ECLI:NL:GHAMS:2023:371

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
200.294.022/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een volmacht opgenomen in levenstestament door broers van de volmachtgever

In deze zaak vorderen de broers van de volmachtgever de vernietiging van een volmacht die is opgenomen in het levenstestament van hun broer, die in 2017 is opgesteld. De broers stellen dat hun broer, bij het passeren van het levenstestament, niet in staat was zijn wil te bepalen vanwege dementie. De rechtbank heeft de vorderingen van de broers afgewezen, waarna zij in hoger beroep zijn gegaan. Het hof oordeelt dat de broers niet gerechtigd zijn om de vernietiging van het levenstestament te vorderen, omdat de vernietigingsgrond toekomt aan de volmachtgever zelf. Het hof bekrachtigt daarmee het vonnis van de rechtbank. De broers hebben geen bewijs geleverd dat hun stellingen ondersteunen, en het hof verwerpt hun bewijsaanbod als niet ter zake dienend. De kosten van het geding in hoger beroep worden aan de broers opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.294.022/01
zaak- en rolnummer rechtbank Overijssel : C/08/249041 / HA ZA 20-223
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 14 februari 2023
in de zaak van

1.[appellant 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[appellant 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
appellanten,
advocaat: mr. H.B. Voskamp te Amsterdam,
tegen

1.[geïntimeerde 1] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,
advocaat: mr. J.F. Vanhommerig te Enschede,
2.
[geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats 3] ,
advocaat: mr. W. Knoester te Rotterdam,
geïntimeerden.
Appellanten worden hierna gezamenlijk aangeduid als [appellanten] en individueel als [appellant 1] en [appellant 2] . Geïntimeerden worden respectievelijk aangeduid als [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] .

1.De zaak in het kort

[appellanten] stellen dat hun broer [naam 1] bij het passeren van een levenstestament in 2017 dementerend was en niet in staat was zijn wil te bepalen. [appellanten] vorderen de vernietiging van dit levenstestament en voeren hier verschillende grondslagen voor aan. Zij vorderen verder de ongedaanmaking van een aantal op basis van dit levenstestament verrichte rechtshandelingen. De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen. Daartegen richt zich het hoger beroep. Het hof is van oordeel dat [appellanten] niet gerechtigd zijn om de vernietiging van het levenstestament van hun broer te vorderen. Dit leidt tot een bekrachtiging van het vonnis van de rechtbank.

