ECLI:NL:GHAMS:2023:3748

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
23-002072-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake witwassen en gewoontewitwassen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1953, was eerder vrijgesproken van bepaalde tenlastegelegde feiten, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van de terechtzittingen van 15 en 29 augustus 2023 en de eerdere zittingen in eerste aanleg. De verdachte werd beschuldigd van witwassen en gewoontewitwassen, waarbij aanzienlijke contante geldbedragen en Rolex-horloges betrokken waren. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan (gewoonte)witwassen van geldbedragen en horloges, die afkomstig waren uit misdrijven. De verdachte had geen verifieerbare verklaring voor de herkomst van deze goederen en het hof concludeerde dat de verdachte wist dat deze voorwerpen uit misdrijf afkomstig waren. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van twaalf maanden opgelegd, maar het hof verhoogde de straf tot 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Het hof verklaarde ook dat de in beslag genomen goederen, waaronder geldbedragen en horloges, verbeurd moesten worden verklaard. De uitspraak benadrukt de ernst van witwassen en de impact op het financieel-economisch verkeer.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002072-22
datum uitspraak: 12 september 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Den Haag, zitting houdende te Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 21 mei 2021 in de strafzaak onder parketnummer 10-960276-18 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1953,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen in hoger beroep van
15 en 29 augustus 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek
van Strafvordering (Sv), naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en diens raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep ten aanzien van feit 2 primair onder a
De verdachte is door de rechtbank Rotterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 2 primair onder a is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en bij appelschriftuur is door de raadsvrouw gesteld dat het hoger beroep niet is gericht tegen de deelvrijspraak van feit 2 (het hof begrijpt: feit 2 primair onder a).
Ter terechtzitting in hoger beroep hebben de advocaat-generaal en de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verdachte ten aanzien van feit 2 primair onder a niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het hoger beroep.
Gezien de wijze van ten laste leggen – cumulatief/alternatief – binnen feit 2 primair is het hof evenwel van oordeel dat de verdachte ook ontvankelijk is in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank aangaande feit 2 primair onder a, en dat ook dit onderdeel van het tenlastegelegde in hoger beroep opnieuw aan de orde is.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1. Zaaksdossier [zaak 1]
primair
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 februari 2014 tot en met
10 oktober 2019 te Zwijndrecht en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, meermalen, eenmaal,
a.
(telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten
- contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 168.000,- euro (stortingen privérekening), en/of
- contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 169.970,- euro (woning [adres 1] d.d. 11 juni 2019), en/of
- contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 391.730,- euro (woning [adres 2] d.d. 13 september 2019), en/of
- 4 Rolex horloges ter waarde van totaal (circa) 61.500,- euro (woning [adres 2] d.d. 13 september 2019), en/of
- contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 72.590,40 euro (woning [adres 1] d.d. 10 oktober 2019),
althans grote geldbedragen en/of één of meer Rolex horloges,
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerp(en) was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b.
(telkens) één of meer voorwerp(en), te weten
- contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 168.000,- euro (stortingen privérekening), en/of
- contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 169.970,- euro (woning [adres 1] d.d. 11 juni 2019), en/of
- contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 391.730,- euro (woning [adres 2] d.d. 13 september 2019), en/of
- 4 Rolex horloges ter waarde van totaal (circa) 61.500,- euro (woning [adres 2] d.d. 13 september 2019), en/of
- contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 72.590,40 euro (woning [adres 1] d.d. 10 oktober 2019),
althans grote geldbedragen en/of één of meer Rolex horloges,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet, en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 februari 2014 tot en met
10 oktober 2019 te Zwijndrecht en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, eenmaal,
a.
(telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten
- contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 168.000,- euro (stortingen privérekening), en/of
- contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 169.970,- euro (woning [adres 1] d.d. 11 juni 2019), en/of
- contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 391.730,- euro (woning [adres 2] d.d. 13 september 2019), en/of
- 4 Rolex horloges ter waarde van totaal (circa) 61.500,- euro (woning [adres 2] d.d. 13 september 2019), en/of
- contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 72.590,40 euro (woning [adres 1] d.d. 10 oktober 2019),
althans grote geldbedragen en/of één of meer Rolex horloges,
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
en/of
b.
(telkens) één of meer voorwerp(en), te weten
- contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 168.000,- euro (stortingen privérekening), en/of
- contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 169.970,- euro (woning [adres 1] d.d. 11 juni 2019), en/of
- contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 391.730,- euro (woning [adres 2] d.d. 13 september 2019), en/of
- 4 Rolex horloges ter waarde van totaal (circa) 61.500,- euro (woning [adres 2] d.d. 13 september 2019), en/of
- contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 72.590,40 euro (woning [adres 1] d.d. 10 oktober 2019),
althans grote geldbedragen en/of één of meer Rolex horloges,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet, en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
2. Zaaksdossier [zaak 2]
primairhij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met
28 november 2018 te Zwijndrecht en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a.
(telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten
- contante geldbedragen tot een totaal van 276.130,32 euro (stortingen bedrijfsrekeningen), althans grote geldbedragen, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerp(en) was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt,
en/of
b.
(telkens) één of meer voorwerp(en), te weten
- contante geldbedragen tot een totaal van 276.130,32 euro (stortingen bedrijfsrekeningen), althans grote geldbedragen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet, en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en) dat bovenomschreven voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met
28 november 2018 te Zwijndrecht en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
a.
(telkens) van één of meer voorwerp(en), te weten
- contante geldbedragen tot een totaal van 276.130,32 euro (stortingen bedrijfsrekeningen), althans grote geldbedragen, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerp(en) was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerp(en) voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
en/of
b.
(telkens) één of meer voorwerp(en), te weten
- contante geldbedragen tot een totaal van 276.130,32 euro (stortingen bedrijfsrekeningen), althans grote geldbedragen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet, en/of van genoemde voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bewijsmotivering

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat - kort gezegd - het tenlastegelegde onder feit 1 primair a en b en onder feit 2 primair onder b wettig en overtuigend kan worden bewezen. Wat betreft feit 1 primair onder a en b heeft de advocaat-generaal nog aangevoerd dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het witwassen van drie van de vier Rolex-horloges.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken. Kort gezegd voert zij het volgende aan. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw betoogd dat niet vastgesteld kan worden dat het niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen en voorwerpen onmiddellijk of middellijk van misdrijf afkomstig zijn. De verdachte heeft concrete en verifieerbare verklaringen afgelegd die het openbaar ministerie niet nader heeft onderzocht. Subsidiair moet de verdachte worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat sprake is van opbrengsten van door de verdachte zelf gepleegde misdrijven.
Over feit 2 onder b heeft de raadsvrouw primair bepleit dat de uitkomsten van het financieel onderzoek van het openbaar ministerie geen ernstig vermoeden van witwassen rechtvaardigen, omdat uit de verklaringen van de boekhoudster volgt dat alle contante stortingen uiteindelijk herleidbaar zijn tot de boekhouding. Subsidiair heeft de verdediging contante stortingen met betrekking tot de vennootschap [bedrijf 1] B.V. tot een bedrag van € 318.530,00 nader toegelicht onder verwijzing naar stukken uit de boekhouding. Uit het dossier kan worden afgeleid dat deze stukken niet eerder zijn meegenomen in het financieel onderzoek, aldus nog steeds de raadsvrouw. Daarmee is voor (meer dan) het ten laste gelegde bedrag van € 276.130,32 aan contante stortingen een concrete, verifieerbare en niet op voorhand onaannemelijke verklaring gegeven. Tot slot heeft de raadsvrouw nog aangevoerd dat het door de rechtbank bewezenverklaarde bedrag van €113.001,50, evenals de geldbedragen die zijn tenlastegelegd onder feit 1 spaargeld betreft.
Oordeel van het hof
Feit 1; bewijs van concreet (eigen) misdrijf?
De raadsvrouw heeft in hoger beroep haar subsidiaire standpunt ‘afkomstig uit eigen misdrijf’ als volgt nader onderbouwd. Het openbaar ministerie (OM) is van oordeel dat de verdachte ontegenzeggelijk zelf betrokken is geweest bij het plegen van drugsgerelateerde delicten en dat daarvan de aangetroffen geldbedragen en horloges afkomstig zouden zijn. De verdachte ontkent betrokkenheid bij drugsfeiten, maar als het hof dit standpunt van het OM volgt betekent dit dat de verdachte verweten wordt gelden verworven en voorhanden gehad te hebben die afkomstig zijn uit (zijn) eigen misdrijven. In dat geval, aldus de raadsvrouw, dient de verdachte ontslagen te worden van alle rechtsvervolging (OVAR) omdat dan een situatie aan de orde is die kwalificatie van het bewezenverklaarde als misdrijf uitsluit. De eveneens tenlastegelegde gedragingen ‘overdragen’, ‘gebruikmaken van’ of ‘omzetten' verschillen in het onderhavige geval niet wezenlijk van het geval waarin de verdachte een bepaald misdrijf heeft gepleegd en de daarvan afkomstige voorwerpen verwerft of voorhanden heeft. Daarom moet volgens de raadsvrouw ook voor die gedragingen, indien al bewezen, de kwalificatie-uitsluiting en dus OVAR volgen.
De raadsvrouw heeft daarnaast aangevoerd dat sprake is van het niet of onjuist doen van belastingaangiften door de verdachte, ten aanzien van de door hem in de loop der jaren verdiende en opgespaarde contanten. Deze zijn immers (groten)deels afkomstig van zijn langjarige handel in ongeregelde goederen en van andere werkzaamheden. Deze opbrengsten administreerde de verdachte niet en gaf hij niet op aan de Belastingdienst. Ook dit levert eigen misdrijven van de verdachte op zodat OVAR moet volgen.
