ECLI:NL:GHAMS:2023:3539

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 november 2023
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
200.316.523/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid garage voor gevolgschade na onderhoudsbeurt en bewijsvoering door eigenaar

In deze zaak heeft de eigenaar van een Ford Focus, die op 20 december 2019 een onderhoudsbeurt heeft ondergaan bij een garage, schadevergoeding geëist van de garage op basis van een vermeende fout tijdens de onderhoudsbeurt. De eigenaar stelt dat de garage onvoldoende koelvloeistof heeft aangebracht, wat heeft geleid tot motorproblemen en gevolgschade. De kantonrechter heeft in een eerder vonnis geoordeeld dat de eigenaar niet heeft bewezen dat er een fout is gemaakt en dat er geen causaal verband is tussen de vermeende fout en de schade. De eigenaar heeft in hoger beroep zijn vordering vermeerderd, maar het hof heeft de eerdere beslissing van de kantonrechter bekrachtigd. Het hof oordeelt dat de bewijslast voor de gestelde fout en het causaal verband bij de eigenaar ligt, en dat hij hierin niet is geslaagd. Het hof concludeert dat het expertiserapport van Dekra, dat drie jaar na de onderhoudsbeurt is opgesteld, niet kan dienen als bewijs voor het causaal verband, omdat het tijdsverloop en de gereden kilometers het onmogelijk maken om de oorzaak van de gebreken aan de auto aan te tonen. De vorderingen van de eigenaar worden afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.316.523/01
zaaknummer rechtbank : 9649223/ CV EXPL 22-1224
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 6 november 2023
inzake
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. C.A. Madern te Amsterdam,
tegen
HEDIN AUTOMOTIVE 3F B.V.,
voorheen genaamd STERN 3F B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.H. Adema te Utrecht.

1.Het geding in hoger beroep

Appellant (hierna: [appellant] ) heeft bij exploot geïntimeerde (hierna: Hedin) aangezegd in hoger beroep te komen van het tussen partijen in de onderhavige zaak gewezen vonnis van de rechtbank Amsterdam d.d. 14 juni 2022, met dagvaarding van geïntimeerde voor dit hof.
De zaak is op de rol ingeschreven en Hedin is bij advocaat verschenen.
Bij tussenarrest van 11 oktober 2022 heeft het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen bevolen, welke is gehouden op 9 januari 2023 en waarvan proces-verbaal is opgemaakt. Partijen en hun advocaten zijn verschenen. Een minnelijke regeling is tussen partijen niet tot stand gekomen.
[appellant] heeft nadien een memorie van grieven, tevens akte vermeerdering van eis genomen, onder overlegging van producties.
Hedin heeft nadien een memorie van antwoord, tevens antwoordakte op de vermeerdering van eis genomen, onder overlegging van een productie.
Beide partijen hebben bewijs aangeboden.
Daarna is om arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - Hedin zal veroordelen tot betaling van € 9.900,24 aan hoofdsom, te vermeerderen met € 832,50 wegens buitengerechtelijke kosten, alsmede met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2021, met veroordeling van Hedin in de kosten van het geding in beide instanties met nakosten en rente.
Hedin heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, afwijzing van de vermeerdering van eis en, zo begrijpt het hof, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten.