2.Het geding in hoger beroep

[appellanten] zijn bij dagvaardingen van 1 en 4 februari 2021 in hoger beroep gekomen van een tussenvonnis van 5 augustus 2020 en een eindvonnis van 11 november 2020 van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen [appellanten] als eisers en [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] als gedaagden.
[appellanten] hebben [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] opgeroepen te verschijnen voor het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij arrest van 23 maart 2021, gewezen onder zaaknummer 200.290.329, de zaak op grond van artikel 62b van de Wet op de rechterlijke organisatie verwezen naar het gerechtshof Amsterdam omdat een van de partijen, [geïntimeerde 2] , raadsheer-plaatsvervanger is bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
Bij exploten van 20 en 21 april 2021 hebben [appellanten] [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] opgeroepen om voort te procederen voor het gerechtshof Amsterdam.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord zijdens [geïntimeerde 1] , met producties;
- memorie van antwoord zijdens [geïntimeerde 2] , met producties;
- akte houdende: (1) substantiëring vordering ongedaanmaking & (2) overleggen producties terzake na grieven bekend geworden feiten, zijdens [appellanten] ;
- antwoordakte zijdens [geïntimeerde 1] , met productie;
- antwoordakte zijdens [geïntimeerde 2] ;
- akte houdende verzoek ex artikel 166 lid 1 Rv: bevel tot oproepen getuige, zijdens [appellanten]
Naar aanleiding van de akte houdende verzoek ex artikel 166 lid 1 Rv heeft het hof partijen bij e-mail van 30 september 2022 laten weten dat het geen aanleiding ziet al voor de mondelinge behandeling een beslissing te nemen over de vraag of een getuigenverhoor zal worden bevolen.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 7 november 2022 doen toelichten, [appellanten] door mr. H.B. Voskamp, advocaat te Amsterdam, [geïntimeerde 1] door mrs. J.F. Vanhommerig en L.F. Pross, advocaten te Enschede, en [geïntimeerde 2] door mr. W. Knoester, advocaat te Rotterdam, ieder aan de hand van spreekaantekeningen waarvan exemplaren zijn overgelegd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof partijen meegedeeld dat productie 36 van [appellanten] en productie 3 van [geïntimeerde 1] buiten beschouwing zullen worden gelaten omdat zij buiten de termijn van artikel 87 lid 6 Rv. zijn ingediend. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Tijdens de mondelinge behandeling hebben [appellanten] hun eis verminderd.
Vervolgens is arrest gevraagd.
[appellanten] hebben op 13 december 2022 een verzoek tot wraking van de behandelend raadsheren ingediend. De wrakingskamer van dit hof heeft [appellanten] in een beslissing van 30 januari 2023 niet ontvankelijk in dit verzoek verklaard.
Daarop is arrest bepaald op heden.
[appellanten] hebben, na eisvermindering, geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – verkort weergegeven:
- het levenstestament 2017 (zoals hierna omschreven) te vernietigen;
- [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] , hoofdelijk althans ieder voor zich, te veroordelen tot betaling van de volgende bedragen:
a) € 51.394,14 wegens betalingen aan [geïntimeerde 1] ;
b) € 22.301,06 wegens betalingen aan [bedrijf 1] ;
c) € 7.218,86 wegens betalingen aan [bedrijf 2] .
- [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] te veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties, met nakosten.
Het hof begrijpt uit de aangevoerde grieven dat het hoger beroep zich niet uitstrekt tot het tussenvonnis van 5 augustus 2022.
[geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 2] hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal bekrachtigen, met veroordeling – uitvoerbaar bij voorraad – van [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep, met nakosten.
Alle partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden vonnis in 2.1 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Voor zover deze feiten in hoger beroep niet in geschil zijn, dienen zij ook het hof tot uitgangspunt. Samengevat en aangevuld met andere vaststaande feiten komen de feiten op het volgende neer.
3.1
[appellanten] zijn de broers van [naam 1] (hierna: [naam 1] ).
3.2
De drie broers [achternaam] zijn samen met hun ouders opgegroeid in een boerderij aan de [adres] te [plaats 1] (hierna: de boerderij). [appellant 1] en [appellant 2] hebben op enig moment de boerderij verlaten. [naam 1] heeft het boerenbedrijf van zijn ouders voorgezet en is tot medio 2018 op de boerderij blijven wonen. [naam 1] was eigenaar van de boerderij.
3.3
[naam 1] was getrouwd met mevrouw [naam 2] (hierna: [naam 2] ).
3.4
[naam 1] heeft in 2009 een volmacht (hierna: het levenstestament 2009) laten opmaken en passeren door [geïntimeerde 2] , werkzaam bij [bedrijf 2] te [plaats 2] . In het levenstestament 2009 heeft [naam 1] onder meer bepaald dat zijn echtgenote [naam 2] en (onder bepaalde voorwaarden) zijn broer [appellant 1] , gevolmachtigd waren om tijdens zijn leven rechtshandelingen te verrichten.
3.5
Op 8 mei 2017 heeft [naam 1] het levenstestament 2009 herroepen en een nieuwe akte laten opstellen (hierna: het levenstestament 2017). Het levenstestament 2017 is op die datum gepasseerd door een kantoorgenoot van [geïntimeerde 2] , mr. [naam 3] . In het levenstestament 2017 heeft [naam 1] wederom zijn echtgenote [naam 2] aangewezen als gevolmachtigde en daarnaast [geïntimeerde 1] , accountant van [naam 1] . [appellant 1] en [appellant 2] zijn, met uitgestelde activering, ook aangewezen als gevolmachtigden.
3.6
Medio 2018 heeft [naam 1] wegens geestelijke gezondheidsredenen (dementie) de boerderij verlaten en is hij permanent opgenomen in een zorgboerderij.
3.7
[naam 2] is op 11 november 2018 overleden.
3.8
[naam 1] is op 24 oktober 2021 overleden. In zijn testament zijn [appellant 1] en [appellant 2] als erfgenamen benoemd.

