door een taalbarrière, heeft de verdachte de goederen in de emmer niet kunnen afrekenen. Hoewel hij de kassière hierop probeerde te wijzen werd hij door haar gemaand om door te lopen. De camerabeelden van de [winkel01] waarop het incident te zien is ondersteunen dit scenario, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Door [winkel01] is op 7 november 2020 aangifte gedaan van winkeldiefstal in een filiaal in Amsterdam. Het hof heeft op de camerabeelden van dit incident waargenomen dat de verdachte met een winkelwagen met daarin diverse goederen, waaronder een grote witte plastic emmer, door de winkel loopt, diverse goederen in de emmer stopt, de emmer sluit met een deksel, waardoor deze goederen aan het zicht onttrokken zijn, waarna de verdachte de deksel stevig dichtdrukt en andere goederen op de emmer legt. De verdachte plakt op een hoekklem een sticker met een barcode. Bij de zelfscankassa scant de verdachte vervolgens de losliggende goederen in de winkelwagen. Op de beelden is tevens te zien dat een medewerkster naar de verdachte loopt en de hoekklem opnieuw scant, naar collega’s loopt, een hoekklem in de winkelwagen legt, iets op het scherm van de zelfscankassa intikt, waarna de verdachte zijn pinpas aanbiedt en door het poortje van de winkel loopt. De goederen in de door de verdachte afgesloten ondoorzichtige witte emmer zijn niet door de verdachte gescand, en niet is te zien dat de verdachte op enige manier aanstalten maakt om de door hem aan het zicht onttrokken goederen in de emmer weer zichtbaar te maken, laat staan deze te scannen teneinde ze te betalen.
Het hof leidt uit de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen van de verdachte af dat sprake is van winkeldiefstal en schuift het door de verdediging geschetste alternatieve scenario als onaannemelijk ter zijde. Door de verdachte is niet aannemelijk gemaakt dat een taalbarrière in de weg heeft gestaan aan het tonen (en betalen) van de spullen die de verdachte in de emmer had gestopt.
Op de camerabeelden is ook niet te zien dat de verdachte aan de winkelmedewerkster duidelijk probeert te maken dat hij nog niet alle goederen heeft gescand of dat de winkelmedewerkster de verdachte maant om door te lopen. Wel is te zien, zoals hiervoor opgemerkt, dat de verdachte nadat hij goederen in de emmer heeft geplaatst, de deksel van de emmer stevig dichtdrukt en er andere goederen oplegt en voorts is te zien dat hij met slechts één bankpas afrekent. Deze gedragingen passen niet bij het door de verdediging geschetste alternatieve scenario. Dat de verdachte in de winkel een barcode op een hoekklem heeft geplakt maakt het door de verdediging geschetste alternatieve scenario nog minder geloofwaardig, nu uit de aangifte volgt dat dit een sticker voor een bedrag van 80 cent betrof, terwijl een hoekklem normaal € 24,95 kost. Voor het hof staat aldus buiten redelijke twijfel vast dat de verdachte heeft gehandeld met het oogmerk om zich de winkelgoederen wederrechtelijk toe te eigenen.
Het verweer wordt verworpen.

Voorwaardelijk verzoek

De raadsman heeft - indien het hof tot een bewezenverklaring komt - het voorwaardelijke verzoek gedaan tot het opnieuw horen van de getuige [getuige01] , de medewerkster van de [winkel01] . Deze getuige is eerder gehoord bij de raadsheer-commissaris, maar de verdediging heeft het ondervragingsrecht niet effectief kunnen uitoefenen, doordat de raadsheer-commissaris de verdediging heeft belet om de camerabeelden aan de getuige te tonen.
Het hof overweegt als volgt.
Het voorwaardelijk verzoek tot het opnieuw horen van getuige [getuige01] wordt afgewezen. Uit het proces-verbaal van verhoor bij de raadsheer-commissaris blijkt dat de getuige is gehoord en de verdediging haar heeft kunnen bevragen, maar dat de getuige geen herinnering meer had aan het incident. Op het verzoek van de raadsman om camerabeelden aan de getuige te mogen tonen heeft de raadsheer-commissaris geantwoord dat dit ‘niet de bedoeling is’. Vervolgens heeft de raadsman hierop niet aangedrongen of een formele beslissing van de raadsheer-commissaris verzocht. Tegen deze achtergrond en in aanmerking genomen dat geen verklaring van de getuige voor het bewijs wordt gebruikt, is het in dit stadium opnieuw horen van de getuige, naar het oordeel van het hof niet noodzakelijk, omdat dit niet relevant is voor enige door het hof te nemen beslissing. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de verdediging het verzoek niet nader heeft gesubstantieerd of heeft aangegeven welke vragen na het tonen van de camerabeelden nog noodzakelijkerwijze aan de getuige gesteld moeten worden. Het hof is van oordeel dat door het niet opnieuw horen van deze getuige geen inbreuk is gemaakt op het recht van de verdachte op een eerlijk proces.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 7 november 2020 te Amsterdam winkelgoederen die toebehoorden aan [winkel01] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 200,00, te vervangen door vier dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsman heeft verzocht om de verdachte, indien het feit bewezen wordt verklaard, een geheel voorwaardelijke straf op te leggen omdat de verdachte nooit eerder vermogensdelicten heeft gepleegd en de taalbarrière in dit geval de reden is geweest van de miscommunicatie.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal van diverse goederen in een filiaal van [winkel01] . Hij heeft meerdere winkelgoederen in een afgesloten emmer in zijn winkelwagen gestopt en niet afgerekend bij de zelfscankassa. Winkeldiefstal veroorzaakt overlast, schade en hinder voor het betrokken winkelbedrijf.
In navolging van de politierechter heeft het hof bij het bepalen van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Gelet hierop en op het feit dat de verdachte blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 januari 2023 niet eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten, is het hof van oordeel dat met de oplegging van een straf zoals door de politierechter is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd kan worden volstaan.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24c, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 16 november 2020 onder CJIB nummer [nummer01] .
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 200,00 (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.E. Kwak, mr. R. Kuiper en mr. M.L.M. van der Voet, in tegenwoordigheid van mr. E.C. Damo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 februari 2023.
Mr. N.E. Kwak is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.