ECLI:NL:GHAMS:2023:3756

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
30 juni 2024
Zaaknummer
23-002700-19
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen voorhanden hebben van professioneel vuurwerk met overschrijding van redelijke termijn

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 8 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van een aantal tenlasteleggingen, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van 630 kilogram professioneel vuurwerk, wat verboden is voor particulier gebruik. Tijdens de zitting heeft de verdachte ontkend iets met het vuurwerk te maken te hebben gehad, maar het hof oordeelde dat de verdachte op de hoogte moest zijn van de inhoud van de dozen, gezien de duidelijke etikettering. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van een overtreding van de Wet milieubeheer. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 120 uren. Tevens is er rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, wat heeft geleid tot een vermindering van de straffen. Het hof heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, waarbij de verdachte een gevaarlijke situatie heeft gecreëerd door het opslaan van een grote hoeveelheid vuurwerk zonder de benodigde vergunningen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002700-19
datum uitspraak: 8 december 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de economische kamer van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische kamer van de rechtbank Amsterdam van 2 juli 2019 in de strafzaak onder parketnummer 13-846041-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1981,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
24 november 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de economische kamer van de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is dus mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover nog aan de orde – tenlastegelegd dat:
1. primairhij op of omstreeks 10 december 2018 te Zwanenburg (gemeente Haarlemmermeer), tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- ongeveer 630 kilogram vuurwerk lijst II waarvan 240 kilogram Chinese rollen, 130 kilogram nitraten en/of 260 kilogram flowerbeds (pag. 369), en/of;
- 256, althans één of meer, signaalraketten (pag. 416 tot en met 417), en/of;
- 16, althans één of meer, flowerbeds (pag. 418 tot en met 420), en/of;
- 1000, althans één of meer, stuks knalvuurwerk (pag. 421 tot en met 422), heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
1. subsidiair[medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] op of omstreeks 10 december 2018 te Zwanenburg (gemeente Haarlemmermeer), tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, al dan niet opzettelijk, vuurwerk, te weten: professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- ongeveer 630 kilogram vuurwerk lijst II waarvan 240 kilogram Chinese rollen, 130 kilogram nitraten en/of 260 kilogram flowerbeds (pag. 369), en/of;
- 256, althans één of meer, signaalraketten (pag. 416 tot en met 417), en/of;
- 16, althans één of meer, flowerbeds (pag. 418 tot en met 420), en/of;
- 1000, althans één of meer, stuks knalvuurwerk (pag. 421 tot en met 422), heeft/hebben opgeslagen en/of voorhanden heeft/hebben gehad bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 7 december 2018 tot en met 10 december 2018 te Vijfhuizen (gemeente Haarlemmermeer), opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door:
- het terrein van zijn garage en/of zijn transportbedrijf, en/of zijn bestelbus, beschikbaar te stellen voor het opslaan en/of vervoeren van voornoemd vuurwerk, en/of;
- op 7 december 2018 voornoemd vuurwerk, tezamen met (een) andere(n), (over) te laden in zijn bestelbus, en/of;
- op 10 december 2018 voornoemd vuurwerk, tezamen met (een) andere(n) uit te laden uit zijn bestelbus en in de loods aan de [adres 2] te plaatsen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bespreking van een ter zitting gevoerd verweer