Het hof verwerpt deze verweren. Het dossier mag indicaties bevatten dat de verdachte, direct of indirect, berokken was bij drugsgerelateerde criminaliteit, deze aanwijzingen zijn de status van verdenking niet ontstegen. Van bewijsbare betrokkenheid bij een concreet (drugs)misdrijf is niet gebleken. Daarmee ontvalt aan het verweer de kern dat de aangetroffen geldbedragen en andere voorwerpen afkomstig zijn van door de verdachte zelf gepleegde misdrijven.
Het verweer met betrekking tot belastingfraude houdt in dat de verdachte weliswaar ‘zwart’, maar niet door middel van illegale activiteiten, (veel) geld heeft verdiend en gespaard. Die opbrengsten zou hij niet (afdoende) fiscaal hebben verantwoord, hetgeen een misdrijf oplevert.
Het hof stelt vast dat in de door de verdediging gepresenteerde situatie de (zwart) verdiende gelden niet van aan het witwassen voorafgaande misdrijven afkomstig zijn. Dat ten aanzien van die gelden wellicht, later, fiscale delicten zijn gepleegd verandert de herkomst niet.
Sprake van witwassen?
Naar bestendige jurisprudentie kan in een geval als het onderhavige, waarin geen direct bewijs aanwezig is voor de herkomst van de tenlastegelegde voorwerpen en geldbedragen uit bepaalde brondelicten, witwassen bewezen worden geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de goederen afkomstig zijn uit enig misdrijf. Het ligt op de weg van het openbaar ministerie zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid.
De toetsing door de rechter dient daarbij de volgende stappen te doorlopen. Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat deze een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Indien daarvan sprake is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de (niet criminele) herkomst van de goederen. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. De omstandigheid dat deze verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst. Met de resultaten van een dergelijk onderzoek zal met voldoende mate van zekerheid moeten kunnen worden uitgesloten dat de voorwerpen of het geld waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Het hof stelt vast dat op 11 juni en 10 oktober 2019 bij doorzoekingen in de woning van de verdachte aan de [adres 1] respectievelijk € 169.970,00 en € 72.590,40 aan contant geld is aangetroffen in twee kluizen en op verschillende andere plekken in de woning. Bij een doorzoeking van een woning aan de [adres 2] (hierna: de [adres 2]) op 13 september 2019 is tussen een stapel hout achter een bij die woning behorende schuur een ingetapete doos aangetroffen met daarin € 391.730,00 in contanten en vier horloges van het merk Rolex met een gezamenlijke getaxeerde executiewaarde van ruim € 61.000,00. Deze doos was op verzoek van de verdachte in die woning verborgen en de inhoud daarvan – aldus de verdachte – behoorde aan hem toe. Verder is op de bankrekening van de verdachte in de periode van 14 februari 2014 tot en met 28 augustus 2017 door middel van contante stortingen in totaal € 168.000,00 bijgeschreven. De totale (executie)waarde van het aangetroffen contante geld, de horloges en de contante stortingen is daarmee ruim € 861.000,00.
Gezien de omvang van de aangetroffen en gestorte contante geldbedragen en de wijze waarop het geld en de horloges waren verpakt en in of bij de woningen werden bewaard, is het hof van oordeel dat zonder meer sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Van de verdachte mag daarom worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst daarvan.
De verdachte heeft over de herkomst van het geld, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, onder meer verklaard dat hij dit geld lange tijd bij elkaar heeft gespaard, dat hij een groot deel vanaf 1990 heeft verdiend met de verkoop van goederen en dat hij in 2009 een erfenis contant heeft ontvangen. De verdachte heeft deze verklaring niet tot nauwelijks geconcretiseerd. Pas ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdediging een aantal algemene voorbeelden gegeven van dergelijke transacties. De verdachte heeft echter geen namen kunnen noemen van (ver)kopers waarmee hij handelde en heeft daarvan ook geen enkele administratie bijgehouden. Het hof merkt daarbij op dat de verdachte niet is gehouden te bewijzen dat het geld niet afkomstig is uit misdrijf, maar dat wel van de verdachte een concrete en verifieerbare verklaring mag worden verlangd.
De verdediging heeft verder aangevoerd dat de verdachte in 2017 een schade-uitkering heeft ontvangen van een verzekeraar. Het hof gaat ook aan deze verklaring voorbij, omdat niet is onderbouwd dat de verdachte deze uitkering contant van zijn bankrekening heeft opgenomen, noch dat dit bedrag deel uitmaakt van de contante geldbedragen die bij de verdachte zijn aangetroffen.
