ECLI:NL:GHAMS:2023:3732

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 mei 2023
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
23-002406-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake poging tot diefstal en diefstal in vereniging met gebruik van een alarmpistool

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2000, was aangeklaagd voor het dragen van een alarmpistool en voor poging tot diefstal in vereniging, alsook voor diefstal van een snorfiets. De tenlastelegging omvatte onder andere het openbreken van een deur van een bedrijfsloods en het vernielen van een camera en sloten. De verdachte had samen met een medeverdachte geprobeerd een snorfiets te stelen, waarbij zij zich toegang tot de loods verschaften door middel van braak. Tijdens de zitting in hoger beroep op 11 mei 2023 heeft de raadsvrouw van de verdachte gepleit voor vrijspraak, maar het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en kwam tot een andere bewezenverklaring. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 43 dagen voorwaardelijk, en een geldboete van € 225,00. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van € 44,85 toegewezen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002406-22
datum uitspraak: 25 mei 2023
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 6 september 2022 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-337626-21 (zaak A) en 13-206403-22 (zaak B) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 2000,
adres: [adres 1] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 mei 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak A:1.
hij op of omstreeks 15 december 2021 te Amsterdam een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarmpistool zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen;
2. primair
hij op of omstreeks 15 december 2021 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een of meerdere goederen, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, een deur van een bedrijfsloods heeft opengebroken en/of een elektronisch cijferslot en/of een camera heeft vernield en/of (vervolgens) in meerdere boxen heeft gekeken en/of met een lamp in deze boxen geschenen en/of een cijferhangslot van een box heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. subsidiair
hij op of omstreeks 15 december 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een of meerdere deur(en), slot(en) en/of een camera, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Zaak B:hij op of omstreeks 18 april 2022 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een snorfiets (merk: Piaggio Vespa Sprint met kenteken: [kenteken] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging zaak A feit 2 primair

De raadsvouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit om de verdachte vrij te spreken van het in zaak A onder 2 tenlastegelegde feit, nu het oogmerk om wederrechtelijk zich iets toe te eigenen ontbreekt. Daartoe heeft zij, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat de verdachte, net zoals de medeverdachte, heeft verklaard dat de scooter van een vriend gestolen was, dat het GPS-signaal van die scooter uitstraalde in de buurt van de loods en dat hij en de medeverdachte in de loods op zoek waren naar die scooter. De verdachten hebben ook niets meegenomen uit de loods, hoewel zij hiertoe wel alle gelegenheid hadden. Daarnaast heeft de raadsvrouw betoogd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de deur van de loods is opengebroken en dat de camera en de sloten zijn vernield.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat op 15 december 2021 omstreeks 01:20 uur is ingebroken in de bedrijfsloods aan de [adres 2], waarbij de deur van de bedrijfsloods is opengebroken en een elektronisch cijferslot en een camera zijn vernield.
Tijdens het opsporingsonderzoek zijn camerabeelden uitgekeken waarbij tevens geluid is opgenomen. Daaruit blijkt het volgende. Om 01:20 uur zijn diverse knallen en vervolgens twee stemmen te horen. Om 01:21 uur komt eerst één persoon in beeld. Hij loopt een stukje de gang van de boxen in en verdwijnt na een paar seconden weer uit beeld. Tegelijkertijd is nog een aantal knallen te horen. Vervolgens lopen twee personen, het is nog steeds 01:21 uur, de gang in, kijken zij in meerdere boxen en schijnen zij met een lamp in deze boxen. Gebleken is dat een cijferhangslot van één van de boxen is vernield.
Nadat melding is gemaakt van de inbraak, zien verbalisanten rond 01:40 uur een persoon op een scooter uit de richting van de inbraak komen. Deze persoon heeft een groene shopper tas en een rood langwerpig voorwerp in zijn handen. Nadat één van de verbalisanten heeft geroepen dat de persoon moet blijven staan, laat deze persoon voornoemde voorwerpen vallen en gaat er op de scooter vandoor. Tijdens de achtervolging gooit de persoon op enig moment de scooter op de grond en gaat er te voet vandoor, waarna de verbalisanten achter de persoon zijn aangerend. De persoon is om 01:50 uur aangehouden en blijkt de verdachte te zijn. Op de plek waar de verdachte de shopper tas en het langwerpige voorwerp heeft laten vallen, is de shopper tas met daarnaast een rode betonschaar aangetroffen.
De verdachte heeft bekend dat hij in de loods is geweest, maar heeft verklaard dat hij daar op zoek was naar de gestolen scooter van een vriend. Het hof schuift de verklaring van de verdachte voor zijn aanwezigheid in de loods als ongeloofwaardig terzijde. Redengevend daarvoor is de omstandigheid dat de verdachte dit niet ten tijde van het eerste politieverhoor heeft verklaard, wat voor de hand gelegen had, maar pas twee dagen later tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris, toen de medeverdachte inmiddels een verklaring met dezelfde strekking had afgelegd. Daarbij komt dat de verrichte gedragingen van de verdachte en zijn mededader naar hun uiterlijke verschijningsvorm alle gericht zijn op voltooiing van het voorgenomen misdrijf, te weten diefstal met braak. Het in zaak A onder 2 primair tenlastegelegde feit kan naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend bewezen worden.
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak, nu er geen aanwijzingen zijn dat de deur van de bedrijfsloods met daarop het elektronische cijferslot en het cijferhangslot van de box voorafgaand van de inbraak al stuk waren en er blijkens de camerabeelden om 01:20 uur en 01.21 uur diverse knallen te horen waren, welke geluiden passen bij het breken van (het kozijn van) de toegangsdeur en het vernielen van de sloten. Daar komt bij dat de verdachte in het bezit was van een betonschaar, wat bij uitstek gereedschap is om sloten door te knippen. De verweren van de raadsvrouw worden dan ook verworpen.