2.Feiten

2.1
De kantonrechter heeft in het bestreden mondeling vonnis onder 1.2 de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
2.2
[appellant] heeft zijn op dat moment ongeveer 8,5 jaar oude Ford Focus (Diesel) op 20 december 2019 afgeleverd bij een door Hedin geëxploiteerde garage (hierna: Stern) voor een onderhoudsbeurt. Blijkens de (door [appellant] betaalde) factuur zijn er onderhoudswerkzaamheden verricht aan onder meer distributieriem, koelvloeistofpomp, remvloeistof, aandrijfas rechts. Na vertrek bij de garage heeft [appellant] motorproblemen aan zijn auto ondervonden en is hij teruggekeerd naar de garage en is er in de garage koelvloeistof bijgevuld.
2.3
[appellant] heeft nadien diverse keren werkzaamheden aan de auto laten verrichten door Stern, waarvoor hij telkens is gefactureerd, welke facturen hij heeft voldaan. In dit geding vordert [appellant] schadevergoeding van Hedin als gevolg van de op 20 december 2019 volgens [appellant] ondeugdelijk uitgevoerde onderhoudsbeurt, welke schade onder meer bestaat uit door [appellant] betaalde facturen voor nadien door Stern verrichte werkzaamheden aan de auto van [appellant] , vermeerderd met het bedrag van de prijsopgave van Stern d.d. 29 oktober 2020, strekkende tot een opgave van de resterende noodzakelijke herstelkosten aan de auto van [appellant] . In hoger beroep heeft [appellant] zijn vordering vermeerderd met € 750,20, zijnde de kosten van een in zijn opdracht uitgevoerde expertise. De grondslag van de vorderingen van [appellant] is gelegen in zijn stelling dat alle nadien gemaakte en nog te maken onkosten aan de auto zijn toe te rekenen aan de door Stern op 20 december 2019 gemaakte fout, bestaande uit het onvoldoende voorzien van de auto van koelvloeistof, waardoor de motor oververhit is geraakt en alle gevolgschaden zijn ontstaan.
2.4
Hedin betwist de gestelde fout d.d. 20 december 2019, alsmede het causaal verband tussen die vermeende fout en de nadien opgetreden gebreken aan de auto. Zij weerspreekt gemotiveerd hiervoor aansprakelijk gehouden te kunnen worden.

3.Beoordeling

3.1
De kantonrechter heeft in zijn mondeling vonnis de diverse gestelde schadeposten langsgelopen en van alle posten geoordeeld dat het causaal verband met de beweerdelijke oververhitting onaannemelijk is en door [appellant] ook niet is bewezen, zodat hij de vorderingen van [appellant] heeft afgewezen. Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met zijn grieven op. De grieven lenen zich voor gezamenlijke beoordeling.
3.2
Het hof komt, ondanks de hierna te bespreken bezwaren van [appellant] , tot eenzelfde oordeel als de kantonrechter en zal het vonnis om hierna te noemen redenen bekrachtigen.
3.3
Aangezien Hedin de gestelde fout bij de onderhoudsbeurt en het gestelde causaal verband met de geclaimde gevolgschade voldoende concreet gemotiveerd weersproken heeft, neemt het hof allereerst tot uitgangspunt dat de bewijslast van de beweerde fout die bij de onderhoudsbeurt d.d. 20 december 2019 door Stern zou zijn gemaakt, bij [appellant] ligt. Als hij in dat bewijs zou zijn geslaagd, hetgeen niet het geval is, dan rust daarna ook op hem de bewijslast dat de door hem gestelde schade het rechtstreekse gevolg is van de gemaakte fout en daaraan ook dient te worden toegerekend. Ook dat is niet voldoende komen vast te staan, omdat daarvan geen bewijs geleverd is. De kantonrechter heeft zich beperkt tot de beoordeling dat van enig causaal verband tussen de (gestelde) fout en de (gestelde) schade niet gebleken is. Het door [appellant] in hoger beroep overgelegde expertiserapport (Dekra) brengt daarin geen verandering, zoals het hof hierna zal toelichten.
3.4
Het hof neemt voorts tot uitgangspunt dat de auto eind 2019 ruim 8,5 jaar oud was en al 263.535 kilometer op de teller had (zoals vermeld op de factuur). Blijkens het door [appellant] in hoger beroep overgelegde expertiserapport van Dekra was de tellerstand op 27 januari 2023 345.511 kilometer. Bij het ontbreken van enig voorbehoud van de zijde van [appellant] ten aanzien van de inhoud van het expertiserapport valt hieruit op te maken dat [appellant] na de onderhoudsbeurt op 20 december2019 in iets meer dan 3 jaar tijd nog ruim 80.000 kilometer met de auto heeft gereden alvorens deze door Dekra is gekeurd.
3.5
Door Dekra is, blijkens het ingebrachte expertiserapport d.d. 10 februari 2023, dat is dus ruim 3 jaar na de onderhoudsbeurt (de auto was toen al bijna 12 jaar oud), onder meer het volgende vastgesteld:
- bij een proefrit zijn geen afwijkingen geconstateerd;
- op de hefbrug is geconstateerd dat de motor stationair onregelmatig draait;
- na het koelsysteem onder druk gesteld te hebben is een lekkage aan het koelsysteem vastgesteld;
- na het verwijderen van de kunststof motorbeschermplaat is een ernstige motorolielekkage aan de voor- en achterzijde van de motor vastgesteld, welke al geruime tijd aanwezig moet zijn geweest en vermoedelijk het gevolg is van een lekkende motorkoppakking;
- een lekkende aandrijfashoes van de rechter aandrijfas, waarbij vet naar buiten wordt geslingerd.
In de conclusie vermeldt Dekra ten aanzien van de oorzaak van de genoemde gebreken:

