ECLI:NL:GHAMS:2023:3541

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
23-003081-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake oplichting via marktplaatsfraude met meerdere slachtoffers

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 19 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 2001, was eerder veroordeeld voor oplichting, gepleegd tussen 1 september 2019 en 19 april 2020, waarbij hij via een online platform meerdere slachtoffers had benadeeld door hen te bewegen tot de afgifte van geldbedragen onder valse voorwendselen. De verdachte had advertenties geplaatst voor de verkoop van populaire elektronica, zoals de Apple iPhone X en Nintendo Switch, en had daarbij gebruik gemaakt van valse namen en identiteiten. Na betaling van de afgesproken bedragen heeft hij de goederen nooit geleverd, wat leidde tot financiële schade voor de slachtoffers. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een duidelijk patroon van bedrieglijk handelen vertoonde en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte is opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 160 uren, waarvan 100 uren voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht bij de reclassering en medewerking aan schuldhulpverlening. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen tot schadevergoeding toegewezen, waarbij de verdachte verplicht is om de geleden schade te vergoeden.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003081-21
datum uitspraak: 19 december 2023
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 3 november 2021 in de strafzaak onder parketnummer 15-166069-21 tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2001,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
5 december 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis. Vervolgens heeft hij het hoger beroep partieel ingetrokken ten aanzien van de onderdelen die aan hem primair cumulatief zijn tenlastegelegd en waarvan de verdachte door de politierechter is vrijgesproken (te weten de feiten met betrekking tot de aangevers in de tenlastelegging genoemd onder nummers 1, 2, 6 en 9).
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsvrouw naar voren heeft gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep aan het oordeel van het hof onderworpen, tenlastegelegd dat:
primairhij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 september 2019 tot en met 19 april 2020 te Apeldoorn en/of Haarlem, in elk geval in Nederland (telkens) met het oogmerk om zich en/of een of meer anderen wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels, de navolgende personen heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de navolgende geldbedragen:
3: [slachtoffer01] , tot de afgifte van 159,95 euro en/of
4: [slachtoffer02] , tot de afgifte van 85 euro en/of
5: [benadeelde partij01] , tot de afgifte van 76,95 euro en/of
7: [benadeelde partij02] , tot de afgifte van 258,95 euro en/of
8: [benadeelde partij03] , tot de afgifte van 336,75 euro,
door
  • gebruik te maken van een of meer (gedeeltelijk) valse namen, te weten, [naam01] , [naam02] [naam03] , [naam04] , [naam05] , en/of
  • (vervolgens) met gebruikmaking van deze namen op het internet, te weten op de website [website01] een of meer advertenties te plaatsen waarin een of meer Apple iPhone X en/of Nintendo Switch en/of Garmin Forerunner en/of Bose Quiet Comfort 35, te koop werden aangeboden,
  • met een of meer van voornoemde personen via het mailadres [mailadres01] en/of via het telefoonnummer [telefoonnummer01] en/of via het telefoonnummer [telefoonnummer02] een of meermalen contact te onderhouden en/of overleg te voeren en/of informatie te verschaffen over de wijze van en/of het tijdstip van levering en/of betaling van die aangeboden Apple iPhone X en/of Nintendo Switch en/of Garmin Forerunner en/of Bose Quiet Comfort 35 en/of
  • daarbij toe te zeggen dat deze goederen na ontvangst van betaling zouden worden toegezonden en/of geleverd en/of
  • daarbij een bankrekening, te weten [iban_nummer01] ten name van [verdachte01] en/of [iban_nummer02] ten name van [verdachte01] op/door te geven, waarop de te betalen aankoopbedragen (inclusief verzendkosten) konden worden overgeboekt en/of gestort en over welke rekening hij, [verdachte01] , de beschikking had en/of
  • daarbij zich voor te doen als eigenaar/bezitter en/of als bonafide/betrouwbare verkoper van die Apple iPhone X en/of Nintendo Switch en/of Garmin Forerunner en/of Bose Quiet Comfort 35 en/of
  • de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij voornoemde personen dat hij, [verdachte01] , de te koop aangeboden goederen na betaling daadwerkelijk zou toezenden/leveren;
subsidiairhij, in of omstreeks de periode van 1 september 2019 tot en met 19 april 2020 te Haarlem, in elk geval in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag (1849,55 euro), heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of van een voorwerp, te weten voornoemd geldbedrag gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk – onmiddellijk of middellijk – afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsvrouw heeft ten aanzien van het primair tenlastegelegde betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft zij, kort weergegeven, aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte enig oplichtingsmiddel heeft gebruikt, terwijl evenmin kan worden bewezen dat de aangevers door enig oplichtingsmiddel zijn bewogen tot afgifte van enig geldbedrag.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte heeft vijf verkoopadvertenties geplaatst op de website [website01] (verder: [website01]). Daarbij heeft hij op [website01] gebruik gemaakt van gebruikersnamen die niet gelijk waren aan zijn eigen naam. In een drietal gevallen heeft de verdachte ook een vals adres opgegeven. Hij maakte – bij vier van de vijf aangevers – telkens gebruik van [website01]-accounts die reeds meer dan 10 jaar actief waren, dit terwijl de verdachte geboren is in 2001, dus nooit zolang op [website01] actief kan zijn geweest. De verdachte heeft (uitvoerig) contact onderhouden met de aangevers, via de website zelf dan wel via WhatsApp, waarbij hij telkens met het doen van beloftes het vertrouwen bij de aangevers heeft gewekt dat hij na betaling van het overeengekomen geldbedrag (de koopsom), het te koop aangeboden goed per post zou verzenden. In een tweetal gevallen heeft de verdachte toegezegd een track-and-trace link te zullen sturen, in een ander geval zou de verdachte het pakket aangetekend versturen. Vervolgens heeft de verdachte met de respectievelijke aangevers een koopovereenkomst gesloten en heeft hij voor de door hem aangeboden goederen betalingen van de aangevers ontvangen, maar heeft hij aan geen van de aangevers het verkochte goed verzonden. Nadat het geld naar hem was overgemaakt, heeft de verdachte telkens niet meer (inhoudelijk) op berichten van de aangevers gereageerd.
