ECLI:NL:GHAMS:2023:358

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
14 februari 2023
Zaaknummer
200.312.938/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van onderbewindstelling van een meerderjarige met geestelijke en lichamelijke problemen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de opheffing van de onderbewindstelling van de rechthebbende, geboren in 1942. De rechthebbende, die de moeder is van twee kinderen die niet meer in Nederland wonen, was onder bewind gesteld op verzoek van het Buurtteam vanwege haar lichamelijke en geestelijke toestand. De rechthebbende heeft in hoger beroep verzocht om de onderbewindstelling te beëindigen, omdat zij zich verzet tegen deze maatregel en een bekende, [Y], bereid heeft gevonden om haar te helpen met haar financiën.

Het hof heeft vastgesteld dat de rechthebbende in het verleden problemen heeft ervaren met de ondersteuning van het Buurtteam, wat heeft geleid tot schulden en wantrouwen. De rechthebbende heeft aangegeven dat de onderbewindstelling haar geestelijke toestand negatief beïnvloedt en dat zij in staat is om haar financiën zelf te beheren met de hulp van [Y]. Het hof heeft geconcludeerd dat de noodzaak voor de onderbewindstelling is komen te vervallen, omdat de rechthebbende nu voldoende ondersteuning kan krijgen zonder de ingrijpende maatregel van onderbewindstelling.

Het hof heeft daarom besloten om de onderbewindstelling per 1 maart 2023 op te heffen en heeft de bewindvoerder opgedragen om rekening en verantwoording af te leggen aan de rechthebbende en de rechtbank. Deze beslissing is genomen met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de rechthebbende en haar recht op zelfbeschikking.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
zaaknummer: 200.312.938/01
zaaknummer rechtbank: 9788087 EB VERZ 22-4219
beschikking van de meervoudige kamer van 14 februari 2023 inzake
[de rechthebbende] ,
wonende te [plaats A] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. A. Bouwmeester te Amsterdam,
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
- [X] B.V., gevestigd te [plaats A] (hierna te noemen: de bewindvoerder);
- Buurtteam [plaats A] Centrum (hierna te noemen: het Buurtteam).
- [kind 1] ;
- [kind 2] .
Als informant is aangemerkt:
- [Y] (hierna te noemen: [Y] ).

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 9 mei 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De rechthebbende is op 29 juni 2022 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 9 mei 2022.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 14 december 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de rechthebbende, bijgestaan door haar advocaat en mevrouw X. Chu, tolk in de Chinese taal;
- de bewindvoerder, vertegenwoordigd door [de bewindvoerder] ;
- het Buurtteam, vertegenwoordigd door [Z] .
Ter zitting in hoger beroep heeft de rechthebbende meegedeeld dat [Y] verhinderd was om ter zitting te verschijnen.

3.De feiten

3.1
De rechthebbende is geboren [in] 1942. Zij is de moeder van [kind 1] , geboren [in] 1968, en [kind 2] , geboren [in] 1974. Deze kinderen van de rechthebbende wonen sinds respectievelijk 2004 en 2008 niet meer in Nederland.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter op verzoek van het Buurtteam de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende onder bewind gesteld wegens haar lichamelijke/geestelijke toestand, met benoeming van de bewindvoerder.
4.2
De rechthebbende verzoekt met vernietiging van de bestreden beschikking opnieuw rechtdoende het verzoek tot onderbewindstelling alsnog af te wijzen.
4.3
De bewindvoerder en het Buurtteam hebben ter zitting in hoger beroep mondeling verweer gevoerd.

