ECLI:NL:GHAMS:2023:364

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
200.293.693/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van het verblijf van een minderjarige in het belang van haar ontwikkeling en de rol van pleegouders en jeugdhulp

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van het verblijf van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De rechtbank had eerder vervangende toestemming verleend aan de gecertificeerde instelling (GI) om het verblijf van [minderjarige] te wijzigen naar een 24-uurs verblijfsaccommodatie. Het hof oordeelt dat deze wijziging noodzakelijk is in het belang van [minderjarige]. Sinds haar verblijf bij de zorgaanbieder heeft zij significante vooruitgang geboekt in haar ontwikkeling. De reisafstand van de pleegouders naar de school van [minderjarige] is te belastend en de jeugdhulp bij de pleegouders is momenteel niet toereikend om haar doordeweeks bij hen te laten verblijven.

De pleegouders, [de pleegmoeder] en [de pleegvader], hebben in hoger beroep verzocht om de bestreden beschikking te vernietigen, omdat zij van mening zijn dat [minderjarige] beter bij hen kan verblijven. Het hof heeft echter het advies van de Raad voor de Kinderbescherming gevolgd, die heeft geconcludeerd dat het in het belang van [minderjarige] is om doordeweeks bij de zorgaanbieder te verblijven. De raad heeft ook geadviseerd dat de pleegouders begeleiding kunnen krijgen om de overgang voor [minderjarige] te vergemakkelijken.

Het hof heeft vastgesteld dat de huidige regeling, waarbij [minderjarige] van zondagmiddag tot vrijdagmiddag bij de zorgaanbieder verblijft en in het weekend bij de pleegouders, het beste is voor haar ontwikkeling. De pleegouders blijven een belangrijke rol spelen in haar leven, maar de zorgbehoefte van [minderjarige] vereist een andere aanpak. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Zaaknummer: 200.293.693/01
Zaaknummer rechtbank: C/13/692757/ FA RK 20-7435
Beschikking van de meervoudige kamer van 14 februari 2023 in de zaak van
[de pleegmoeder] ,
hierna te noemen: de pleegmoeder,
[de pleegvader] ,
hierna te noemen: de pleegvader,
gezamenlijk ook te noemen: de pleegouders,
wonende te [plaats A] ,
verzoekers in hoger beroep,
advocaat: mr. M.L. van Leer te Amsterdam,
en
de gecertificeerde instelling de
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te [plaats B] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de GI.
Als belanghebbende is verder aangemerkt:
- de minderjarige [minderjarige] , geboren [in] 2012 (hierna te noemen: [minderjarige] ).
In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
gevestigd te Den Haag, locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.De verdere procedure in hoger beroep

1.1
Het hof verwijst naar en neemt over hetgeen is overwogen en beslist in zijn tussenbeschikking van 17 augustus 2021. Daarin is de raad verzocht onderzoek te verrichten naar de volgende vragen:
- Is het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk dat zij door de week buiten schooltijd in een accommodatie van [zorgaanbieder] (hierna: [zorgaanbieder] ) in [plaats C] verblijft?
- Is jeugdhulp aan de pleegouders geboden c.q. voor hen ingezet voorafgaand aan de wijziging van het verblijf van [minderjarige] en, zo ja, in welke vorm?
- Welke jeugdhulp is buiten schooltijd voor [minderjarige] noodzakelijk om haar ontwikkeling te stimuleren?
- Kunnen de pleegouders deze hulp bieden en, zo niet, kunnen zij daarin thuis ondersteund
worden?
- Wat is de invloed van de reistijd door de week op de ontwikkeling van [minderjarige] ?
- Hebben de pleegouders in de weekenden en vakanties jeugdhulp nodig voor de zorg voor [minderjarige] ?
- Wat is nodig om de communicatie tussen de pleegouders en de GI te verbeteren?
- Op welke wijze kan tijdens het verblijf van [minderjarige] bij [zorgaanbieder] in [plaats C] in haar belang het beste vorm worden gegeven aan het contact tussen [minderjarige] en haar moeder?
Het hof heeft de raad verzocht uiterlijk een week vóór 25 januari 2022 het hof schriftelijk te rapporteren over de bevindingen en de resultaten van het onderzoek. De verdere behandeling is tot die datum pro forma aangehouden.
1.2
Bij het hof zijn daarna de volgende stukken ingekomen:
- een bericht van de raad van 26 oktober 2022, met als bijlage het verzochte rapport van de raad van 25 oktober 2022 (hierna: het raadsrapport).
1.3
De mondelinge behandeling is voortgezet op 12 december 2022. Hierbij waren aanwezig:
- de pleegouders, bijgestaan door hun advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door de voogdijwerker;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw A. Touber.

