In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 20 juni 2023 een verzoek tot wraking afgewezen dat was ingediend door verzoeker, bijgestaan door mr. R. van Biezen. Het wrakingsverzoek was gericht tegen de raadsheren mr. A.R. Sturhoofd en mr. H.A. van den Berg, die betrokken waren bij de behandeling van een hoofdzaak over de verdeling van de huwelijksgemeenschap tussen verzoeker en zijn ex-echtgenote. Verzoeker stelde dat mr. Sturhoofd niet onpartijdig kon oordelen, omdat zij eerder in een alimentatiezaak een oordeel had gegeven dat relevant was voor de hoofdzaak. Daarnaast werden er gronden aangevoerd tegen mr. Van den Berg, die volgens verzoeker ook niet onpartijdig was.
De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoeker beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake was van objectieve feiten die de vrees voor partijdigheid konden rechtvaardigen. Het hof oordeelde dat de eerdere uitspraken van mr. Sturhoofd in de alimentatiezaak niet automatisch leidden tot een schijn van vooringenomenheid in de hoofdzaak. Ook de procesbeslissingen van de raadsheren werden niet als onbegrijpelijk of onterecht beschouwd. De wrakingsgronden werden als onvoldoende onderbouwd afgewezen, en het hof benadrukte dat wraking niet kan dienen als een middel om onwelgevallige beslissingen aan te vechten.
De beslissing van de wrakingskamer werd genomen in het kader van de civiele procedure, waarbij de hoofdzaak betrekking had op de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De wrakingskamer heeft de objectieve onpartijdigheid van de rechters bevestigd en het verzoek tot wraking afgewezen.