Met betrekking tot de vier Rolex-horloges heeft de verdachte tot aan de terechtzitting in eerste aanleg niet meer verklaard dan dat deze in Maastricht waren gekocht. Het openbaar ministerie heeft op eigen initiatief navraag gedaan bij juwelier [juwelier], omdat de verdachte daarvan een visitekaartje bij zich droeg. Deze juwelier heeft verklaard dat de betreffende horloges niet in zijn verkooparchief, dat terug ging tot november 2015, voorkwamen. Ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdediging verwezen naar een verklaring van deze juwelier van 11 november 2020, waarin staat dat de verdachte in de periode tussen 2003 en 2010 diverse horloges bij hem heeft gekocht. In hoger beroep heeft de verdachte hier wederom naar verwezen en heeft hij ter terechtzitting verder nog nadrukkelijk verklaard dat juwelier [juwelier] de horloges nog wel zou moeten kunnen herkennen, in ieder geval één Rolex-horloge in verband met (samengevat) het bijzondere uiterlijk daarvan. Het hof gaat hieraan voorbij nu de verdachte ook deze verklaring op geen enkele wijze heeft onderbouwd, dit mede gelet op hetgeen deze juwelier eerder op vragen van het openbaar ministerie heeft geantwoord. Daarbij geldt bovendien dat de verdachte met betrekking tot de herkomst van de gelden, benodigd voor het aanschaffen van de Rolex-horloges, helemaal geen verklaring heeft gegeven.
Gezien het vorengaande komt het hof, net als de rechtbank, tot de conclusie dat de ten laste gelegde
voorwerpen geen legale herkomst hebben, dat deze afkomstig zijn uit enig misdrijf en dat de verdachte dit wist. Het hof slaat daarbij mede acht op het moment van afleggen van de verklaringen, de zeer summiere inhoud ervan en het feit dat de verklaringen niet altijd even consistent zijn. De aanvullende verklaringen in hoger beroepen maken dit niet anders, reden waarom het openbaar ministerie naar het oordeel van het hof niet was gehouden nader onderzoek te doen.
De verdachte heeft het geld dat in zijn woning is aangetroffen en op zijn bankrekening is gestort voorhanden gehad en heeft van het geld en de Rolex-horloges die zijn aangetroffen in de woning aan de [adres 2] de herkomst en de vindplaats verhuld door het geld daar te verbergen. De verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan (gewoonte)witwassen van de onder feit 1 primair onder a en b tenlastegelegde geldbedragen en horloges.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan in een nauwe en bewuste samenwerking met anderen. Hij zal daarom worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
Feit 2
Het hof is van oordeel dat, onder verwijzing naar het hiervoor overwogene, ook hier geen sprake is van een concreet misdrijf. Het dient vervolgens te bepalen of er sprake is van voorwerpen afkomstig uit enig misdrijf en overweegt daartoe als volgt.
Met de rechtbank stelt het hof vast dat uit het financieel onderzoek dat de politie heeft verricht naar de vennootschappen van de verdachte blijkt dat in de periode van 1 januari 2013 tot en met 28 november 2018 een bedrag van € 1.119.791,50 (contant) op rekeningen van verschillende aan de verdachte gelieerde vennootschappen is gestort. Opvallend is dat van de contante stortingen op de bankrekening van [bedrijf 1] B.V een deel direct is overgemaakt naar andere aan de verdachte gelieerde vennootschappen. Een bedrag van € 113.001,50 is vanaf de privérekening van de verdachte overgemaakt op de bankrekening van [bedrijf 1] BV. Dit bedrag is geboekt onder de grootboekpost ‘rekening courant directie’. Dergelijke bedragen aan (contante) stortingen en overboekingen rechtvaardigen zonder meer een vermoeden van witwassen. De vraag is of de verdachte voor die stortingen een concrete, verifieerbare en niet op voorhand onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven.
De verdachte heeft in essentie gewezen op de boekhouding van de vennootschappen en de toelichting van de boekhoudster daarop. Uit intensief onderzoek naar de boekhouding van de vennootschappen is gebleken dat contante geldstromen daarin veelal onvolledig en zonder onderliggende facturen zijn verwerkt. Vanuit praktisch oogpunt is er vervolgens voor gekozen om alle contante geldstromen die op enigerlei wijze uit de boekhouding bleken, ongeacht bij welke vennootschap, als verantwoording te accepteren. Bij deze - in het voordeel van de verdachte - toegepaste berekeningswijze bleef volgens de politie een bedrag van € 276.130,32 over als onverklaarbaar ontvangen contante stortingen.
Het hof is - anders dan de rechtbank - van oordeel dat de schriftelijke toelichting die door de verdediging in eerste aanleg en in hoger beroep is gegeven op de contante stortingen op de bankrekening van [bedrijf 1] B.V. niet verder gaan dan een bedrag van € 399.340,00 zodat van het totaal gestorte bedrag van € 753.780,00 nog een restant van € 354.440,00 als onverklaarbaar overblijft. Dat laatste bedrag is evenwel niet opgenomen in de tenlastelegging. Van het wel tenlastegelegde geldbedrag, te weten € 276.130,32, is het hof van oordeel dat dit gehele bedrag kan worden aangemerkt als onverklaarbare stortingen. Ten aanzien van de aanvullende verklaringen over de contante stortingen op de rekening van [bedrijf 1] B.V. die zijn aangeleverd in een Excel-bestand (met bijlagen), stelt het hof vast dat in de berekening van de politie alle stortingen zijn meegenomen die maar enigszins tot de boekhouding konden worden herleid. In dat geval is het volgens het hof onmogelijk om contante stortingen, die niet op enige wijze in de boekhouding voorkomen, alsnog te verklaren. Het hof stelt mitsdien vast dat het niet anders kan zijn dan dat het aangeleverde Excel-bestand alleen contante stortingen betreft die al als verklaard zijn aangemerkt en dus buiten het in de tenlastelegging opgenomen bedrag zijn gehouden.
