ECLI:NL:GHAMS:2023:3510

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
23-001406-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor witwassen en deelname aan een criminele organisatie met ernstige misdrijven

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de veroordeling van de verdachte voor witwassen en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden. De zaak betreft een criminele organisatie die zich bezighield met ernstige misdrijven, waaronder moord, gijzeling, afpersing en zware mishandeling. De verdachte heeft als bestuurder van een bedrijf een belangrijke rol gespeeld in het huren van loodsen en het witwassen van geld dat afkomstig was uit criminele activiteiten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de geldbedragen uit misdrijf afkomstig waren. De organisatie had als oogmerk het plegen van misdrijven en de verdachte heeft bijgedragen aan de verwezenlijking van dit oogmerk door het faciliteren van de huur van de loodsen en het verbergen van de illegale herkomst van de gelden. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarbij de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de criminele organisatie zwaar hebben meegewogen in de beslissing.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001406-22
datum uitspraak: 20 december 2023
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 mei 2022 in de strafzaak onder parketnummer 13-995028-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 3] 1984,
adres: [adres 7] .

1.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 december 2022, 14 juni 2023, 30 oktober 2023, 1 november 2023, 3 november 2023, 6 november 2023, 10 november 2023, 29 november 2023 en 13 december 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman van de verdachte naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging van de tenlastelegging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 31 oktober 2019 tot en met 2 juli 2020 te Amsterdam, Rotterdam, Schiedam en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer voorwerpen, te weten (contante en/of girale) geldbedragen (van in totaal EUR 106.670,44), voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van die voorwerpen gebruik heeft gemaakt, door
A. (in totaal) 3.000 EUR contant (als salaris) te ontvangen (van [medeverdachte 1] ),
(met gebruikmaking van een bankrekening met nummer [bankrekeningnummer 1] op naam van [verdachte] :)
(in totaal) EUR 19.090 (deels contant) te storten en/of te ontvangen op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 1] en/of (vervolgens) (in totaal) EUR 19.034,79 over te maken van [bankrekeningnummer 1] naar bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 2] (op naam van [bedrijf 1] ) (onder vermelding van “waarborgsom [adres 1] ” en/of “huur januari [adres 1] ”),
EUR 14.276,79 te ontvangen op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 1] van bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 2] (onder vermelding van “terugstorting waarborgsom [adres 1] ”),
(in totaal) EUR 18.992 (deels contant) te storten en/of te ontvangen op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 1] en/of (vervolgens) (in totaal) EUR 18.939,20 over te boeken van [bankrekeningnummer 1] naar bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 3] (op naam van [bedrijf 2] ) (huur [adres 2] Rotterdam),
(in totaal) EUR 13.210 contant te storten en/of te ontvangen op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 1] en/of vervolgens (in totaal) EUR 12.750 over te maken van [bankrekeningnummer 1] naar bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 4] (op naam van [medeverdachte 2] ),
(in totaal) EUR 8.960 contant te storten en/of te ontvangen op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 1] en/of (vervolgens) (in totaal) EUR 8.960 over te maken van [bankrekeningnummer 1] naar bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 5] (op naam van [bedrijf 3] ) (onder vermelding van “Borgstelling Mercedes CLS”),
(in totaal) EUR 2.520 contant te storten en/of te ontvangen op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 1] en/of (vervolgens) EUR 2.500 over te maken van bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 1] naar bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 5] (op naam van [bedrijf 3] ) (onder vermelding van “Betaling Borg en huur Mercedes GLA”),
(in totaal) EUR 3.000 contant te storten en/of te ontvangen op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 1] en/of (vervolgens) EUR 3.000 over te maken van bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 1] naar bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 5] (op naam van [bedrijf 3] ) (onder vermelding van “Borg en 1 maand huur Mercedes C klasse”),
(met gebruikmaking van een bankrekening met nummer [bankrekeningnummer 6] op naam van [bedrijf 4] ;)
(in totaal) EUR 20.771,65 over te maken van bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 6] naar bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 3] (op naam van [bedrijf 2] ) (huur [adres 2] Rotterdam),
EUR 2.500 contant op te nemen van bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 6]
en/of
EUR 350 over te maken van bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 6] naar [bankrekeningnummer 1] en/of (vervolgens) EUR 350 over te boeken van bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 1] naar bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 7]
terwijl hij (en zijn mededader(s)) (telkens) wist(en) althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden
dat die voorwerpen (geldbedragen) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig misdrijf en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft
gemaakt;
2.
