ECLI:NL:GHAMS:2023:3712

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
200.323.643/02
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechters in hoger beroep inzake belastingaanslagen

In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 28 juli 2023 uitspraak gedaan over een tweede wrakingsverzoek van verzoeker, die in hoger beroep was tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland. Het eerste wrakingsverzoek was eerder afgewezen. Verzoeker had de wraking aangevraagd van de rechters A.M.J.G. van Amsterdam, M.J. Leijdekker en J.P.R. van den Berg, met als argumenten dat mr. Van Amsterdam nevenfuncties bekleedde die de onpartijdigheid zouden kunnen schaden. De wrakingskamer oordeelde dat verzoeker niet-ontvankelijk was in zijn verzoek tot wraking van D. Sleebos, die op de griffie werkzaam is, omdat alleen rechters gewraakt kunnen worden. Het verzoek tot wraking van mr. Van Amsterdam werd deels als een herhaling van het eerdere verzoek beschouwd, waardoor verzoeker ook in dat opzicht niet-ontvankelijk werd verklaard. Voor het overige werd het verzoek kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing werd zonder behandeling ter zitting afgedaan, conform het Wrakingsprotocol van het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

GeRechtshof Amsterdam

zaaknummer : 200.323.643/02
zaaknummer hoofdzaak : 22/00242/243
Beslissing van de wrakingskamer van 28 juli 2023
op het wrakingsverzoek ingediend door
[verzoeker] , wonende te [woonplaats] , hierna: verzoeker.

1.De procedure

1.1.
De hoofdzaak betreft het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­Holland, zittingsplaats Haarlem, van 7 april 2022. Bij laatstgenoemde uitspraak is beslist op het door verzoeker ingestelde beroep tegen de uitspraken op bezwaar van 6 november 2020 (betreffende aan verzoeker opgelegde aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (ib/pvv) voor 2017 en 2018).
1.2.
In de procedure tussen verzoeker en de inspecteur van de Belastingdienst, bij het gerechtshof Amsterdam geregistreerd onder voormeld zaaknummer, heeft verzoeker
op 2 maart 2023 een verzoek tot wraking gedaan. Het verzoek strekt tot wraking van
mrs. A.M.J.G. van Amsterdam, M.J. Leijdekker en J.P.R. van den Berg. Hierna genoemd het
eerstewrakingsverzoek
1.3.
Ten aanzien van de raadsheer A.M.J.G. van Amsterdam heeft verzoeker bij het eerste wrakingsverzoek het volgende aangevoerd: ‘nevenfunctie in tuchtcollege van de gezondheidszorg, welke colleges weigeren klachten over
elder maltreatmenten actieve euthanasie op familielid toe te kennen, alsook een nevenfunctie in de rechtbank Noord-Holland te Haarlem, dat is de rechtbank van de uitspraak waartegen beroep wordt ingesteld’.
1.4.
Het eerste verzoek tot wraking is gemotiveerd afgewezen.
1.5.
Bij e-mailbericht van 7 juni 2023 heeft verzoeker een aantal verzoeken gedaan met het oog op de zitting van 25 juli 2013, waaronder het verzoek mr. Van Amsterdam te vervangen en om uitstel te verlenen totdat hij een rechtsbijstandsverlener heeft gevonden. Bij e-mailbericht van 10 juni 2023 heeft verzoeker verduidelijkt dat hij hiermee een verzoek had gedaan om mr. Van Amsterdam te wraken. Hij heeft dit verzoek uitgebreid met het verzoek ook de ‘voorzitter’ en mr. D. Sleebos, de griffier van de zaak, te wraken.
1.6.
Mr. Van Amsterdam heeft gereageerd op het verzoek en heeft daarbij te kennen gegeven dat hij niet berust in het verzoek.

2.Het wrakingsverzoek en de standpunten daarover

2.1.
Het verzoek tot wraking van mr. Van Amsterdam is in het e-mailbericht van 7 juni 2023 als volgt gemotiveerd: “
Schrijver dezes kan nog steeds niet instemmen met Van Amsterdam als rechter vanwege beklaagd nationalisme en haar werkervaring bij beklaagde instantie Rechtbank Noord-Holland, waarvan beroep is ingesteld, en verzoekt bij dezen dringend om een vervanger”.
In het e-mailbericht van 10 juni 2023 heeft verzoeker voorts de ‘voorzitter’ en D. Sleebos gewraakt naar aanleiding van het antwoord op zijn verzoeken met het oog op de zitting van 25 juli 2023. Volgens verzoeker doet
‘een dergelijke beperkte behandeling[van de verzoeken met betrekking tot de zitting, hof]
(…) niet veel goeds vermoeden voor de inhoudelijke behandeling van de zaak (te meer daar een dergelijke onzorgvuldige behandeling meer regel dan uitzondering is in beklaagd NL-NL recht)’. Voorts acht verzoeker de afwijzing van zijn verzoek tot aanhouding ontoereikend, want “
niet deugdelijk gemotiveerd als verwijzing naar rechtsbeginselen, mogelijk wetsartikelen enz”.
2.2.
Mr. Van Amsterdam voert – kort gezegd – aan dat D. Sleebos, die op de griffie werkzaam is, niet kan worden gewraakt en dat de processuele beslissing op de verzoeken van verzoeker geen grond voor wraking oplevert.