De combinatie van het vijftal benadeelden, de duur van de pleegperiode en het volgen van steeds (min of meer) dezelfde werkwijze toont een duidelijk patroon in het handelen van de verdachte. Hieruit leidt het hof af dat bij de verkooptransacties is gehandeld volgens een tevoren bedachte – bedrieglijke – werkwijze, erop neerkomende dat de verdachte goederen op [website01] te koop aanbood zonder enige intentie die goederen na betaling te leveren, terwijl zijn werkwijze er verder op was gericht de kopers te bewegen tot afgifte van de geldbedragen alsmede op het – na afgifte van de betaalde bedragen - bemoeilijken van zijn traceerbaarheid, kennelijk om de mogelijkheden van de verkopers tot het uitoefenen van verhaal te bemoeilijken. Uit de omstandigheid dat de aangevers telkens de geldbedragen hebben overgemaakt, is voorts gebleken dat zij daadwerkelijk door de bedrieglijke werkwijze van de verdachte zijn bewogen tot het overmaken van het geld. Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat sprake is geweest van oplichting. Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de periode van 1 september 2019 tot en met 19 april 2020 in Nederland telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels, de navolgende personen heeft bewogen tot de afgifte van de navolgende geldbedragen:
3: [slachtoffer01] , tot de afgifte van 159,95 euro en
4: [slachtoffer02] , tot de afgifte van 85 euro en
5: [benadeelde partij01] , tot de afgifte van 76,95 euro en
7: [benadeelde partij02] , tot de afgifte van 258,95 euro en
8: [benadeelde partij03] , tot de afgifte van 336,75 euro,
door
  • gebruik te maken van valse namen, te weten, [naam01] , [naam02] [naam03] , [naam04] , [naam05] , en
  • (vervolgens) met gebruikmaking van deze namen op het internet, te weten op de website [website01] advertenties te plaatsen waarin een Apple iPhone X of een Nintendo Switch of een Garmin Forerunner of een Bose Quiet Comfort 35, te koop werden aangeboden,
  • met voornoemde personen via het mailadres [mailadres01] en/of via het telefoonnummer [telefoonnummer01] en/of via het telefoonnummer [telefoonnummer02] een of meermalen contact te onderhouden en/of overleg te voeren en/of informatie te verschaffen over de wijze van en/of het tijdstip van levering en/of betaling van die aangeboden Apple iPhone X of Nintendo Switch of Garmin Forerunner of Bose Quiet Comfort 35 en
  • daarbij toe te zeggen dat deze goederen na ontvangst van betaling zouden worden toegezonden en
  • daarbij een bankrekening, te weten [iban_nummer01] ten name van [verdachte01] en/of [iban_nummer02] ten name van [verdachte01] op te geven, waarop de te betalen aankoopbedragen (inclusief verzendkosten) konden worden overgeboekt en over welke rekening hij, [verdachte01] , de beschikking had en
  • daarbij zich voor te doen als eigenaar/bezitter en als bonafide/betrouwbare verkoper van die Apple iPhone X of Nintendo Switch of Garmin Forerunner of Bose Quiet Comfort 35 en
  • de indruk en/of het vertrouwen te wekken bij voornoemde personen dat hij, [verdachte01] , de te koop aangeboden goederen na betaling daadwerkelijk zou toezenden.
Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
oplichting, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het primair bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 220 uren, waarvan 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij zijn drie bijzondere voorwaarden opgelegd, te weten (kort weergegeven) een meldplicht bij de reclassering, het meewerken aan schuldhulpverlening en het meewerken aan een traject gericht op het vinden van dagbesteding.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
De verdediging heeft het hof verzocht om rekening te houden met de jeugdige leeftijd van de verdachte, de omstandigheid dat hij
first offenderis, de overschrijding van de redelijke termijn en het ‘relatief geringe bedrag’ dat bij de oplichting buit is gemaakt.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft vijf personen opgelicht via [website01], door op bedrieglijke wijze producten te koop aan te bieden en deze, na betaling, niet te leveren. Hij heeft daarmee een behoorlijk bedrag buitgemaakt. Met zijn handelen heeft de verdachte het vertrouwen dat de aangevers in hem hadden beschaamd en financiële schade bij hen veroorzaakt. Het handelen van de verdachte schaadt bovendien het vertrouwen dat consumenten in het algemeen hebben in websites voor tweedehands producten als [website01]. De verdachte heeft kennelijk alleen vanuit eigen financieel gewin gehandeld.
Blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 november 2023 is de verdachte niet eerder voor vermogensdelicten veroordeeld. Verder was de verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten net 18 jaren oud. Gelet daarop en gezien de omvang van de toegebrachte schade vindt het hof de door de politierechter opgelegde en advocaat-generaal gevorderde taakstraf te hoog en zal het hof hiervan enigszins afwijken in het voordeel van de verdachte. Om de verdachte ervan te weerhouden om nogmaals een strafbaar feit te plegen en tegelijk recht te doen aan de ernst van het feit, acht het hof een deels voorwaardelijke taakstraf passend.
Het hof heeft voorts acht geslagen op het Reclasseringsadvies van 20 oktober 2021. In het ontbreken van dagbesteding of inkomen en in zijn schulden ziet de reclassering risicoverhogende factoren voor recidive. De reclassering heeft daarom geadviseerd om bijzondere voorwaarden te stellen, namelijk een meldplicht en het meewerken aan schuldhulpverlening en dagbesteding. Blijkens hetgeen de raadsvrouw ter terechtzitting naar voren heeft gebracht, is in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte sinds het opmaken van het reclasseringsadvies nauwelijks iets veranderd, zodat het hof nog altijd aanleiding ziet om deze bijzondere voorwaarden te stellen.
Het hof heeft tot slot gelet op de overschrijding van de redelijke termijn in de strafzaak. De verdachte heeft op 17 november 2021 hoger beroep ingesteld, zodat het onderhavige arrest meer dan 2 jaar en
1 maand na het instellen van het hoger beroep wordt gewezen. Gelet hierop is de redelijke termijn van berechting als bedoeld in artikel 6 EVRM overschreden. Het hof ziet hierin, gelet op de duur van het onvoorwaardelijke gedeelte van de op te leggen taakstraf, evenwel geen reden om de straf te matigen.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf voor de duur van 160 uren, waarvan 100 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de in het dictum te melden bijzondere voorwaarden, passend en geboden.