hij in de periode van 1 november 2019 tot en met 22 juni 2020 te Capelle aan den IJssel, Den Haag, Nieuwegein, Rotterdam, Schiedam, Utrecht, Wouw, Wouwse Plantage, Wouw, en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 10] , [medeverdachte 11] en/of een of meer andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
  • moord (artikel 289 Wetboek van Strafrecht),
  • opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving (artikel 282 Wetboek van Strafrecht),
  • gijzeling (artikel 282a Wetboek van Strafrecht),
  • afpersing in vereniging, althans afpersing (artikel 317 jo. 312, tweede lid, onder 2, Wetboek van Strafrecht),
  • zware mishandeling met voorbedachten rade (artikel 302 jo. 303 Wetboek van Strafrecht),
  • opzetheling (artikel 416 Wetboek van Strafrecht) en/of
  • het voorhanden hebben van een of meer vuurwapens (artikel 26 jo. 55 Wet Wapens en Munitie)
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

3.Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de rechtbank.

4.Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1

Standpunten
De advocaat-generaal heeft betoogd dat alle ten laste gelegde witwashandelingen kunnen worden bewezen verklaard. Volgens de advocaat-generaal wist [verdachte] dat de ten laste gelegde gelden een criminele herkomst hadden.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld, samengevat weergegeven, dat [verdachte] niet wist en ook niet heeft kunnen vermoeden dat de ten laste gelegde gelden uit misdrijf afkomstig waren. [verdachte] , een passieve en naïeve persoon, zag geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de herkomst van het geld van zijn ‘oom’ [medeverdachte 2] . Ook is van belang dat sprake was van een hiërarchische familierelatie met [medeverdachte 2] : [verdachte] had ontzag en respect voor zijn oom, die hij blind vertrouwde.
Toetsingskader
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis/420ter van het Wetboek van Strafrecht (Sr) opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp ‘afkomstig is uit enig misdrijf’ kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij of zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Geldbedragen
Aan [verdachte] is ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwashandelingen ten aanzien van de in de onderdelen (a) tot en met (k) genoemde bedragen. Op basis van het dossier kan over deze bedragen het volgende worden vastgesteld.
Onderdeel (a)
Op de telefoon van [medeverdachte 1] zijn Telegram-berichten aangetroffen, waaronder notities van 26 december 2019 en 24 februari 2020 met telkens de tekst ‘1500 [bijnaam verdachte] ’. Uit een drietal andere Telegram-berichten van 24 april 2020, 21 mei 2020 en 18 juni 2020 blijkt dat [verdachte] driemaal aan [medeverdachte 1] heeft verzocht om een voorschot op zijn ‘salaris’. Het hof gaat er daarom vanuit dat [verdachte] (wiens voornaam [verdachte] is) wordt bedoeld met ‘ [bijnaam verdachte] ’ in de notities van [medeverdachte 1] . Hieruit volgt dat [verdachte] het ten laste gelegde contante bedrag van € 3.000,00 aan salaris heeft ontvangen van [medeverdachte 1] .
