ECLI:NL:GHAMS:2023:3558

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2023
Publicatiedatum
5 januari 2024
Zaaknummer
23-001272-23
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake medeplegen poging zware mishandeling

Op 18 december 2023 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, gewezen op 17 april 2023. De zaak betreft de verdachte, geboren in 1997, die beschuldigd werd van medeplegen van poging tot zware mishandeling, gepleegd op 6 november 2021 te Amsterdam. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een vordering tot schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die een totaalbedrag van €910,00 ontvangt, bestaande uit €160,00 materiële schade en €750,00 immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De beslissing van het hof houdt ook in dat de verdachte verplicht is om aan de Staat een bedrag te betalen ten behoeve van het slachtoffer, en dat de duur van de gijzeling maximaal achttien dagen bedraagt. De aanvangsdatum van de wettelijke rente is vastgesteld op 6 november 2021.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer eerste aanleg : 13-072917-22
parketnummer hoger beroep : 23-001272-23
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam, enkelvoudige strafkamer, van 18 december 2023 gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 17 april 2023 in de zaak tegen de verdachte:
naam:
[verdachte01]
voornamen: [verdachte01]
geboren: op [geboortedatum01] 1997 te [geboorteplaats01]
adres: [adres01] .

Kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van poging tot zware mishandeling.
gepleegd
primair:
op 6 november 2021 te Amsterdam.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij01] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 910,00 (negenhonderdtien euro) bestaande uit € 160,00 (honderdzestig euro) materiële schade en € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij01] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 910,00 (negenhonderdtien euro) bestaande uit € 160,00 (honderdzestig euro) materiële schade en € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 18 (achttien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 6 november 2021.
Gewezen door mr. S.M.M. Bordenga, in bijzijn van T. Zikken, griffier.
mr. S.M.M. Bordenga