Volgens de eigenaar is de motor van het bovengenoemde voertuig oververhit geraakt na de reparatie van de distributieriem/waterpomp op 20-12-2019. Door het oververhit raken van de motor kunnen diverse defecten ontstaan namelijk, lekkage koppakking, defecte thermostaat, lekkage koelsysteem aansluitingen en het defect raken van inspuitventielen en beschadigde cilinderwanden/zuigers.Of de geconstateerde defecten een gevolg zijn van het oververhit raken van de motor destijds kunnen wij tijdens het onderzoek technisch niet meer herleiden. Daarvoor is er teveel tijd verstrekenen is er ca. 24.000 km gereden met het voertuig.”(onderstreping hof).
3.6
Het rapport van Dekra kan, gelet op de inhoud daarvan, niet dienen tot (het door [appellant] te leveren) bewijs van het causaal verband tussen de gestelde fout en de in 2023 gebleken schade. Het rapport maakt tevens duidelijk dat een dergelijk causaal verband na ruim 3 jaar (en 80.000 kilometer) niet meer kán worden aangetoond.
3.7
Nu door de eigen partij-deskundige van [appellant] wordt gesteld dat het bewijs alleen al door tijdsverloop niet meer te leveren is had het op de weg van [appellant] gelegen om zijn bewijsaanbod in hoger beroep nader te preciseren en/of toe te lichten. Door dit na te laten voldoet zijn bewijsaanbod niet aan de daaraan in hoger beroep (onder de omstandigheden van dit geval) te stellen vereisten en zal om die reden gepasseerd worden. Door [appellant] zijn ook geen andere feiten te bewijzen aangeboden op een wijze die voldoet aan de daaraan te stellen eisen, die, indien bewezen, tot een andere beslissing dan na te noemen zouden kunnen leiden.
3.8
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat [appellant] niet heeft bewezen:
- dat Stern bij de onderhoudsbeurt op 20 december 2019 een fout heeft gemaakt, noch
- dat er een causaal verband is tussen die fout en de nadien herstelde gebreken aan de auto van [appellant] , noch
- dat er een causaal verband is tussen die fout en de in 2023 vastgestelde gebreken.
3.9
Het door [appellant] te leveren bewijs is door hem dus niet geleverd. De gestelde grondslag onder zijn vordering is daarmee niet komen vast te staan. De grieven falen. De vorderingen van [appellant] zullen om die reden worden afgewezen, met bekrachtiging van het bestreden vonnis.
3.1
[appellant] dient als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep te worden veroordeeld.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep,
wijst af de vermeerdering van eis in hoger beroep,
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Hedin begroot op € 783,00 aan verschotten en € 1.672,00 voor salaris en op € 163,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt,
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.T. van der Meer, E. de Greeve en A. van Zanten-Baris en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2023 in tegenwoordigheid van de griffier.