Onderdeel (b)
Op 23 november 2019 zijn op een bankrekening (met het nummer [bankrekeningnummer 1] ) op naam van [verdachte] in een tijdsbestek van een half uur een contant bedrag van € 7.150,00 gestort en – vanaf een bankrekening op naam van [medeverdachte 3] – een bedrag van € 7.180,00 overgeboekt. Een totaalbedrag dus van € 14.330,00. Ongeveer een uur later is een bedrag van € 14.276,79 vanaf deze bankrekening overgeboekt naar een bankrekening (met het nummer [bankrekeningnummer 2] ) op naam van [bedrijf 1] , met als omschrijving ‘waarborgsom [adres 1] ’.
Op 26 november 2019 is een contant bedrag van € 4.760,00 gestort op de bankrekening van [verdachte] . Ongeveer een half uur later is dit bedrag (op € 2,00 na) overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijf 1] , met als omschrijving ‘huur januari [adres 1] ’.
Onderdeel (c)
Op 6 februari 2020 is een bedrag van € 14.276,79 overgeboekt vanaf de bankrekening van [bedrijf 1] naar de bankrekening van [verdachte] , onder vermelding van ‘Terugstorting Waarborgsom [adres 1] ’.
Onderdeel (d)
Op 16 januari 2020 is een contant bedrag van 5.000,00 gestort op de bankrekening van [verdachte] . Enkele minuten later is op deze rekening een bedrag van € 3.992,00 overgeboekt vanaf de bankrekening van [medeverdachte 3] . In totaal is dus een bedrag van € 8.992,00 overgemaakt naar de bankrekening van [verdachte] . Ongeveer een kwartier later is een bedrag van € 8.939,20 overgemaakt vanaf de bankrekening van [verdachte] naar een bankrekening (met het nummer [bankrekeningnummer 3] ) op naam van [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2] ), met als omschrijving ‘huur [adres 2] eerste deel’.
Een dag later is binnen een tijdsbestek van enkele minuten tweemaal een contant bedrag (€ 2.650,00 en € 800,00) gestort op de bankrekening van [verdachte] . Ongeveer tien minuten later is op deze rekening een bedrag van € 3.450,00 overgeboekt vanaf de bankrekening van [medeverdachte 3] . Ongeveer twintig minuten later is een bedrag van € 3.100,00 overgeboekt vanaf een bankrekening op naam van [persoon 1] . In totaal is die dag dus een bedrag van € 10.000,00 bijgeschreven. Een half uur na de laatste overboeking wordt dit totaalbedrag overgeboekt naar de bankrekening van [bedrijf 2] , met de omschrijving ‘huur [adres 2] tweede deel’.
Onderdeel (e)
Op 31 oktober 2019 is een contant bedrag van € 3.110,00 gestort op de bankrekening van [verdachte] . Ongeveer een kwartier later is een bedrag van € 3.100,00 overgeboekt naar een bankrekening (met het nummer [bankrekeningnummer 4] ) op naam van [medeverdachte 2] .
Op 6 december 2019 is een contant bedrag van € 5.100,00 gestort op de bankrekening van
[verdachte] . Een paar minuten later is een bedrag van € 4.650,00 overgeboekt naar de bankrekening van [medeverdachte 2] .
Op 17 december 2019 is een contant bedrag van € 5.000,00 gestort op de bankrekening van [verdachte] . Gelijk daarna is dit bedrag overgeboekt naar de bankrekening van [medeverdachte 2] .
Onderdeel (f)
Op 11 maart 2020 is een drietal contante bedragen (€ 4.800,00, € 3.660,00 en € 500,00) gestort op de bankrekening van [verdachte] ; in totaal dus een bedrag van € 8.960,00. Dit bedrag is enkele minuten later overgeboekt naar een bankrekening (met het nummer [bankrekeningnummer 5] ) op naam van [bedrijf 3] (hierna: [bedrijf 3] ), met de omschrijving ‘Borgstelling Mercedes CLS’. Binnen een paar minuten zijn met dit bedrag de huur en borg van de loods in Wouwse Plantage betaald.
