ECLI:NL:GHAMS:2023:3533

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
23-003042-21
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis met uitzondering van strafoplegging en beslissingen op vorderingen tot tenuitvoerlegging in hoger beroep tegen vrijspraak en andere strafzaken

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 oktober 2021. De verdachte, geboren in 1999, was in eerste aanleg vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, waaronder diefstal en computervredebreuk. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. Het hof bevestigde het vonnis van de rechtbank voor het overige, met uitzondering van de opgelegde gevangenisstraf en beslissingen op vorderingen tot tenuitvoerlegging. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die momenteel een eigen bedrijf heeft en openstaat voor hulpverlening. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een alarmpistool, diefstal door overboekingen, computervredebreuk en witwassen. Het hof heeft de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen beoordeeld en in plaats daarvan taakstraffen opgelegd. De beslissing van het hof is genomen na zorgvuldige afweging van de belangen van de verdachte en de maatschappij.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003042-21
datum uitspraak: 12 december 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 28 oktober 2021 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 1300977720 (zaak A) en 13-046890-20 (zaak B), alsmede 13-092698-18 (TUL), 15-175335-18 (TUL), 96-236468-18 (TUL), 96-263018-18 (TUL) tegen
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1999,
adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 november 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van hetgeen aan hem in zaak A onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen deze in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen deze in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en de beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde straffen. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A onder 1 en in zaak B onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A onder 1 en in zaak B onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde van een meldplicht bij de reclassering.
De raadsvrouw heeft verzocht een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een alarmpistool met munitie. Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een groot geldbedrag door geld van [thuiszorg01] naar zijn eigen bankrekening, creditcardrekening en de bankrekening van een ander over te boeken. Hij heeft dit gedaan door de ING-bankieren-applicatie van [thuiszorg01] op zijn eigen telefoon en/of tablet te installeren. Daarmee heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan onder meer computervredebreuk. Door zo te handelen heeft de verdachte financiële schade toegebracht aan [thuiszorg01] en het vertrouwen in het online (betaal)verkeer geschaad. De verdachte heeft het gestolen bedrag vervolgens witgewassen. Witwassen vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 november 2023 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof heeft kennis genomen van een rapport van de reclassering van 23 november 2023 dat is opgemaakt in de strafzaak die gelijktijdig met deze zaak is behandeld. Daarin adviseert de reclassering de oplegging van een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich op afspraken met de reclassering meldt en zich aan de aanwijzingen van de reclassering houdt. De verdachte heeft op de terechtzitting in hoger beroep verklaard open te staan voor hulpverlening door de reclassering. Gelet op die verklaring, de omstandigheid dat de verdachte momenteel structurele dagbesteding en een bron van inkomsten in de vorm van een eigen bedrijf heeft, waarvan doorkruising door het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf onwenselijk wordt geacht, en het feit dat de verdachte ook wordt veroordeeld tot vergoeding van de schade van [thuiszorg01] , acht het hof een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63, 138ab, 139d, 311 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Vorderingen tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd, zo begrijpt het hof het requisitoir van de advocaat-generaal, de tenuitvoerlegging van:
- de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 7 juni 2019 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 21 dagen (parketnummer 15-175335-18);
- de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 27 februari 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken (parketnummer 96-236468-18); en
- de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 april 2019 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier weken (parketnummer 96-263018-18).
Verder heeft de advocaat-generaal de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie gevorderd in de vordering tot de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 31 augustus 2018 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 20 uren (parketnummer 13-092698-18).
Deze vorderingen zijn in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De raadsvrouw heeft verzocht de vorderingen af te wijzen.
Het hof zal het openbaar ministerie in zijn vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde taakstraf voor de duur van 20 uren, parketnummer 13-092698-18, niet-ontvankelijk verklaren, omdat ten aanzien van deze straf volgens het uittreksel uit de justitiële documentatie betreffende de verdachte van 13 november 2023, al onherroepelijk tot tenuitvoerlegging is beslist.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd in de andere drie voormelde zaken aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van de overige voorwaardelijk opgelegde straffen worden gelast. Het hof acht het echter onwenselijk dat de positieve ontwikkeling in het leven van de verdachte zal worden doorkruist door de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen. Het hof zal daarom in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraffen taakstraffen van hierna te melden duur gelasten.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in zaak A onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en de bevelen tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde straffen en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte verplicht is zich binnen drie werkdagen na het onherroepelijk worden van dit arrest en gedurende de volledige proeftijd op afspraken met de reclassering te melden bij Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering op het adres [adres02] , zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering, ook als dat inhoudt het meewerken aan het aflossen van schulden en aan verdiepingsdiagnostiek of behandeling.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 13-092698-18.
Beveelt in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 7 juni 2019 met parketnummer 15-175335-18, te weten jeugddetentie voor de duur van 21 dagen, een
taakstrafvoor de duur van
54 (vierenvijftig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
21 (eenentwintig) dagen hechtenis.
Beveelt in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 27 februari 2019 met parketnummer 96236468-18, te weten een gevangenisstraf voor de duur van twee weken, een
taakstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
14 (veertien) dagen hechtenis.
Beveelt in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 april 2019 met parketnummer 96-263018-18, te weten een gevangenisstraf voor de duur van vier weken, een
taakstrafvoor de duur van
72 (tweeënzeventig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
28 (achtentwintig) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. R. Kuiper, mr. P. Greve en mr. C. Beuze, in tegenwoordigheid van mr. S. den Hartog, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 december 2023.
De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest te ondertekenen.