2.De motivering van de beslissing

Advies van de raad
2.1
De raad heeft op verzoek van het hof onderzoek verricht naar de vraag of een wijziging van het verblijf van [minderjarige] in het belang van [minderjarige] is. Uit het raadsrapport blijkt onder meer het volgende.
Het is in het belang van [minderjarige] dat zij doordeweeks bij [zorgaanbieder] verblijft. ‘De [school] ’, de school van [minderjarige] bij [zorgaanbieder] , is de meest passende school voor [minderjarige] gebleken. Zij heeft hier grote stappen in haar ontwikkeling gemaakt. Continuering hiervan is in het belang van [minderjarige] . Nu voornoemde school niet dichtbij het huis van de pleegouders is, adviseert de raad om [minderjarige] op doordeweekse dagen, van zondagmiddag tot vrijdagochtend, bij [zorgaanbieder] te laten verblijven. [minderjarige] zal dan van vrijdagmiddag tot zondagmiddag bij de pleegouders verblijven, zoals nu ook de afspraak is. Gebleken is namelijk dat de reistijd van het huis van de pleegouders naar ‘De [school] ’ veel van [minderjarige] vraagt.
Verder ziet de raad dat de pleegouders veel voor [minderjarige] hebben gedaan, en nog steeds veel voor haar doen. De liefde en zorg die de pleegouders [minderjarige] geven, zijn echter onvoldoende voor terugplaatsing van [minderjarige] naar de pleegouders. De inzet van jeugdhulp bij de pleegouders is op dit moment niet toereikend genoeg om [minderjarige] terug te plaatsen bij de pleegouders. De pleegouders stellen voldoende regelmaat en structuur aan [minderjarige] te kunnen bieden, maar omdat [minderjarige] na elk weekend en de vakanties weer moet wennen aan de regelmaat en structuur
bij [zorgaanbieder] , vraagt de raad zich af in hoeverre de pleegouders in dat opzicht voldoende zelfinzicht hebben. In de weekenden en de vakanties hebben de pleegouders echter geen jeugdhulp nodig.
Het zou wel goed zijn als de pleegouders begeleiding krijgen op zondag. Zij kunnen dan handvatten meekrijgen om het afscheid van [minderjarige] minder emotioneel te maken, voor zowel [minderjarige] als de pleegouders zelf. Daarnaast is het van belang dat het voor [minderjarige] duidelijk is dat de verdeling omtrent haar verblijf, die het hof vaststelt, de verdeling blijft en dat iedereen naar haar zal uitstralen daar achter te staan. Ook heeft de raad de indruk gekregen dat de communicatie tussen de pleegouders en de GI op dit moment goed is.
Op basis van het voorgaande adviseert de raad het hof de verblijfplaats van [minderjarige] te houden
zoals deze thans, na de bestreden beschikking, is.
Standpunten van partijen
2.2
Ter zitting hebben de pleegouders het volgende verklaard. Het is voor [minderjarige] beter als zij bij hen verblijft en doordeweeks op en neer naar school ‘De [school] ’ in [plaats C] gaat. De pleegouders zien dat de reistijd naar school [minderjarige] veel energie kost, maar het is in haar belang om in een gezin op te groeien. [minderjarige] is elke zondag, wanneer zij van de pleegouders naar [zorgaanbieder] gaat, in tranen omdat zij bij haar pleegouders wil blijven. Bovendien stellen de pleegouders dat zij voldoende structuur aan [minderjarige] kunnen bieden en zij in haar belang handelen. Zij geven als voorbeeld de afgelopen zomervakantie, in 2022. De GI wilde [minderjarige] voor zes weken bij de pleegouders laten verblijven. De pleegouders hebben toen aangegeven dat dit teveel voor [minderjarige] zou zijn, en zij zijn samen met de GI tot een andere regeling gekomen.
Op basis van het voorgaande verzoeken de pleegouders de bestreden beschikking te vernietigen en het inleidende verzoek van de GI alsnog af te wijzen.
2.3
De voogdijwerker van de GI heeft ter zitting het volgende gesteld. De GI staat achter de conclusies uit het raadsrapport. [minderjarige] gaat, sinds zij bij [zorgaanbieder] verblijft, vooruit in haar ontwikkeling. Ook op sociaal vlak is een stijgende lijn te zien. Haar huidige school ‘De [school] ’ past goed bij haar. Op elke doordeweekse dag op en neer reizen, van de pleegouders naar school en terug, is echter te zwaar voor haar. Bovendien heeft [minderjarige] de tijd nodig om te wennen na een wisseling van haar verblijf, zij moet dan weer in het ritme komen. Daarom is het in het belang van [minderjarige] dat zij doordeweeks bij [zorgaanbieder] verblijft en in het weekend bij de pleegouders.
Verder wil de GI onderzoeken of de pleegouders op zondag begeleiding kunnen krijgen om de overgang voor [minderjarige] naar [zorgaanbieder] zo goed mogelijk te laten verlopen. De bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd, aldus de GI.
Verdere beoordeling
2.4
