ECLI:NL:GHAMS:2023:3543

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
23-003141-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplegen van mishandeling in een loods zonder bewijs van betrokkenheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 2002, was beschuldigd van het medeplegen van mishandeling van drie slachtoffers in een loods te Dirkshorn op 20 februari 2021. Tijdens de zitting in hoger beroep op 5 december 2023 heeft de verdachte verklaard dat hij enkel aanwezig was in de loods en niemand heeft mishandeld. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte daadwerkelijk geweld heeft gepleegd of dat hij als medepleger kan worden aangemerkt. Er was geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten, en de bijdrage van de verdachte aan het tenlastegelegde was te gering om van medeplegen te kunnen spreken. Het hof heeft daarom het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Tevens is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte niet schuldig is bevonden aan het tenlastegelegde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003141-21
datum uitspraak: 19 december 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 11 november 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-102654-21 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2002,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
5 december 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte, zijn raadsman en de vertegenwoordiger van de benadeelde partij naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, op of omstreeks 20 februari 2021 te Dirkshorn, gemeente Schagen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een, of meerdere perso(o)n(en), te weten [benadeelde partij01] en/of
[benadeelde partij02] en/of [benadeelde partij03] heeft mishandeld door die [benadeelde partij01] en/of [benadeelde partij02] en/of [benadeelde partij03] (met kracht) tegen het hoofd te slaan en/of schoppen en/of tegen het lichaam te slaan en/of schoppen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken. Ook de raadsman heeft betoogd dat de verdachte moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt als volgt.
In de nacht van 20 februari 2021 was een aantal jongeren bij elkaar gekomen in een loods aan de [adres02] . Rond 1.20 uur is een andere groep jongeren, onder wie de verdachte, de loods binnengegaan. Personen die deel uitmaakten van de binnenkomende groep hebben drie van de reeds aanwezigen – de in de tenlastelegging genoemde aangevers – mishandeld. De verdachte heeft verklaard dat hij één van de jongens was die de loods is binnengegaan, met als doel om de personen in de loods ‘te laten schrikken’, maar dat hij niemand heeft mishandeld en bij de toegangsdeur van de loods is blijven staan.
Het hof stelt voorop dat niet is vast te stellen dat de verdachte één van de drie slachtoffers heeft mishandeld of anderszins geweld heeft gepleegd, omdat het dossier daarvoor onvoldoende aanknopingspunten biedt. De verdachte kan daardoor niet als pleger van de mishandeling(en) worden aangemerkt.
De vraag die het hof vervolgens dient te beantwoorden, is of de verdachte als medepleger kan worden aangemerkt. Om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen, is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of met anderen, gericht op het voltooien van een strafbaar feit. Daarbij kan ook de fase voorafgaand aan de daadwerkelijke uitvoering betrokken worden, bijvoorbeeld indien sprake is van een gezamenlijk plan. De materiële en intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit dient van voldoende gewicht te zijn om van medeplegen te kunnen spreken.
Het hof is van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten. Op basis van de verklaring van de verdachte en de zich in het dossier bevindende stukken kan worden vastgesteld dat de verdachte wist dat [medeverdachte01] en [medeverdachte02] – twee van de medeverdachten – ruzie hadden met (een deel van) de personen die in de loods aanwezig waren en dat zij daarom, om hen te laten schrikken, met een groep naar de loods zijn gegaan. Daarnaast kan worden vastgesteld dat ten tijde van de mishandelingen twee personen van de binnenkomende groep bij de deuropening van de loods zijn blijven staan; het dossier en het verhandelde ter terechtzitting van het hof geven indicaties dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte03] deze twee personen waren.
Op basis van het voorgaande kan niet worden vastgesteld dat sprake was van een onderlinge rolverdeling, gemaakte afspraken of van een gezamenlijke uitvoering. De bijdrage van de verdachte aan het tenlastegelegde, bestaande uit het meegaan naar de loods en verder enkel aanwezig zijn, is van onvoldoende gewicht om van medeplegen te kunnen spreken.
Concluderend is het hof met de advocaat-generaal en de raadsman van de verdachte van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde partij02] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 2.737,56. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.014,59. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof overweegt dat de verdachte niet schuldig verklaard wordt ter zake van het tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij02] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.E. Kwak, mr. R. van der Heijden en mr. A.C. Huisman, in tegenwoordigheid van
mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
19 december 2023.
Mr. Huisman en mr. Sillen zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]