Onderdeel (g)
Op 19 maart 2020 is een contant bedrag van € 2.520,00 gestort op de bankrekening van [verdachte] . Enkele minuten later is dit bedrag (op € 20,00 na) overgeboekt naar de bankrekening van [bedrijf 3] , met de omschrijving ‘Betaling Borg en huur Mercedes GLA’. Vanaf die rekening is vervolgens een paar minuten later een factuur van [bedrijf 5] van € 2.450,25 betaald.
Onderdeel (h)
Op 31 maart 2020 is een contant bedrag van € 3.000,00 gestort op de bankrekening van [verdachte] . Enkele minuten later is dit bedrag overgeboekt naar de bankrekening van [bedrijf 3] , met de omschrijving ‘Borg en 1 maand huur Mercedes C Klasse’. Vanaf die rekening is vervolgens enkele minuten later een factuur van [bedrijf 6] van € 2.964,50 betaald.
Onderdeel (i)
Op 30 maart, 31 maart, 24 april, 20 mei en 26 juni 2020 is telkens een bedrag van € 4.154,33 overgeboekt vanaf een bankrekening (met het nummer [bankrekeningnummer 6] ) op naam van [bedrijf 4] (hierna: [bedrijf 4] ) naar de bankrekening van [bedrijf 2] .
In het register van de Kamer van Koophandel stond [verdachte] ten tijde van deze overboekingen ingeschreven als bestuurder van [bedrijf 4] . Ook was hij als vertegenwoordiger van dit bedrijf gemachtigd tot het gebruik van de bankrekening van [bedrijf 3] ; de rekening is ook door [verdachte] geopend. [verdachte] heeft verklaard dat hij op verzoek van [medeverdachte 2] bestuurder is geworden van [bedrijf 4] , maar dat hij verder niets weet van dit bedrijf. Hij was volgens zijn eigen verklaring ook niet in loondienst. Niet is gebleken dat [bedrijf 4] legale economische activiteiten ontplooide. In elk geval, zoals zal blijken uit de overwegingen ten aanzien van feit 2, was de loods waarin [bedrijf 4] was gevestigd niet ingericht voor bouwactiviteiten maar voor strafbare doeleinden.
Onderdeel (j)
Op 1 juli 2020 heeft [verdachte] een bedrag van € 2.500,00 contant opgenomen van de bankrekening van [bedrijf 4] .
Onderdeel (k)
Op 2 juli 2020 is een bedrag van € 350,00 overgeboekt van de bankrekening van [bedrijf 4] naar de bankrekening van [verdachte] . Vervolgens is dit bedrag overgeboekt naar een bankrekening (met het nummer [bankrekeningnummer 7] ) op naam van [persoon 2] .
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep op 10 november 2023 niet bestreden dat de in de onderdelen (a) tot en met (k) vermelde betalingen inderdaad hebben plaatsgehad.
Vermoeden van witwassen
Uit het voorgaande volgt dat in de periode van 31 oktober 2019 tot en met 2 juli 2020:
  • i) op de bankrekening van [verdachte] contante stortingen zijn gedaan van in totaal bijna vijftigduizend euro, terwijl niet is gebleken dat [verdachte] de beschikking had over inkomen of vermogen die de herkomst van dergelijke stortingen kunnen verklaren;
  • ii) de bankrekening van [verdachte] is gebruikt als tussenrekening, waarop bedragen vanaf verschillende rekeningen werden gestort die vervolgens (vrijwel) onmiddellijk werden doorgestort naar andere bankrekeningen, waarbij in sommige gevallen omschrijvingen werden gehanteerd die niet in verband zijn te brengen met de daadwerkelijke bestemming van de gelden;
  • iii) [verdachte] gelden heeft overgeboekt vanaf een door hem geopende rekening van een bedrijf – [bedrijf 4] – waarvan hij enkel op papier bestuurder was en waarbij niet is gebleken dat door het bedrijf daadwerkelijk legale economische activiteiten zijn verricht;
  • iv) aan [verdachte] twee contante ‘salarisbetalingen’ zijn gedaan, zonder dat daar kenbaar een prestatie tegenover heeft gestaan.
Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden de in de onderdelen (a) tot en met (k) genoemde transacties een redelijk vermoeden van witwassen opleveren. Door de verdediging is dit ter terechtzitting in hoger beroep evenmin bestreden.
Van [verdachte] mag daarom worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare, niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken verklaring geeft omtrent de (legale) herkomst van deze bedragen. Deze verklaring heeft hij echter, zo heeft de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep ook erkend, niet gegeven.
Wetenschap
Vraag is dan vervolgens of [verdachte] wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat de in de onderdelen (a) tot en met (k) genoemde bedragen uit misdrijf afkomstig waren.
Bij de beantwoording van die vraag betrekt het hof allereerst dat sprake is geweest van een veelheid aan stortingen of overboekingen van grote bedragen, die door [verdachte] telkens na ontvangst (vrijwel) onmiddellijk werden overgeboekt naar de bankrekening van [medeverdachte 2] of een bankrekening waarover [medeverdachte 2] kon beschikken. Bij deze overboekingen is meermalen gebruik gemaakt van een omschrijving die niets te maken had met de daadwerkelijke bestemming van de betreffende gelden. [verdachte] wist dat [medeverdachte 2] over eigen bankrekeningen beschikte; hij heeft immers zelf geld naar die rekeningen overgemaakt. Over deze betalingen heeft hij desondanks geen vragen gesteld aan [medeverdachte 2] . Onder deze omstandigheden moet voor [verdachte] duidelijk zijn geweest dat hij meewerkte aan een betalingsconstructie om, kennelijk illegale, gelden op een bankrekening te kunnen krijgen om hiermee vervolgens betalingen te kunnen doen. Verder geldt dat [verdachte] bij [bedrijf 4] bestuurder is geworden van een bedrijf waarbij hij geen enkele betrokkenheid en waarover hij geen enkele kennis had. Ook in die rol heeft hij betalingen verricht, waarbij hij zelfs de betreffende bankrekening heeft geopend, zonder daarover aan [medeverdachte 2] vragen te stellen. Voor [verdachte] moet het – in het licht ook van de betalingshandelingen die hij in de maanden daarvoor voor [medeverdachte 2] had verricht, zoals zojuist genoemd – duidelijk zijn geweest dat hij in zijn hoedanigheid als bestuurder van [bedrijf 4] onderdeel was van een constructie die was opgetuigd om een schijnbaar legale betaling van huur mogelijk te maken.
Deze omstandigheden zijn redengevend voor de conclusie dat [verdachte] in elk geval redelijkerwijs moest vermoeden dat de betreffende gelden uit misdrijf afkomstig waren, ook als in aanmerking wordt genomen de familiare banden tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] . Voor zover de verdediging met de opmerking dat het hof ‘mogelijk aansluiting zou dienen te zoeken bij de verontschuldigbare onbewustheid’ een beroep heeft willen doen op de afwezigheid van alle schuld bij [verdachte] , slaagt dit betoog niet. Uit het voorgaande volgt immers dat de situatie dat [verdachte] in de overtuiging verkeerde dat zijn gedraging niet ongeoorloofd was, zich hier niet voordoet.
Ten aanzien van de in onderdeel (a) genoemde gelden heeft de verdediging betoogd dat de wetenschap van de criminele herkomst ontbreekt, omdat het logisch is dat [verdachte] een vergoeding – die ook helemaal niet hoog is – zou ontvangen voor de inspanningen die hij leverde voor [medeverdachte 2] . Dit betoog slaagt niet. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt immers dat [verdachte] redelijkerwijs moest vermoeden dat hij een vergoeding kreeg voor het witwassen van gelden, die hij bovendien contant ontving van een derde, [medeverdachte 1] , die geen betrokkenheid had bij [bedrijf 4] . Hieruit volgt dus ook dat [verdachte] in elk geval redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vergoeding uit misdrijf afkomstig was.