De verdachte heeft een concrete noch verifieerbare verklaring gegeven voor een bedrag van
€ 276.130,32. Het hof is daarom van oordeel dat dit bedrag geen legale herkomst heeft en dat dit geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte die herkomst heeft verhuld en dat geldbedrag opzettelijk t voorhanden heeft gehad.
Nu het gaat om een veelheid van contante stortingen gedurende een lange periode is het hof van oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (gewoonte)witwassen.
Omdat er geen bewijs is dat de verdachte dit met anderen heeft gedaan, zal hij worden vrijgesproken van het hem verweten medeplegen.
Nu het hof de verdachte voor het onder 2 onder a heeft veroordeeld voor het verhullen en voorhanden hebben van geldbedragen die ook ten laste zijn gelegd onder 2 onder b, behoeft dit laatste deel van de tenlastelegging - te weten het voorhanden hebben van die geldbedragen - geen nadere bespreking.

Voorwaardelijk verzoek

De raadsvrouw heeft bij pleidooi ter terechtzitting in hoger beroep - indien het hof niet tot een vrijspraak komt – verzocht het openbaar ministerie opdracht te geven de administratie nader te analyseren om te achterhalen welk deel van de administratie al dan niet is verklaard.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde geen nadere analyse behoeft, maar refereert zich aan het oordeel van het hof.
Het hof acht zich, met het oog op het voorgaande, voldoende voorgelicht om een beslissing op het tenlastegelegde te kunnen nemen. Het hof zal daarom het voorwaardelijk verzoek nader onderzoek te laten instellen naar het door de verdediging overgelegde Excel-bestand, afwijzen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair onder a en b en feit 2 primair onder a tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. Zaaksdossier [zaak 1]
primair
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 14 februari 2014 tot en met 10 oktober 2019 in Nederland,
a.
meermalen telkens voorwerpen, te weten
- contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 391.730,- euro (woning [adres 2] d.d. 13 september 2019), en
- 4 Rolex horloges ter waarde van totaal (circa) 61.500,- euro (woning [adres 2] d.d. 13 september 2019),
de herkomst en de vindplaats heeft verborgen, terwijl hij, verdachte, wist dat bovenomschreven voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
en
b.
telkens voorwerpen, te weten
- contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 168.000,- euro (stortingen privérekening), en
- contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 169.970,- euro (woning [adres 1] d.d. 11 juni 2019), en
- contante geldbedragen tot een totaal van (circa) 72.590,40 euro (woning [adres 1] d.d. 10 oktober 2019),
voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat bovenomschreven voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, van het plegen van dat feit een gewoonte heeft gemaakt;
2.
Zaaksdossier [zaak 2]
primairhij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2013 tot en met 28 november 2018 in Nederland, meermalen,
a.
telkens van geldbedragen, te weten
- contante geldbedragen (stortingen bedrijfsrekeningen), de werkelijke aard en de herkomst heeft verhuld, en heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde geldbedragen was/waren, en voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat bovenomschreven geldbedragen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl hij, verdachte, van het plegen van dat feit een gewoonte heeft gemaakt.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair onder a en b en onder 2 primair onder a bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair onder a bewezenverklaarde levert op:
witwassen, meermalen gepleegd.
Het onder 1 primair onder b bewezenverklaarde levert op:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Het onder 2 primair onder a bewezenverklaarde levert op:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 primair onder a en b en onder 2 primair onder a bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden, met aftrek van het voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 1 primair onder a en b en feit 2 primair onder b tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 12 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van het voorarrest.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd, rekening houdend met zijn persoonlijke omstandigheden, de verbeurdverklaring en de media-aandacht die de zaak heeft gegenereerd en de invloed daarvan op (de bedrijven van) de verdachte.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan (gewoonte)witwassen. Verspreid over zijn woning zijn na twee doorzoekingen grote contante geldbedragen aangetroffen. Op de [adres 2] is er eveneens een groot contant geldbedrag aangetroffen en ook vier Rolex-horloges, welke voorwerpen daar op verzoek van de verdachte zijn verborgen. Daarnaast heeft de verdachte in een periode van ongeveer vijf jaar door middel van contante stortingen op privé- en zakelijke bankrekeningen, ten minste (afgerond) € 280.000,00 witgewassen. Door zijn handelen heeft de verdachte de opbrengsten van criminele activiteiten aan het zicht van justitie onttrokken en die een schijnbaar legale herkomst verschaft. Het witwassen van crimineel geld faciliteert de onderliggende criminaliteit en tast het vertrouwen aan dat men moet kunnen hebben in het financieel-economisch verkeer. Daarmee wordt tevens het legale handelsverkeer ondermijnd en gecorrumpeerd. Het hof rekent dit de verdachte zeer aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 juni 2023 is hij niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld.