4.Beoordeling

4.1
In dit geding hebben [appellanten] in hoger beroep gevorderd dat het hof, uitvoerbaar bij voorraad, hun hiervoor onder 2. genoemde vorderingen alsnog zal toewijzen. De rechtbank heeft de vorderingen van [appellanten] afgewezen. Zij heeft, samengevat, overwogen dat [appellanten] onvoldoende feiten en omstandigheden hebben aangedragen die het oordeel rechtvaardigen dat [naam 1] ten tijde van het maken van het levenstestament 2017 niet in staat was zijn wil te bepalen. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen [appellanten] op met tien grieven.
4.2
[appellanten] hebben – verkort weergegeven – het volgende aan hun vorderingen ten grondslag gelegd. De geestelijke vermogens van hun broer [naam 1] waren op 8 mei 2017 gestoord als gevolg van dementie. Het ontbrak [naam 1] aan de wil het levenstestament 2017 op te maken in de vorm waarin dat gepasseerd is. Daarmee was op 8 mei 2017 sprake van een situatie als bedoeld in artikel 3:34 lid 1 BW. Op grond van artikel 3:34 lid 2 BW is het levenstestament 2017 vernietigbaar. Daarnaast is het levenstestament 2017 vernietigbaar omdat het tot stand is gekomen door bedrog of misbruik van omstandigheden (artikel 3:44 leden 1, 3 en 4 BW). Ten slotte betreft het levenstestament 2017 een zogeheten schijnhandeling, die niet gebaseerd is op de wil van [naam 1] en om die reden vernietigbaar is. Wanneer het levenstestament 2017 wordt vernietigd, dienen rechtshandelingen die op basis daarvan zijn verricht ongedaan te worden gemaakt, tenzij deze rechtshandelingen zijn bevestigd. De geldvorderingen die [appellanten] in dit geding hebben ingesteld en gehandhaafd, hebben betrekking op rechtshandelingen die op basis van het levenstestament 2017 zijn verricht en die [appellanten] niet hebben bevestigd.
4.3
Het hof is van oordeel dat [appellanten] geen belang hebben bij de behandeling van hun grieven. Zelfs als deze geheel of gedeeltelijk zouden slagen, zijn de vorderingen van [appellanten] niet toewijsbaar. Het hof licht dit als volgt toe.
4.4
Het hof dient op grond van artikel 25 Rv ambtshalve te onderzoeken of de feiten die [appellanten] aan hun vorderingen ten grondslag hebben gelegd, deze vorderingen kunnen dragen.
4.5
[appellanten] vorderen de vernietiging van het levenstestament 2017 en voeren hier verschillende grondslagen voor aan. Waar het gaat om de grondslag van het ontbreken van de wil van [naam 1] in de zin van artikel 3:34 lid 1 BW gaan [appellanten] er terecht vanuit dat dit leidt tot vernietigbaarheid van het levenstestament 2017 en niet tot de nietigheid daarvan. Het levenstestament 2017 is in essentie een notariële volmacht en daarmee een eenzijdig gerichte rechtshandeling. Uit artikel 3:34 lid 2 BW volgt dat het ontbreken van de wil een dergelijke rechtshandeling vernietigbaar maakt, en niet leidt tot nietigheid.
4.6
Een beroep op een vernietigingsgrond komt toe aan degene in wiens belang de vernietigingsgrond bestaat. Dit is met zoveel woorden bepaald in artikel 3:50 BW voor de buitengerechtelijke vernietiging. Uit het systeem van de wet vloeit voort dat voor de vernietiging in rechte van artikel 3:51 BW, zoals in deze zaak aan de orde, het zelfde geldt.
4.7