Bewijsoverweging zaak B

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het in zaak B tenlastegelegde feit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Daartoe heeft zij – kort gezegd – aangevoerd dat de mannen blijkens de camerabeelden iets voor 0:00 uur met de scooter het pand binnenkwamen, dat dit nog vóór het moment is dat de aangeefster de diefstal waarnam en dat de op de beelden waargenomen scooter om die reden niet de gestolen scooter kan betreffen. Mocht het hof menen dat op de beelden wel de gestolen scooter te zien is, dan is de herkenning van de verdachte door de verbalisant niet volgens de regelen der kunst tot stand gekomen en daardoor onvoldoende betrouwbaar, waardoor deze niet tot het bewijs kan worden gebezigd, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de aangeefster op 19 april 2022 rond 0:15 uur zag dat haar zwarte snorfiets met kenteken [kenteken] werd gestolen door twee mannen. Kort hierna, rond 0:20 uur werd melding gemaakt van de diefstal. De aangeefster/meldster gaf aan dat er ‘track and trace’ op haar snorfiets zat, die uitpeilde op de [adres 3] te Amsterdam. De verbalisanten zijn direct ter plaatse gegaan. Nadat het beveiligingsbedrijf was verzocht de snorfiets op afstand een signaal te laten afspelen, hoorden de verbalisanten in de kelderboxruimte van de flat een alarm afgaan in de afgesloten box met nummer [adres 3]. Vervolgens zijn de verbalisanten naar de bijbehorende woning aan de [adres 3] gegaan om de bewoner te vragen om de boxruimte te openen. De vrouwelijke hoofdbewoner, [naam] , deed open en zei dat het inderdaad haar boxruimte was en dat zij en haar man een sleutel hadden van de boxruimte, maar dat haar man de sleutel aan haar zoon, de verdachte, had gegeven. De vrouwelijke hoofdbewoner maakte de boxruimte met een sleutel open en gaf de verbalisanten toestemming om de box te betreden. In de box stond de gestolen zwarte snorfiets met kenteken [kenteken] . De ter plaatse gekomen aangeefster/meldster zag meteen dat het haar snorfiets betrof. Zij merkte daarbij wel op dat het zadel en het windscherm die op haar scooter zaten niet van haar waren. Vervolgens keken de verbalisanten naar de rode scooter die verderop in de gang stond. De aangeefster/meldster gaf gelijk aan dat het windscherm en het zadel die op de rode scooter waren gemonteerd van haar waren. Dat het zadel en het windscherm van de scooter van aangeefster zijn verwisseld met soortgelijke onderdelen van een andere scooter wordt bevestigd door hetgeen te zien is op de uitgekeken beelden van die nacht van de boxengang horende bij [adres 3] . Hierop is namelijk te zien dat twee jonge mannen bezig zijn het zadel en het windscherm van twee scooters, waarvan er één een rode kleur heeft, te verwisselen. Het hof ziet in de omstandigheid dat de tijdstippen van de melding en beelden niet helemaal zouden passen, zoals door de raadsvrouw is aangevoerd, geen reden om mee te gaan met het betoog van de raadsvrouw dat op de beelden een andere dan de gestolen scooter te zien zou zijn. Hetgeen te zien is op de beelden past immers naadloos op de verklaring van de aangeefster/meldster en de bevindingen van de verbalisanten die direct na de melding ter plaatse komen. Het hof acht aannemelijk dat de tijdsaanduiding die is gegenereerd door het camerasysteem niet geheel accuraat is.
Gelet op het voorgaande, in het bijzonder het korte tijdsbestek tussen de diefstal en het aantreffen van de gestolen snorfiets in de afgesloten boxruimte waarvan alleen de verdachte en zijn moeder, die geen verdachte is in deze zaak, de sleutel hadden, is naar het oordeel van het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in zaak B tenlastegelegde feit. Het hof verwerpt dan ook de verweren van de raadsvrouw.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 en 2 primair en in zaak B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak A:1.
hij op 15 december 2021 te Amsterdam een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een alarmpistool zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om te dreigen, heeft gedragen;
2. primair
hij op 15 december 2021 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om een of meerdere goederen, die aan [slachtoffer 1] en/of [benadeelde] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, een deur van een bedrijfsloods heeft opengebroken en een elektronisch cijferslot en een camera heeft vernield en vervolgens in meerdere boxen heeft gekeken en met een lamp in deze boxen geschenen en een cijferhangslot van een box heeft vernield, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Zaak B:hij omstreeks 18 april 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een snorfiets (merk: Piaggio Vespa Sprint met kenteken: [kenteken] ), die aan [slachtoffer 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader dat weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