Op 10 december 2018 omstreeks 16:17 uur werd in een garage/loods aan de [adres 2] een grote hoeveelheid dozen met (professioneel) vuurwerk aangetroffen. De verdachte die op dat moment ook in die ruimte aanwezig was heeft verklaard niet te hebben geweten van de inhoud van de dozen en heeft ontkend iets met het vuurwerk van doen te hebben gehad.
Door de verdachte, die een transportbedrijf had, is de volgende toedracht geschetst. Op 7 december 2018 werd hij gebeld door de medeverdachte [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4]) die een transportbus met goederen op het bedrijfsterrein van de verdachte wilde parkeren. Bovendien wilde [medeverdachte 4] een (andere) bus van de verdachte lenen. De verdachte, die op dat moment niet op zijn bedrijf aanwezig was, gaf [medeverdachte 4] toestemming om de bus op zijn terrein, dat open was, te parkeren. Toen de verdachte die avond rond half zes/half zeven op zijn bedrijf kwam was daar [medeverdachte 4] aanwezig samen met een andere persoon. [medeverdachte 4], de verdachte en de derde persoon hebben samen goederen uit de bus van [medeverdachte 4] in de bus van de verdachte geladen. Het was toen zo donker dat de verdachte niet kon zien wat op de dozen vermeld of afgebeeld stond. Op maandag 10 december 2018 heeft de verdachte zijn bus, met daarin de goederen uit de bus van [medeverdachte 4] naar een terrein in Zwanenburg gereden, en [medeverdachte 4] daar geholpen met het uitladen van de goederen. Pas op dat moment en ongeveer gelijktijdig met het moment dat de politie kwam, werd de verdachte duidelijk dat in zijn bus dozen met vuurwerk stonden, omdat daarop stickers zaten die duiden op explosiegevaar, en omdat op de dozen stond ‘fireworks’, ‘crackers’, ‘rocket’ en ‘cake’.
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde omdat hij geen opzet of voorwaardelijk opzet heeft gehad op het op enige vorm voorhanden hebben van het vuurwerk.
Het hof verwerpt het verweer. Blijkens het dossier stond de woorden fireworks’, ‘crackers’, ‘rocket’ en ‘cake’ in grote en vetgedrukte letters op de dozen. Het is uitgesloten dat de verdachte deze teksten op de dozen en de stickers die signaleren dat de inhoud van de dozen bestond uit ontplofbare stoffen, niet heeft kunnen waarnemen. Daarvoor zou het op 7 december 2018 op het bedrijfsterrein van de verdachte zo donker moeten zijn geweest dat het ook niet mogelijk was om de dozen over te laden. Nergens blijkt uit dat de verdachte, [medeverdachte 4] of de derde persoon door een totaal gebrek aan licht op enige wijze gehinderd werden de dozen over te laden. Bovendien betrof het niet een enkele doos met vuurwerk, maar twee en een halve pallet met dozen met vuurwerk. De verklaring van de verdachte acht het hof ongeloofwaardig en het hof gaat ervan uit dat de verdachte de teksten op de dozen wel degelijk heeft kunnen zien, net als de signaalstickers waarvan de verdachte ter zitting in hoger beroep heeft gezegd dat hij beroepshalve bekend is met de betekenis ervan. Het hof acht daarom bewezen dat de verdachte wist dat zich in de dozen vuurwerk bevond. Het onder 1 primair tenlastegelegde kan dan ook wettig en overtuigend worden bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.primair
hij op 10 december 2018 te Zwanenburg (gemeente Haarlemmermeer), tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten:
- 630 kilogram vuurwerk lijst II waarvan 240 kilogram Chinese rollen, 130 kilogram nitraten en 260 kilogram flowerbeds, en;
- 256 signaalraketten, en;
- 16 flowerbeds, en;
- 1000 stuks knalvuurwerk, heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1 primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van een overtreding van een voorschrift, gesteld krachten artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De economische kamer van de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 subsidiair bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft meer dan 630 kilogram professioneel vuurwerk voorhanden gehad, waarvan het particulier gebruik verboden is. Voor de opslag zijn niet de benodigde veiligheidsmaatregelen genomen of vergunningen verleend. Het is algemeen bekend dat vuurwerk gevaar kan opleveren. Het opslaan van vuurwerk buiten speciaal daarvoor bestemde inrichtingen brengt aanzienlijke risico’s mee, vooral als het gaat om een grote hoeveelheid vuurwerk. Hiermee heeft de verdachte een zeer gevaarlijke situatie in het leven geroepen. De overheid tracht door middel van milieu- en veiligheidsvoorschriften de kans op calamiteiten zoveel mogelijk te beperken. De verdachte heeft onverantwoorde risico’s genomen en de gezondheid van mensen in gevaar gebracht. Gelet hierop acht het hof in beginsel een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 200 uur, subsidiair 100 dagen hechtenis passend.
Overschrijding van de redelijke termijn
Nu het hoger beroep is ingesteld op 15 juli 2019 en het hof op 8 december 2023 arrest wijst, is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM. Naar het oordeel van het hof is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn met ruim twee jaren en vijf maanden, terwijl die overschrijding niet aan de verdachte kan worden toegerekend. Om die reden zal het hof het voorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf matigen met één maand en de op te leggen taakstraf met 80 uren.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 47 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de Economische Delicten, artikel 9.2.2.1. van de Wet Milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige economische kamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. R.D. van Heffen en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. S.W.H. Bootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
8 december 2023.
Mr. Van Die is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen
=========================================================================
[…]