3.De beoordeling

Juridisch kader
3.1.
Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) houdt in dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Deze bepaling is ook van toepassing op de raadsheren die het hoger beroep behandelen.
3.2.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als hij tegenover een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Uitgangspunt is dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van uitzonderlijke omstandigheden. Het moet dan gaan om omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van partijdigheid of van de objectief gerechtvaardigde schijn van partijdigheid.
Het verzoek jegens D. Sleebos
3.3.
Zoals uit het hierboven uiteengezette juridisch kader blijkt, kan alleen een rechter worden gewraakt. Om die reden zal de verzoeker niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek tot wraking van D. Sleebos, die op de griffie van het hof werkzaam is.
Het verzoek jegens de ‘voorzitter’ en mr. Van Amsterdam
3.4.
Uit de reactie van mr. Van Amsterdam volgt dat hij de zaak (verder) zou behandelen op een enkelvoudige zitting, die was gepland voor 25 juli 2023. Dat betekent dat de verzoeken tot wraking van ‘de voorzitter’ en mr. Van Amsterdam uitsluitend mr. Van Amsterdam betreffen. Verzoeker heeft eerder een verzoek tot wraking van deze raadsheer gedaan. De wrakingskamer heeft dit verzoek afgewezen. Verzoeker heeft zijn huidige verzoek deels gegrond op een herhaling van zijn standpunt dat mr. Van Amsterdam om de eerder door verzoeker genoemde en door de wrakingskamer verworpen redenen niet onpartijdig is. Daarom kan verzoeker in zoverre niet in het wrakingsverzoek worden ontvangen.
3.5.
Daarnaast legt verzoeker ook de manier waarop is gereageerd op zijn in zijn e-mailbericht van 7 juni 2023 vervatte verzoek om processuele beslissingen te nemen met het oog op de zitting van 25 juli 2023 aan zijn verzoek ten grondslag. Verzoeker vindt dat dit “
niet veel goeds[doet]
vermoeden voor de inhoudelijke behandeling”, omdat niet is beslist op een aantal verzoeken en zijn verzoek om aanhouding ongemotiveerd is afgewezen.
Het verzoek tot wraking betreft in zoverre (de manier waarop is gereageerd op) een verzoek om processuele beslissingen met het oog op de zitting van 25 juli 2023. Uitgangspunt is dat processuele beslissingen geen grond vormen voor een wraking van de rechters die de beslissingen hebben gegeven. Alleen indien die beslissingen dermate onbegrijpelijk zijn dat deze een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de raadsheren jegens verzoeker een vooringenomenheid koesteren, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees voor een dergelijke vooringenomenheid naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is, kan dit tot een ander oordeel leiden. Dat nu is hier niet het geval. Dat volgt niet uit (de motivering van) de afwijzing van het verzoek tot aanhouding en evenmin uit het feit dat niet of impliciet afwijzend is beslist op zijn andere verzoeken. Het verzoek tot wraking van mr. Van Amsterdam dient daarom in zoverre kennelijk ongegrond te worden verklaard.
Afdoening buiten zitting
3.6.
Gelet op het bovenstaande is sprake van evidente niet-ontvankelijkheid, voor zover het verzoek een herhaling van het eerder gedane verzoek tot wraking van mr. Van Amsterdam betreft, en voor het overige van kennelijke ongegrondheid. Om die reden is de wrakingskamer van oordeel dat toepassing moet worden gegeven aan het bepaalde in paragraaf 4 lid 2 onder e van het Wrakingsprotocol van het gerechtshof Amsterdam. Dat betekent dat het wrakingsverzoek zonder behandeling ter zitting wordt afgedaan.

4.De beslissing

De wrakingskamer verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking jegens D. Sleebos.
De wrakingskamer verklaart het verzoek tot wraking van mr. A.M.J.G. van Amsterdam niet-ontvankelijk voor zover dit een herhaling vormt van zijn eerder in deze zaak gedane wrakingverzoek en verklaart het verzoek tot wraking van Mr. Van Amsterdam voor het overige kennelijk ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. L. Alwin, J.F. Aalders en H.A. van den Berg in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch als griffier en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2023.