ECLI:NL:GHAMS:2023:352
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake de verdeling van zorg- en opvoedingstaken en hoofdverblijfplaats van een minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van een minderjarige, geboren in 2020, uit de relatie tussen de vrouw en de man. De vrouw had in hoger beroep verzocht om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar te bepalen en een zorgregeling vast te stellen. De rechtbank had eerder bepaald dat de hoofdverblijfplaats bij de man zou zijn en een zorgregeling had vastgesteld waarbij de minderjarige afwisselend bij beide ouders verbleef.
Het hof heeft de vrouw ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, maar niet in haar verzoek om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar te bepalen. Het hof overwoog dat de vrouw in eerste aanleg geen zelfstandig verzoek had gedaan over de hoofdverblijfplaats, waardoor zij niet-ontvankelijk werd verklaard in dat verzoek. De rechter heeft een ruime ambtshalve bevoegdheid bij de verdeling van zorg- en opvoedingstaken, maar niet bij de vaststelling van de hoofdverblijfplaats.
De vrouw stelde dat de zorgregeling niet in het belang van de minderjarige was en verzocht om wijziging. De man daarentegen vond de regeling evenwichtig en afgestemd op hun werkroosters. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ter zitting verklaard dat het goed gaat met de minderjarige bij beide ouders en dat de ouders samen afspraken moeten maken over de zorgregeling. Het hof heeft uiteindelijk de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de vrouw niet-ontvankelijk werd verklaard in haar verzoek om de hoofdverblijfplaats te wijzigen, maar de zorgregeling zoals vastgesteld door de rechtbank werd gehandhaafd.