Ten aanzien van de in onderdelen (j) en (k) genoemde gelden merkt het hof nog op dat het feit dat [verdachte] , zoals in hoger beroep is gesteld, deze overboekingen heeft gedaan om de bankrekening te kunnen opheffen, wat daar verder van zij, onverlet laat dat hij geld met een criminele herkomst heeft overgeboekt. Ook ten aanzien van deze gelden heeft hij dus witwashandelingen verricht.
Medeplegen
Het witwassen van de geldbedragen als omschreven in onderdelen (b) tot en met (i) heeft
[verdachte] gepleegd met de medeverdachten [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] . Ten aanzien van deze onderdelen zal het ten laste gelegde medeplegen bewezen worden verklaard.
Gewoontewitwassen
Nu sprake is geweest van witwassen gedurende een lange periode, door middel van verschillende witwashandelingen, acht het hof bewezen dat sprake is van gewoontewitwassen.

5.Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 2

5.1
Inleiding
De beschuldigingen tegen de verdachte vloeien voort uit het onderzoek 26Douglasville. Dat onderzoek richt zich op een groep personen die ervan wordt verdacht deel te hebben uitgemaakt van een criminele organisatie die tot doel had het plegen van zeer zware misdrijven, waaronder moord, wederrechtelijke vrijheidsberoving, gijzeling, afpersing in vereniging en zware mishandeling met voorbedachte rade. Met dat doel is onder meer een tweetal loodsen gehuurd. Eén daarvan was kennelijk bestemd als uitvalsbasis voor degenen die mensen van hun vrijheid moesten beroven. De andere loods was ingericht met zeecontainers die geschikt waren gemaakt om mensen in op te sluiten en pijn en/of letsel toe te brengen.
Het onderzoek 26Douglasville is voortgekomen uit het onderzoek 26Antigo. In dat onderzoek is het vermoeden ontstaan dat de – inmiddels overleden – [medeverdachte 9] , die verdacht werd van overtreding van de Opiumwet en voorbereiding van moord, op zoek was naar een loods. Onderzoek naar de verblijfplaats van [medeverdachte 9] leidde vervolgens naar [medeverdachte 2] , die via zijn bedrijf [bedrijf 3] een loods bleek te huren, gelegen aan de [adres 3] te Wouwse Plantage. Het vermoeden bestond dat hij dit deed ten behoeve van [medeverdachte 9] . Op 7 april 2020 heeft de politie gezien dat op het perceel [adres 3] vier loodsen stonden. Aan de buitenzijde van de meest rechter loods (de vierde loods) hingen camera’s en binnen stond een zeecontainer. Naar aanleiding hiervan is op 20 april 2020 het onderzoek 26Douglasville gestart. Relevante onderzoeksbevindingen uit 26Antigo zijn gevoegd in het dossier 26Douglasville.
Op 22 april 2020 vond heimelijk een inkijk plaats in de hierboven beschreven vierde loods en werden camera’s geplaatst in en buiten de loods. Op deze wijze is geobserveerd tot de dag van de inval op 22 juni 2020.
Vanaf 8 april 2020 werden in een ander strafrechtelijk onderzoek – 26Lemont – data verkregen van het EncroChat-telefoontoestel met IMEI-nummer [IMEI nummer] , met daaraan gekoppeld de gebruikersnaam [EncroChatnaam 4] @encrochat.com, waarvan vermoed werd dat de gebruiker [medeverdachte 9] was. De voor de verdenking jegens [medeverdachte 9] relevant geachte berichten zijn aan het onderzoeksteam 26Douglasville ter beschikking gesteld. Een deel van de verzonden en ontvangen berichten leek namelijk verband te houden met de loods in Wouwse Plantage. Naar aanleiding van verder onderzoek is ook het berichtenverkeer van andere EncroChat-gebruikers aan het dossier toegevoegd. In paragraaf 6.3 zal – voor zover relevant – nader worden ingegaan op de identificatie van verschillende EncroChat-gebruikers.