Hetgeen in zaak A onder 1 en 2 primair en in zaak B meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A onder 1 en 2 primair en zaak B bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Het in zaak A onder 2 primair bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het in zaak B bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A onder 1 en 2 primair en in zaak B bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A onder 1 bewezenverklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 225,00 subsidiair 4 dagen hechtenis en voor het in zaak A onder 2 primair en in zaak B bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 43 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
De raadsvrouw heeft verzocht – indien het hof de bewijsverweren niet volgt – te volstaan met het aantal dagen de verdachte in voorarrest heeft gezeten.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Zaak A feit 1
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het dragen van een alarmpistool. Met het wapen in kwestie kunnen niet daadwerkelijk projectielen worden verschoten, maar het kan wel worden gebruikt voor bedreiging of afdreiging.
Het hof acht, alles afwegende, de na te melden geldboete passend en geboden.
Zaak A feit 2 primair en zaak B
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt een poging tot diefstal waarbij zij zich de toegang tot de bedrijfsloods hebben verschaft door middel van braak. Daarbij hebben zij het bedrijf behoorlijk wat schade toegebracht. Daarnaast heeft de verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan diefstal van een snorfiets. De aangeefster heeft moeten toezien hoe haar snorfiets werd gestolen en moest er midden in de nacht achteraan om hem terug te krijgen. Zij trof de snorfiets toen aan met een gedemonteerd windscherm en zadel. Dit alles heeft bij aangeefster voor veel overlast en ongemak gezorgd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 17 april 2023 is hij eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat de verdachte op jonge leeftijd met zijn ouders naar Nederland is gekomen en dat zijn ouders hem niet altijd voldoende hebben kunnen ondersteunen. Hierdoor kwam hij regelmatig op straat te staan, hetgeen thans ook het geval is. De verdachte heeft inmiddels een postadres geregeld, heeft een vriendin en werkt zo nu en dan in de bouw. In het verleden heeft hij problemen gehad met alcohol, maar ook dat gaat op dit moment beter. Concluderend heeft de raadsvrouw aangevoerd dat sprake is van een voorzichtige stap in de goede richting in het leven van de verdachte.
Gelet op de ernst van de feiten in het licht van de recidive kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf. Het hof ziet in de terechtzitting naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden en de relatief jonge leeftijd van de verdachte aanleiding om een gedeelte van die straf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Daarmee wordt ook beoogd de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Het onvoorwaardelijk deel zal de duur van het voorarrest niet overstijgen, waardoor de verdachte nu niet direct opnieuw gedetineerd raakt.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 44,85 aan materiële schade in verband met een kapot cijferslot. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering.
De raadsvrouw heeft primair verzocht de benadeelde partij, gelet op de bepleite vrijspraak, niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om de vordering af te wijzen vanwege onvoldoende onderbouwing.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak A onder 2 primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte materiële schade heeft geleden. De vordering betreft rechtstreekse schade en komt het hof niet onrechtmatig of ongegrond voor. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 36f, 45, 57, 62, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 en 2 primair en in zaak B tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak A onder 1 en 2 primair en in zaak B bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 primair en in zaak B bewezenverklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
60 (zestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
43 (drieënveertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ten aanzien van het zaak A onder 1 bewezenverklaarde:
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 225,00 (tweehonderdvijfentwintig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het in de zaak A onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 44,85 (vierenveertig euro en vijfentachtig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde] , ter zake van het in zaak A onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 44,85 (vierenveertig euro en vijfentachtig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 15 december 2021.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. van der Heijden, mr. E. de Greeve en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van
mr. S.L.D. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
25 mei 2023.
=========================================================================
[…]