5.De motivering van de beslissing

Het wettelijk kader
5.1
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een bewind instellen over één of meer van de goederen die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren
a. voor een bepaalde of onbepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. voor een bepaalde tijdsduur indien de meerderjarige tijdelijk niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen als gevolg van verkwisting of het hebben van problematische schulden.
Op grond van artikel 1:449 lid 2 BW kan de rechter het bewind opheffen indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken.
De standpunten van de rechthebbende, de bewindvoerder en het Buurtteam
5.2
De rechthebbende is na het overlijden van haar ex-echtgenoot alleen komen te staan en heeft hulp bij haar administratie ingeroepen van het Buurtteam. Dit ging altijd goed, totdat een andere maatschappelijk werker betrokken raakte. Zij maakte fouten waardoor er schulden ontstonden en er boetes werden opgelegd. Hierna heeft het Buurtteam zonder overleg met de rechthebbende een onderbewindstelling verzocht. De rechthebbende heeft grote moeite met de onderbewindstelling. Zij is vierendertig jaar geleden weggegaan uit China omdat zij niet kon omgaan met de ernstige en aanhoudende inbreuk op de privésfeer van de overheid aldaar. Zij is hierdoor getraumatiseerd en verzet zich daarom hevig tegen de onderbewindstelling. Bovendien is een minder ingrijpende maatregel mogelijk. Een bekende van de rechthebbende, [Y] , is bereid om de rechthebbende bij haar administratie te helpen, aldus de rechthebbende.
5.3
De bewindvoerder heeft ter zitting in hoger beroep verteld voorafgaand aan de onderbewindstelling samen met de maatschappelijk werker van het Buurtteam op bezoek te zijn geweest bij de rechthebbende. Toen de rechthebbende niet instemde met een onderbewindstelling, is door het Buurtteam om onderbewindstelling verzocht bij de kantonrechter. Hiervan was de rechthebbende op de hoogte.
Sinds de onderbewindstelling heeft de bewindvoerder de enkele bestaande schulden ingelopen en een buffer opgebouwd. Hierdoor kunnen de hoge kosten voor de aanschaf van een nieuw kunstgebit worden betaald. Uit ervaringen met de rechthebbende concludeert de bewindvoerder dat de rechthebbende baat heeft bij de bewindvoering. De rechthebbende is wantrouwend, waardoor het eerder mis is gegaan bij het betalen van rekeningen. De bewindvoerder acht de onderbewindstelling daarom in het belang van de rechthebbende.
5.4
Het Buurtteam heeft ter zitting in hoger beroep bevestigd dat de onderbewindstelling in samenspraak met de bewindvoerder en de verhuurder, en met medeweten van de rechthebbende, is aangevraagd. Hiertoe bestond een noodzaak omdat het Buurtteam de rechthebbende niet langer toereikend kon bijstaan. De rechthebbende gaf niet volledig inzage in haar financiën en was wantrouwend wanneer zij rekeningen kreeg van de energieleverancier, de tandarts of de gemeentelijke belastingen. Ook wantrouwde zij haar buren en beweerde zij dat de buren haar energie aftappen. Als gevolg van het wantrouwen betaalde zij rekeningen niet. Ook is de uitkering van de rechthebbende gedurende twee maanden stopgezet waardoor zij uit haar woning dreigde te worden gezet in verband met de ontstane betalingsachterstanden. Om dergelijke toestanden in de toekomst te voorkomen acht het Buurtteam professionele bewindvoering in het belang van de rechthebbende.
De beoordeling van het hof
5.5
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep blijkt het volgende.
Voorafgaand aan het instellen van het bewind was [Z] vanuit haar functie als maatschappelijk werker bij het Buurtteam sinds twee jaar betrokken bij de rechthebbende. Er waren achterstallige betalingen en schulden bij de energieleverancier, de tandarts, de gemeente en Waternet. Hierop had [Z] enkel zicht voor zover de rechthebbende dat toeliet. De rechthebbende bleek wantrouwend te zijn richting haar buren. Ook betaalde zij als gevolg van haar wantrouwen bewust haar rekeningen niet. Toen de uitkering van de rechthebbende gedurende twee maanden was stopgezet, als gevolg waarvan een huisuitzetting dreigde, is besloten over te gaan tot onderbewindstelling.
5.6
Gelet op het voorgaande was er ten tijde van de instelling van het bewind sprake van een situatie waarin de rechthebbende haar vermogensrechtelijke belangen niet behoorlijk kon waarnemen en was de eerder daarbij door het Buurtteam geboden ondersteuning niet meer toereikend.
5.7
Uit het hoger beroepschrift en de toelichting ter zitting in hoger beroep is echter gebleken dat de rechthebbende zeer moeilijk kan omgaan met de ingreep in haar persoonlijke levenssfeer die de onderbewindstelling voor haar is. De rechthebbende is van Chinese komaf en ervaart door haar ervaringen in het verleden onevenredig veel stress als gevolg van de inmenging in haar privéleven die het bewind met zich meebrengt. Inmiddels heeft de rechthebbende een bekende van de kerk waartoe zij behoort, [Y] , bereid gevonden om haar bij te staan en te helpen met haar financiën. Voor het hof is verder niet gebleken van een geestelijke en/of lichamelijke toestand van de rechthebbende die de onderbewindstelling thans nog noodzakelijk maakt. De stress die de onderbewindstelling bij de rechthebbende veroorzaakt, lijkt haar geestelijke toestand echter negatief te beïnvloeden. Verder is gebleken dat het inkomen van de rechthebbende volstaat om haar, relatief lage, lasten te voldoen, dat er geen achterstanden in betaling (meer) zijn en er zelfs een kleine financiële reserve is opgebouwd. Wel is duidelijk geworden dat de rechthebbende enige ondersteuning bij haar financiën kan gebruiken zodat haar betalingen op tijd worden gedaan. Aangezien [Y] zich bereid heeft verklaard de rechthebbende hierbij te helpen, acht het hof de onderbewindstelling niet langer noodzakelijk.
5.8
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de noodzaak voor de onderbewindstelling inmiddels is komen te vervallen. Het hof begrijpt het verzoek in hoger beroep aldus, dat dit mede omvat een verzoek tot opheffing van het bewind. Het hof zal de onderbewindstelling opheffen per 1 maart 2023, zodat de bewindvoerder enige tijd wordt gegund voor de afwikkeling, en zal bepalen dat de bewindvoerder rekening en verantwoording dient af te leggen bij de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam.
Verder zal het hof bepalen dat een kopie van deze beschikking wordt gezonden aan de griffier van de rechtbank te Amsterdam in verband met doorhaling in het Centraal Curatele- en bewindregister.
5.9
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
heft met ingang van 1 maart 2023 op het bij de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 9 mei 2022 ingestelde bewind over de goederen die [de rechthebbende] , geboren te [plaats B] , China, [in] 1942, (zullen) toebehoren;
bepaalt dat de bewindvoerder binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de rechthebbende en een - zo mogelijk door hen voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Amsterdam, overlegt;
draagt de griffier op om op de voet van artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, in verband met doorhaling in het Centraal Curatele- en bewindregister;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, mr. J.F. Miedema en mr. P.J.W.M. Sliepenbeek, in tegenwoordigheid van mr. W.J. Boon als griffier en is op 14 februari 2023 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.