Uiteindelijk heeft het onderzoek naar de loods in Wouwse Plantage, een loods in Rotterdam, de in en om die loodsen waargenomen activiteiten en het daarmee samenhangende berichtenverkeer geleid tot de huidige verdenkingen. Die verdenkingen richten zich tot de verdachte en een aantal medeverdachten. Genoemde [medeverdachte 9] behoorde daartoe, maar vanwege diens overlijden is de officier van justitie in de zaak tegen hem niet-ontvankelijk verklaard. Verder zijn de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] inmiddels onherroepelijk veroordeeld. In hoger beroep staat de verdachte gelijktijdig terecht met de medeverdachten [medeverdachte 10] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 11] en [medeverdachte 8] . Omwille van de leesbaarheid worden de verdachte en de (gewezen) medeverdachten hierna (ook) bij hun naam aangeduid.
5.2
Conflict in het criminele milieu
Alvorens het hof toekomt aan de nadere bespreking van de feiten wordt eerst de achtergrond geschetst van het conflict in het criminele milieu dat de katalysator is geweest voor het handelen van de verdachten. Hiervan bleek al uit het dossier, maar is te meer duidelijk geworden ter terechtzitting in hoger beroep vanwege de door [medeverdachte 10] (als getuige) en, met name, [medeverdachte 7] afgelegde verklaringen. Hieruit volgt dat zij deel uitmaakten van een criminele organisatie, onder leiding van [medeverdachte 10] , die zich bezig hield met de grootschalige invoer van en handel in cocaïne. De groep bestond uit (onder andere) [medeverdachte 10] , [medeverdachte 7] , [persoon 3] , [medeverdachte 12] , [persoon 4] en na de aanhouding van die laatste, [medeverdachte 9] . Volgens [medeverdachte 7] behoorde deze groep tot de top van de drugshandel en er werd kennelijk heel veel geld verdiend. Dat ging goed tot het moment dat [persoon 3] (in onderlinge communicatie steevast aangeduid als ‘ [persoon 3] ’) geld had gestolen dat toebehoorde aan [medeverdachte 10] en de zijnen. Het ging vermoedelijk om een bedrag van ongeveer 85 miljoen euro. Men heeft geprobeerd dat geld terug te halen. Uit het dossier blijkt dat [persoon 3] ‘in de stoel heeft gezeten’ en dat naar aanleiding daarvan ongeveer 22,5 miljoen euro is terug betaald. De groep heeft [persoon 3] weer laten gaan na diens toezegging dat hij de rest ook terug zou betalen. Het gesprek dat op 12 mei 2020 in dit verband is gevoerd door [EncroChatnaam 1] (op dat moment in gebruik bij [medeverdachte 10] ) met ene [EncroChatnaam 12] is ontluisterend:
[EncroChatnaam 1] Jongmocro (het hof begrijpt: [medeverdachte 12] ) was erbij toen ik [persoon 3] op stoel had gezet...mijn fout dat ik hem heb laten gaan daarom is jongmocro dood... [persoon 3] moest mij betalen door die actie kwam 22.5 terug na zweren smeken allah kinderen moeder heb ik hem laten gaan hij zou de rest oplossen... tijdens dat hij op de stoel zat zei hij laat me gaan jongmocro staat voor mij in ... jongmocro zei nee dat doe ik niet en het feit dat hij zich had ondergepoept dus geichtsverlies trots eer etc hebben hem tot deze daad gebracht..audi en ik zijn volgend en nog paar maar heb wat geregeld maar dubai is moeilijk