Vorderingen van de benadeelde partij [benadeelde partij02]

De benadeelde partij [benadeelde partij02] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 258,95. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep volledig toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft namelijk materiële schade geleden door het gevorderde bedrag (€ 258,95) naar de verdachte over te maken en vervolgens het gekochte product niet te ontvangen. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij03]

De benadeelde partij [benadeelde partij03] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 336,75 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep volledig toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft namelijk materiële schade geleden door het gevorderde bedrag (€ 336,75) naar de verdachte over te maken en vervolgens het gekochte product niet te ontvangen. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]

De benadeelde partij [benadeelde partij01] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 78,00 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep volledig toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft namelijk materiële schade geleden door een bedrag van € 76,95 aan de verdachte over te maken en vervolgens het gekochte product niet te ontvangen. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. De vordering zal voor het overige - bij gebrek aan onderbouwing - worden afgewezen.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd,
tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van
2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte:
  • zich binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij Reclassering Nederland op het adres [adres02] , en zich daarna volgens afspraak blijft melden, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. De verdachte werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt mee werken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen of dat hij zich laat verwijzen naar de Maatschappelijke Juridische Dienstverlening (MJD) van Fivoor. De verdachte geeft de reclassering en MJD inzicht in zijn financiën en schulden;
  • meewerkt aan een traject gericht op dagbesteding in de vorm van werk of een opleiding, ook indien dit inhoudt dat hij naar Agros moet, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij02]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij02] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 258,95 (tweehonderdachtenvijftig euro en vijfennegentig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde partij02] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 258,95 (tweehonderdachtenvijftig euro en vijfennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 5 (vijf) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 13 april 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij03]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij03] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 336,75 (driehonderdzesendertig euro en vijfenzeventig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij03] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 336,75 (driehonderdzesendertig euro en vijfenzeventig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 6 (zes) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 17 april 2020.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij01] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 76,95 (zesenzeventig euro en vijfennegentig cent) ter zake van materiële schade,vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[benadeelde partij01] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 76,95 (zesenzeventig euro en vijfennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 1 (één) dag. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 8 oktober 2019.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.E. Kwak, mr. R. van der Heijden en mr. A.C. Huisman, in tegenwoordigheid van
mr. C.H. Sillen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
19 december 2023.