ECLI:NL:GHAMS:2023:3606

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
23-000313-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis in hoger beroep met toevoeging van bewijsmiddelen en strafoplegging voor bedreiging, diefstal en wederspannigheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 13 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 19 januari 2023 was gewezen. De verdachte, geboren in 1988, was aangeklaagd voor meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, diefstal, belediging en wederspannigheid. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar met enkele aanpassingen. Het hof voegde een bewijsmiddel toe, namelijk de bekennende verklaring van de verdachte, en paste de strafoplegging aan. De verdachte kreeg een taakstraf van 150 uren, waarvan 75 uren voorwaardelijk, en het hof hield rekening met een eerder opgelegde ISD-maatregel.

De zaak kwam ter terechtzitting in hoger beroep op 29 november 2023 aan de orde, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsvrouw. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder het zonder toestemming pinnen met de bankpas van de aangeefster en het stelen van een telefoon. De bedreiging van de vader door de verdachte werd als ernstig beschouwd, vooral omdat deze plaatsvond in de woning van de aangever. Het hof overwoog dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten, maar besloot om de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen af te wijzen, gezien de verdachte momenteel in een ISD-traject zit. Het hof achtte een onvoorwaardelijke taakstraf passend en geboden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000313-23
datum uitspraak: 13 december 2023
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 19 januari 2023 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-141941-20, 15-139574-21, 15-174749-22 en 15-178783-22, alsmede 15-030082-21(TUL) , 15-261734-18 (TUL) en 15-037988-18 (TUL) tegen
[verdachte01],
geboren op [geboortedatum01] 1988 te [geboorteplaats01] ,
adres: [adres01] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 november 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen, met dien verstande dat het hof:
  • ten aanzien van de zaak met parketnummer 15-178783-22 de bewijsmiddelen volledig weergeeft en daaraan een bewijsmiddel toevoegt,
  • ten aanzien van de overige zaken de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep toevoegt,
  • artikel 63 Wetboek van Strafrecht aan de toepasselijke wettelijke voorschriften toevoegt
  • tot een andere strafoplegging en
  • tot andere beslissingen ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging komt dan de politierechter.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het onder parketnummer 15-178783-22 ten laste gelegde
1.
Het proces-verbaal van aangifte van 16 juli 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (proces-verbaalnummer PL1100-2022143525-4, dossierpagina's 5 tot en met 9).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de aangifte van [aangever01] :
Op 16 juli 2022 hoorde ik [verdachte01] zeggen: “ik wil jullie 'vegen'”. Ik zag dat hij van zijn beide handen een pistool vorm maakte. Ik zag dat hij eerst met zijn rechterhand mikte op mij en daarna zijn linkerhand. Ik hoorde hem daarbij een geluid maken dat ik niet kan omschrijven. Ik weet niet waartoe hij in staat is. Ik denk dat als hij op straat een vuurwapen heeft dat hij zo iemand zal neerschieten. Ik voel mij niet veilig in mijn eigen woning door mijn zoon.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van 17 juli 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (proces-verbaalnummer PL1100-2022143525-9, dossierpagina 10).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
Ik sprak op 16 juli 2022 met de getuige [getuige01] , de moeder van de verdachte [verdachte01]. Ik vroeg haar wat ze kon vertellen over de bedreiging van haar zoon naar zijn vader. Ze verklaarde dat ze een enorme scheldpartij had gehoord van haar zoon naar zijn vader.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van bevindingen van 16 juli 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (proces-verbaalnummer PL1100-2022143525-5, dossierpagina 3).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als mededeling van de verbalisant:
Op 16 juli 2022 kregen mijn collega en ik het verzoek van de meldkamer om naar [adres02] te rijden, aldaar zou [verdachte01] zich misdragen in de woning van zijn ouders.
Ik heb [verdachte01] vervolgens in de politieauto gezet en overgebracht naar politiebureau [plaats01] . Tijdens de gehele rit was [verdachte01] agressief en probeerde hij ons te spugen.
4.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 16 juli 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar (proces-verbaal nummer PL1100- 2022143525-6, dossierpagina’s 17 en 18).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als de verklaring van de verdachte:
V: Je wordt gehoord als verdachte van bedreiging jegens je vader. Hij heeft aangifte gedaan. Je vader heeft verklaard dat hij je gisteravond thuis boven hoorde schreeuwen. Je vader is gaan kijken wat er aan de hand was. Hij hoorde je toen zeggen "ik wil jullie vegen". Hierbij maakte je met je handen een pistoolgebaar naar hem. Je vader heeft aangegeven dat hij zich niet meer veilig voelt in zijn eigen huis door jou. Wat vind je daarvan?
A: Ik vind het echt een kanker junkie actie van me.
V: wat weet je je er nog van te herinneren?
A: Ik weet er niets meer van, maar als hij dat heeft verteld zal het wel zo zijn.