Het hof stelt daarnaast vast dat de redelijke termijn van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en fundamentele vrijheden in hoger beroep met ongeveer twee maanden is overschreden, maar volstaat - gelet op de geringe mate van overschrijding - met de constatering daarvan.
Verbeurdverklaring
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat conform de beslissing van de rechtbank over het beslag moet worden beslist, met uitzondering van de geldbedragen van € 1.415,00 en van € 1.725,00 (het hof begrijpt: het totaalbedrag van de nummers 17 tot en met 22 en 24 op de beslaglijst van 7 april 2021) en de twee Rolex-horloges eindigend op nummer [nummer 1] en [nummer 2].
Op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen van 7 april 2021 staan een grote hoeveelheid inbeslaggenomen geld en drie Rolex-horloges. Het hof is van oordeel dat, nu het onder 1 tenlastegelegde met betrekking tot deze voorwerpen is begaan, de nummers 4 tot en met 16, 23, 25, 28 tot en met 37 verbeurd moeten worden verklaard. Het hof houdt met deze bijkomende straf rekening bij de bepaling van de strafmaat.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Overige beslissingen met betrekking tot in beslag genomen, niet teruggegeven goederen
De geldbedragen met nummers 17 tot en met 22 en 24 worden teruggegeven aan de verdachte nu deze geldbedragen in zijn portemonnee respectievelijk Mercedes S320 zijn aangetroffen en niet kan worden vastgesteld dat deze geldbedragen enig verband houden met de bewezenverklaarde strafbare feiten.
De rechtbank heeft in haar vonnis de opheffing van het beslag op de bankrekening met nummer [rekeningnummer] gelast. Het hof constateert dat niet uit het dossier blijkt dat op deze rekening van de verdachte (derden)beslag op de voet van artikel 94 Sv is gelegd.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, a en b, en het
onder 2 primair, a, tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, a en b, en het onder 2 primair, a, bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
nr. 4 geldbedrag ter hoogte van € 62.590,00,
nr. 5 geldbedrag ter hoogte van € 2.430,00,
nr. 6 geldbedrag ter hoogte van € 5.000,00,
nr. 7 geldbedrag ter hoogte van € 10.750,00,
nr. 8 geldbedrag ter hoogte van € 5.800,00,
nr. 9 geldbedrag ter hoogte van € 4.050,00,
nr. 10 geldbedrag ter hoogte van € 10.000,00,
nr. 11 geldbedrag ter hoogte van € 5.000,00,
nr. 12 geldbedrag ter hoogte van € 650,00,
nr. 13 geldbedrag ter hoogte van € 3.400,00,
nr. 14 geldbedrag ter hoogte van € 40.000,00,
nr. 15 geldbedrag ter hoogte van € 1.700,00,
nr. 16 geldbedrag ter hoogte van € 2.060,00,
nr. 23 geldbedrag ter hoogte van € 1415,00,
nr. 25 geldbedrag ter hoogte van € 16.540,00,
nr. 28 geldbedrag ter hoogte van € 391.730,00,
nr. 29 3.00 STK Sieraad ROLEX,
nr. 30 geldbedrag ter hoogte van € 2.000,00,
nr. 31 geldbedrag ter hoogte van € 4.000,00,
nr. 32 geldbedrag ter hoogte van € 2.820,00,
nr. 33 geldbedrag ter hoogte van € 1.140,00,
nr. 34 geldbedrag ter hoogte van € 870,40,
nr. 35 geldbedrag ter hoogte van € 60.040,00,
nr. 36 geldbedrag ter hoogte van € 880,00,
nr. 37 geldbedrag ter hoogte van € 655,00.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
nr. 17 geldbedrag ter hoogte van € 30,00,
nr. 18 geldbedrag ter hoogte van € 80,00,
nr. 19 geldbedrag ter hoogte van € 285,00,
nr. 20 geldbedrag ter hoogte van € 160,00,
nr. 21 geldbedrag ter hoogte van € 120,00,
nr. 22 geldbedrag ter hoogte van € 790,00,
nr. 24 geldbedrag ter hoogte van € 260,00.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige kamer van het gerechtshof Den Haag, zitting houdend te Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R.D. van Heffen, mr. M. Lolkema en mr. L.F. Roseval, in tegenwoordigheid van mr. B.K.M. Pouw, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 september 2023.

BIJLAGE: Bewijsmiddelen feit 1 en 2

1.
De verklaring van de verdachte op de terechtzitting van 7 mei 2021.De doos die aan de [adres 2] is gevonden, is van mij. De inhoud is ook
van mij. Ik wilde niet dat de politie de doos vond dus heb ik die aan [naam] gegeven
zodat hij de doos kon bewaren.
Het klopt dat ik via de rekening courant directie geld in de ondernemingen heb gestopt. Dat
waren stortingen uit mijn privévermogen. Dat geld had dezelfde herkomst als het geld dat in
mijn woning is aangetroffen.
2.