Het hof overweegt als volgt. [minderjarige] woont sinds zij twee maanden oud is bij de pleegouders. In april 2017 zijn de pleegouders, met [minderjarige] en vijf biologische kinderen van de pleegouders, van [plaats B] naar [plaats A] verhuisd. Omdat [minderjarige] epilepsie en een meervoudige handicap heeft gaat zij naar de school ‘De [school] ’, van [zorgaanbieder] te [plaats C] . Tussen de pleegouders en de GI is niet meer in geschil dat dit voor [minderjarige] de geschikte school is. Vanwege de grote zorgvraag van [minderjarige] , en de afstand vanaf de pleegouders in [plaats A] naar ‘De [school] ’, heeft de GI op 27 oktober 2020 aan de pleegouders gemeld dat [minderjarige] vanaf 23 november 2020 doordeweeks bij [zorgaanbieder] zal verblijven en overnachten. Momenteel verblijft [minderjarige] van zondagmiddag tot vrijdagmiddag bij [zorgaanbieder] , en van vrijdagmiddag tot zondagmiddag bij de pleegouders. De pleegouders zijn het niet eens met deze wijziging van het verblijf van [minderjarige] , en geven hiervoor geen toestemming aan de GI.
Het hof neemt het advies van de raad over en maakt de conclusies tot de zijne. Het is in het belang van [minderjarige] dat haar hoofdverblijf doordeweeks bij [zorgaanbieder] is. Sinds [minderjarige] bij [zorgaanbieder] verblijft is zij gegroeid in haar ontwikkeling. Zij kan beter praten, eet beter en ontwikkelt zich boven de verwachtingen van de artsen. Wanneer [minderjarige] doordeweeks bij haar pleegouders verblijft, zal zij elke dag de afstand vanaf de pleegouders naar ‘De [school] ’ moeten afleggen. Dit gaat om een afstand van zo’n 60 kilometer, wat neerkomt op een autorit van minimaal 40 minuten. In het verleden wisselde [minderjarige] op maandag, in plaats van op zondag, van de pleegouders naar [zorgaanbieder] . [minderjarige] was toen op maandagochtend erg moe, en moest eerst bijkomen van de reis voordat zij kon deelnemen aan het onderwijs. Daarom is het wisselmoment gewijzigd van maandag naar zondagmiddag. Het hof is van oordeel dat het niet
in het belang van [minderjarige] is om voornoemde reis elke dag twee keer te maken. Mede gelet op de leeftijd en problematiek van [minderjarige] , gaat dit haar draagkracht te boven en ten koste van de energie die zij nodig heeft om zich verder te ontwikkelen.
Daarbij komt dat de inzet van jeugdhulp bij de pleegouders op dit moment niet toereikend zal zijn om [minderjarige] doordeweeks bij de pleegouders te laten verblijven. Bij het bieden van structuur en regelmaat aan [minderjarige] is nog terrein te winnen. Met behulp van ambulante hulpverlening kan met de pleegouders gekeken worden hoe zij in het weekend en in de vakanties (meer) structuur aan de dag kunnen geven voor [minderjarige] . Er kan zodoende ook gewerkt worden aan het beter laten verlopen van de overgangsmomenten. Gebleken is namelijk dat [minderjarige] moeite heeft met de overgang van de pleegouders naar [zorgaanbieder] , na het weekend en de vakanties. Op zondag is zij verdrietig, boos en wil zij niet de taxi in. Ook heeft zij de tijd nodig om te wennen na het overgangsmoment. Leerkrachten van ‘De [school] ’ geven ook aan dat [minderjarige] zichtbaar last heeft van de wisselingen, en dat [minderjarige] na het weekend en de vakanties moet wennen aan het schoolritme. De voogdijwerker van de GI heeft ter zitting aangeboden om hulp te zoeken voor de pleegouders, om handvatten te kunnen bieden zodat de overgangsmomenten beter verlopen. Dit zal rust brengen voor zowel [minderjarige] als de pleegouders, en het hof gaat er vanuit dat de GI hiermee aan de slag zal gaan.
2.5
Het hof begrijpt de bezorgdheid van de pleegouders of [minderjarige] bij [zorgaanbieder] wel voldoende liefde en aandacht krijgt en onderkent dat de wijziging van de verblijfplaats de pleegouders nog steeds zwaar valt, omdat zij voor haar willen zorgen als voor een eigen kind. De pleegouders zijn en blijven heel belangrijk in het leven [minderjarige] . De liefde en aandacht die zij al het hele leven van [minderjarige] aan haar geven, zijn van onmisbare waarde voor [minderjarige] en blijven de basis. Om zich optimaal verder te ontwikkelen is echter doordeweeks meer nodig, zoals hierboven is overwogen. Bovendien blijft voor de pleegouders een belangrijk deel in de zorg, aangezien [minderjarige] ieder weekend en tijdens de vakanties bij hen thuis is. De GI heeft verder gesteld dat het doordeweekse contact tussen [minderjarige] en de pleegouders één van de belangrijkste punten blijft waar aandacht voor zal zijn. Het hof heeft vertrouwen in het bewaken en zo nodig stimuleren hiervan, ook omdat het contact tussen de pleegouders en de huidige voogdijwerker op dit moment goed verloopt.
2.6
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.W. Brands-Bottema, A.N. van de Beek en M. Perfors, in tegenwoordigheid van mr. F. de Jongh als griffier en is op 14 februari 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.