Aanvullende bewijsoverweging

Ten aanzien van parketnummer 15-178783-22
Het hof overweegt als volgt.
Naar het oordeel van het hof wordt de aangifte van de vader van de verdachte voldoende gesteund door de verklaring van de moeder van de verdachte waaruit blijkt dat er ruzie was tussen vader en zoon en de bevindingen van de politie die de verdachte na het voorval naar het politiebureau hebben gebracht en verklaren dat de verdachte tijdens de rit agressief was en spuugde. Voorts is van belang dat de verdachte zich het voorval niet kan herinneren, maar in eerste instantie wel bij de politie heeft verklaard dat het een “kanker junkie actie” van hem was en zijn vader hierover niet zou liegen.
Bewijsmiddel ten aanzien van de onder de parketnummers 15-141941-20, 15-139574-21 en 15-174749-22 ten laste gelegde feiten
5.
Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep.
Het klopt dat ik deze strafbare feiten heb gepleegd.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1 maand en een taakstraf voor de duur van 150 uren.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 150 uren.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting betoogd dat bij de strafoplegging rekening dient te worden gehouden met het feit dat door de rechtbank Amsterdam op 10 februari 2023 een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD) aan de verdachte is opgelegd. Een nieuwe veroordeling tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan de opgelegde ISD maatregel doorkruisen. In dat kader verzoekt de raadsvrouw nog slechts een voorwaardelijke gevangenisstraf of een taakstraf op te leggen. De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat een taakstraf de verdachte een dagbesteding zou kunnen bieden en hem mogelijk zou kunnen helpen met zijn terugkeer in de samenleving.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Hij heeft zonder toestemming van de aangeefster met haar bankpas een hoog bedrag gepind, en heeft op een ander moment een telefoon gestolen. Aldus heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen. Bovendien veroorzaakt diefstal veel schade overlast en draagt dit bij aan in de maatschappij levende gevoelens van onveiligheid.
Daarnaast heeft de verdachte zijn vader met de dood bedreigd. Bedreiging is een ernstig feit dat bij slachtoffers gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. De onderhavige bedreiging is des te ernstiger nu de bedreiging plaatsvond in de woning van de aangever, een plek waar men zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen, en werd geuit door een zoon in de richting van zijn vader.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedreiging van twee verbalisanten die gewoon hun werk deden, en heeft hij zich tegen zijn aanhouding verzet. Het optreden van de verdachte is zeer hinderlijk en kwetsend en heeft de betreffende politieambtenaren belemmerd in hun werkzaamheden. Het handelen van de verdachte getuigt bovendien van gebrek aan respect voor de betrokken verbalisanten en voor het door de politie vertegenwoordigde gezag.
In het nadeel van de verdachte weegt het hof mee dat blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 november 2023 de verdachte vele malen eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk is veroordeeld. Al het voorgaande rechtvaardigt in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijk gevangenisstraf.
Ter terechtzitting in hoger beroep is het hof gebleken dat aan de verdachte bij onherroepelijk vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 februari 2023 een ISD maatregel voor de duur van twee jaren is opgelegd. In aanmerking genomen dat het ISD-traject nog geruime tijd zal duren en dat tijdens dit traject toegewerkt zal worden naar succesvolle terugkeer in de maatschappij, acht het hof het van belang dit niet te doorkruisen. Gelet hierop acht het hof het niet opportuun om de verdachte ná afloop van dit ISD-traject nog met een (voorwaardelijke) gevangenisstraf te belasten. In lijn met hetgeen de raadsvrouw ter terechtzitting heeft bepleit, zal het hof volstaan met het opleggen van een taakstraf, waarbij het hof ook rekening heeft gehouden met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke taakstraf passend en geboden.
Vorderingen tot tenuitvoerlegging van 15-030082-21, 15-261734-18 en 15-037988-18
Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de
  • bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 februari 2021 met parketnummer 15-030082-21 opgelegde voorwaardelijke geldboete van € 225,00 met een proeftijd van 2 jaren
  • bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 18 juli 2019 met parketnummer 15-261734-18 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren
  • bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 28 mei 2018 met parketnummer 15-037988-18 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen met een proeftijd van 2 jaren.
Deze vorderingen zijn in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting verzocht de proeftijd van de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 15-030082-21 te verlengen met 1 jaar. Daarnaast heeft de advocaat-generaal verzocht om de twee andere vorderingen tot tenuitvoerlegging, met de parketnummers 15-261734-18 en 15-037988-18, af te wijzen.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting verzocht de vorderingen tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
Het hof overweegt als volgt.
Gebleken is dat de verdachte zich in de voorliggende zaak voor het einde van de proeftijden aan meerdere strafbare feiten heeft schuldig gemaakt en daarmee de algemene voorwaarden heeft overtreden. Voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid van de regeling omtrent voorwaardelijke straffen en de daarbij behorende voorwaarden, is het essentieel dat aan overtreding van deze voorwaarden consequenties worden verbonden. Echter, in de specifieke omstandigheden van het geval ziet het hof termen aanwezig om hier in dit geval van af te wijken en de vorderingen tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Daarbij kent het hof gewicht toe aan het feit dat de verdachte thans in een ISD-traject loopt en dat tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde straffen dit traject zal doorkruisen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 180, 266, 267, 285, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen hechtenis.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 10 augustus 2021, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 februari 2021, parketnummer 15-030082-21, voorwaardelijk opgelegde geldboete van € 225,00, subsidiair 4 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 10 augustus 2021, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 18 juli 2019, parketnummer 15-261734-18, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren.
Wijst af de vordering van de officier van justitie van 1 oktober 2020, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 28 mei 2018, parketnummer 15-037988-18, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 30 dagen, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd 2 jaren.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen, mr. W.S. Ludwig en mr. N.E. Kwak, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Fritsche, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 13 december 2023.
De oudste raadsheer en de griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.