Een proces-verbaal van de politie met nummer LERCD18006-268 van 22 februari 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar[verbalisant 1] (dossierpagina 19 e.v. / zaaksdossier [zaak 1]).Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in het relaas van de
verbalisant:
Ik zag dat de betaalrekening [rekeningnummer] op naam was gesteld van [verdachte],
geboren [geboortedag] 1953, wonende [adres 1]. Uit onderzoek van
voornoemde bankrekening over de periode van 1 januari 2013 tot en met 28 november 2018
was gebleken dat daarop 21 contante stortingen waren gedaan met een totale waarde van
€ 168.000,=. Ik zag dat bij elke storting de aan rekeninghouder [verdachte] uitgegeven
bankpas was gebruikt.
3.
Een proces-verbaal van de politie met nummer LERCD18006-463 van 12 juni 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar[verbalisant 2] (dossierpagina 44 e.v. / zaaksdossier [zaak 1]).
Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in het relaas van de
verbalisant:
Op 11 juni 2019 is doorzoeking verricht in de woning aan de [adres 1]
, zijnde het woonadres van [verdachte]. In de woning is op verschillende
locaties een aanzienlijk geldbedrag aangetroffen. Totaalbedrag van alle locaties betreft
€169.970, 00.
4.
Een proces-verbaal van de politie met nummer LERCD18006-566 van 8 juli 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar[verbalisant 3] (dossierpagina 72 e.v. / zaaksdossier [zaak 1]).
Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in het relaas van de
verbalisant:
AANTREFFEN GELD OP OVERIGE PLAATSEN IN DE WONING
Tijdens de doorzoeking in de woning werden, naast het aangetroffen en inbeslaggenomen geld in
de kluizen, op verschillende plaatsen in de woning, in de vorm van aanzienlijke hoeveelheden
bankbiljetten, geldbedragen aangetroffen. Deze bankbiljetten werden aangetroffen op de
navolgende plaatsen in de woning;
➢ In een mandje in de kast in de woonkamer;
➢ In een grijze sok in de kast in de woonkamer;
➢ In een zwarte handtas, op de eettafel in de woonkamer;
➢ In de keuken in twee laadjes boven de vaatwasser;
➢ In een mandje in een bruine kast in de bijkeuken;
5.
Een proces-verbaal van de politie met nummer LERCD18 006-745 van 11 oktober 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar

[verbalisant 4] (dossierpagina 174 / zaaksdossier [zaak 1]).

Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in het relaas van de
verbalisant:
Op 10 oktober 2019 werd door mij, verbalisant, voor de doorzoeking ter inbeslagname, in
de woning aan de [adres 1] binnengetreden. Tijdens de
doorzoekingen werd op verschillende plaatsen geld aangetroffen, te weten € 11.680,
Daarnaast werd totaal tien doorzichtige zakken met muntgeld aangetroffen.
In de tuin werd onder een carport naast het huis, in een papiercontainer een ingetapede
doos aangetroffen. Hierin werden aanzienlijke stapels Euro-bankbiljetten, aangetroffen.
6.
Een proces-verbaal van de politie met nummer LERCD18006-678 van 17 september 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar[verbalisant 5] (dossierpagina 140 / zaaksdossier [zaak 1]).
Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in het relaas van de
verbalisant:
Op 13 september 2019 heeft een doorzoeking plaats gevonden in de woning en
aangrenzende tuinen aan de [adres 2]. Ik zag dat er in de tuin onder
een kleine overkapping een hoeveelheid brandhout lag opgestapeld. Nadat ik brandhout had
verwijderd zag ik dat er in de hoek tegen de muur een zwart gekleurd voorwerp lag. Ik zag
dat het genoemde zwarte voorwerp tussen het brandhout was verborgen. Ik kon namelijk het
zwarte voorwerp pas zien nadat ik een groot deel van het brandhout had verwijderd Nadat
ik de tape had kapotgesneden kon de doos worden geopend. Ik zag dat hierin grote
hoeveelheden euro-bankbiljetten zichtbaar waren.
7.
Een proces-verbaal van de politie met nummer LERCD18006-725 van 20 september 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar[verbalisant 5] (dossierpagina 154 e.v. / zaaksdossier [zaak 1]).
Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in het relaas van de
verbalisant:
Op 13 september 2019 heeft een doorzoeking plaats gevonden in de woning en
aangrenzende tuinen aan de [adres 2]. Tijdens deze doorzoeking heb
ik, verbalisant, een zwarte kartonnen doos aangetroffen Op 18 september 2019 heb ik,
verbalisant, de inbeslaggenomen zwarte kartonnen doos onderzocht. Ik zag dat hierin waren
opgeborgen:
1, een totaal geldbedrag van 391.730 euro;
2. één ROLEX dameshorloge met serienummer [nummer 3];
3. één ROLEX herenhorloge met serienummer [nummer 1];
4. één ROLEX horloge met serienummer [nummer 2];
5. één ROLEX herenhorloge met serienummer [nummer 4].
8.