In het geval als het onderhavige, waarin de vernietiging wordt gevorderd van een notariële volmacht, is de volmachtgever degene in wiens belang de vernietigingsgrond bestaat en aan wie de vordering toekomt. [naam 1] is de volmachtgever in het levenstestament 2017 en het beroep op vernietiging komt dus toe aan [naam 1] . Dit geldt voor alle door [appellanten] aangevoerde grondslagen. [appellanten] hebben hun vordering tot vernietiging ingesteld op eigen naam, ten behoeve van henzelf. Zij hebben – zoals door hen bevestigd tijdens de mondelinge behandeling van 7 november 2022 – de vordering tot vernietiging niet ingesteld en ook niet kunnen instellen namens [naam 1] . Evenmin hebben zij dat gedaan in hun hoedanigheid van gezamenlijke erfgenamen van [naam 1] . Ook hebben zij niet aangevoerd gerechtigd te zijn tot het instellen van de vordering tot vernietiging uit hoofde van lastgeving. Dit alles leidt tot de conclusie dat de vordering van [appellanten] tot vernietiging van het levenstestament 2017 niet kan worden toegewezen omdat deze vordering niet aan [appellanten] (of één van hen) toekomt.
4.8
[appellanten] hebben aangevoerd dat de vordering tot vernietiging van het levenstestament 2017 in ieder geval toekomt aan [appellant 1] . Volgens [appellanten] is het gevolg van de vernietiging van het levenstestament 2017 dat het levenstestament 2009 herleeft. Hierin is [appellant 1] als gevolmachtigde aangewezen en hij zou daarom gerechtigd zijn de vordering tot vernietiging van het levenstestament 2017 in te stellen. Dit betoog gaat niet op. Het ziet er bovendien aan voorbij dat ook in dat geval [appellant 1] in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde de vordering tot vernietiging namens [naam 1] , en niet namens zichzelf, had moeten instellen.
4.9
De overige vorderingen van [appellanten] nemen tot uitgangspunt dat het levenstestament 2017 wordt vernietigd. Nu die vernietiging in dit geding niet wordt uitgesproken, zijn deze overige vorderingen dus niet toewijsbaar. Overigens geldt voor deze overige vorderingen dat (ook) zij niet toekomen aan [appellanten] maar aan [naam 1] en (na diens overlijden) zijn nalatenschap.
4.1
[appellanten] hebben geen bewijs aangeboden van voldoende concrete stellingen die, indien bewezen, tot een ander oordeel in deze zaak leiden. Het hof verwerpt daarom het bewijsaanbod van [appellanten] als niet ter zake dienend. Om dezelfde reden verwerpt het hof ook het bij akte gedane verzoek van [appellanten] tot het horen van getuige mevrouw [naam 4] .
Slotsom
4.11
[appellanten] hebben geen belang bij behandeling van hun grieven. Zelfs als deze gegrond zouden zijn, zijn hun vorderingen niet toewijsbaar. Het hof zal het vonnis waarvan beroep daarom bekrachtigen. Omdat [appellanten] ongelijk hebben gekregen, zal het hof hen veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep.

5.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden begroot:
- aan de zijde van [geïntimeerde 1] op € 772,- aan verschotten en € 10.443,- voor salaris en op
€ 163,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
- aan de zijde van [geïntimeerde 2] op € 338,- aan verschotten en € 10.443,- voor salaris en op € 163,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. K.A.J. Bisschop, J.F. Aalders en M. Bijkerk en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2023.