Een (overzicht) proces-verbaal van de politie van zaaksdossier [zaak 1] van 2 juli 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar[verbalisant 1] (dossierpagina (rechtsonder) 5 / zaaksdossier [zaak 1]).Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in het relaas van de verbalisant:
Uit onderzoek van de transactiegegevens van die bankrekening bleek dat binnen voornoemde
periode, meer specifiek van 14 februari 2014 tot en met 28 augustus 2017 (1.291 dagen), in 21
transacties, telkens uitgevoerd op het adres [adres 3] en met gebruik
van pas 001 of 002, € 168.000,00 contant was gestort. Van die €168.000,00 was
€ 57.300,00 gestort in (2.865) biljetten van € 20,00 en € 110.700,00 in (2.214) biljetten van
€ 50,00.
9.
Een proces-verbaal van de politie met nummer LERCD18006-832 van 12 maart 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (pagina 220 / zaaksdossier [zaak 1]).
Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in het relaas van de
verbalisant:
Op 13 september 2019 werd tra doorzoeking van het pand [adres 2] een
ingetapete doos in beslag genomen, die, na nader onderzoek, onder andere, een viertal
horloges van het merk Rolex bevatte. Ten aanzien van de horloges was de executiewaarde
vastgesteld:
10.
Een proces-verbaal van de politie met nummer LERCD18006-575 van 20 september 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar[verbalisant 1] (dossierpagina 385 e.v. / zaaksdossier [zaak 2]).
Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in het relaas van de
verbalisant:
Door onderzoek van de bankrekeningen was, ten aanzien van elk van de ondernemingen, reeds inzicht verkregen in de contante stortingen over de periode van 1 januari 2013 tot en met
28 november 2018. Het onderzoek van de boekhouding zal derhalve altijd zijn begrensd tot een tijdvak binnen die periode.
Op 21 juni 2019 onderzocht ik de boekhoudingen van [bedrijf 2], [bedrijf 3]
BV, [bedrijf 4] BV en [bedrijf 5].
[bedrijf 2]
€18.000 was door de directie contant gestort via de bankrekening van [bedrijf 1] BV.
[bedrijf 3]
Voor € 30.000 was een bron gevonden: het (privé) vermogen van de directie.
[bedrijf 4] BV
De input van de rekening courant (€ 5.001, 50) vond zijn herkomst in het privévermogen
van [verdachte]
[bedrijf 5] BV
€ 60.000 was afkomstig uit het vermogen van de directie. Zo bleek uit mutaties die waren
voorzien van de omschrijving storting (vanuit privé) en geboekt tegen de grootboekrekening
courant directie.
Totaal is € 113.001,50 afkomstig uit het privévermogen van [verdachte] (rekening-courant
directie).
11.
Een proces-verbaal van het eerste verhoor van verdachte met nummer LERCD18006-405 van 12 juni 2019, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 4] (dossierpagina 128 e.v. / zaaksdossier [zaak 2]).Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, de verklaring van de verdachte:
V: Bij welke ondernemingen bent u op dit moment betrokken?
A: [bedrijf 5], [bedrijf 3] en [bedrijf 6] B.V.
V: En [bedrijf 1]?
A: Nee, alleen geld tellen. Verder niets.
V: Op welke wijze bent u bij die ondernemingen betrokken?
A: Ik ben eigenaar en directeur van de [bedrijf 5]. De [bedrijf 5] is directeur van de andere BV's.
V: Bij welke ondernemingen was u de afgelopen vijf jaar betrokken?
A: [bedrijf 4] B.V. is weg, [bedrijf 2] B.V. is weg. [bedrijf 7] B.V. is ook weg.
V: En [bedrijf 8] B.V.?
A: Die ook nog.
V: Op welke wijze was u bij die ondernemingen betrokken?
A: Eigenaar. De [bedrijf 5] is de directeur.
12.
Een (overzicht) proces-verbaal van de politie in zaaksdossier [zaak 2] van 2 juli 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar[verbalisant 1] (pagina’s (rechtsonder) 2 en 23 / zaaksdossier [zaak 2]).
Dit proces-verbaal houdt, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, in het relaas van de
verbalisant:
Uit onderzoek bleek dat, onder andere, de volgende bedrijven onder beheer stonden van [verdachte]. Onderzoek van de bankrekeningen van die bedrijven wees uit dat in de periode van
1 januari 2013 tot en met 28 november 2018 de volgende bedragen contant waren gestort:
Uit het onderzoek dat volgende bleek dat sommige contante stortingen wél waren opgenomen in de boekhouding van verdachte en sommige niet. Ondanks de onvolledigheid van dit bewijs van een legale herkomst is het wegens praktische argumenten wel als zodanig geaccepteerd. Na mindering van de, als contante storting, in de boekhouding verwerkte bedragen was voor
€ 276.130,32 van de contante stortingen geen aannemelijk legale herkomst gevonden.
Saldi bankrekening-boekhouding
Wanneer de stortingen tegen het onderzoek van de boekhouding wordt gesaldeerd ontstaat het
volgende beeld:
=========================================================================
[…]