Van verdere terugbetaling is het echter nooit gekomen en [persoon 3] heeft, zo veronderstelt men, wraak genomen door [medeverdachte 12] dood te (laten) schieten. Vanaf dat moment was het ‘oorlog’ tussen de groep van [medeverdachte 10] en de groep van [persoon 3] en werd niet enkel jacht gemaakt op [persoon 3] , maar ook op aan hem gelieerde personen. Dat blijkt (onder andere) ook uit genoemd gesprek van 12 mei 2020, waarbij [medeverdachte 10] een lijst met beoogde doelwitten doorstuurt:
[EncroChatnaam 1] [...] dit is groep ongeveer
[EncroChatnaam 12] [persoon 3] moet als eerst
[EncroChatnaam 12] Misschien haken anderen af
[EncroChatnaam 12] Is niet hun oorlog
[EncroChatnaam 12] Als een van de anderen eerst
[EncroChatnaam 12] Dan is het totdat er niemand meer is
[EncroChatnaam 12] Welke kant ook
[EncroChatnaam 1] maat [...] deze drie moeten ik heb voor hun betaald ze gaan niet worden geklaard in dubai maar wat anders…als zover is laat ik je weten
[EncroChatnaam 1] Heb alliantie met ander iemand en die heeft veel allianties want ze hebben veel vijanden
[EncroChatnaam 1] Veel mensen willen hun pakken
(…)
[EncroChatnaam 1] Heel deze groep moet dood
[EncroChatnaam 1] En familie mag ook
Het conflict heeft er onder andere toe geleid dat de loods in Wouwse Plantage is ingericht als een soort cellencomplex waar daarin opgesloten slachtoffers de meest gruwelijke behandeling stond te wachten. Sommige medeverdachten hebben in dit verband verklaard dat het ‘zo’n vaart niet zou lopen’, maar gelet op het feit dat uit de hiervoor genoemde berichten blijkt dat ‘ [persoon 3] ’ al eens (kennelijk op een andere locatie) in de ‘stoel heeft gezeten’, is dat een illusie. Bovendien is in de loods in Rotterdam een ‘tandartsstoel’ aangetroffen met bloedsporen – op het rechter steunkussen van de hoofdsteun – die zeer waarschijnlijk afkomstig zijn van [persoon 5] . Hij werd op 2 februari 2020 door zijn ouders als vermist opgegeven en op 5 februari 2020 omstreeks 2.50 uur meldde hij zich met z’n vader op het politiebureau met de mededeling dat hij weer terecht was. In dit verband heeft [medeverdachte 7] , als getuige, verklaard dat eerst ‘ [persoon 3] ’ (in december of januari, het hof begrijpt 2019/2020) werd vastgehouden en daarna het ‘ventje van 900k’. Daarmee refereerde [medeverdachte 7] aan berichten van 28 maart 2020 tussen [EncroChatnaam 2] ( [medeverdachte 10] ) aan [EncroChatnaam 3] ( [medeverdachte 12] ) en tussen [EncroChatnaam 3] ( [medeverdachte 12] ) en [EncroChatnaam 1] ( [medeverdachte 7] ), waarin het volgende is te lezen:
[EncroChatnaam 2] Ok en vraaag h2 (het hof begrijpt: [medeverdachte 7] ) achternaam van dat ventje die we hadden meegenomen ivm de 900k
en
[EncroChatnaam 3] Moss soa (het hof begrijpt: [medeverdachte 10] ) vraagt achternwwm ventje 900k
[EncroChatnaam 1] Ja dat dacht ik al aan
(…)
[EncroChatnaam 3] Die jonge die die doekoe kwam brenge had [medeverdachte 9] (het hof begrijpt: [medeverdachte 9] ) m ff meegenomen
Ook de politie nam de inhoud van de berichten uiterst serieus. Uit het navolgende zal bijvoorbeeld blijken dat de zoektocht naar de hiervoor genoemde ‘ [persoon 6] ’ (geïdentificeerd als [persoon 6] , ook aangeduid met [persoon 6] ) ertoe leidde dat men zijn vrouw en kind wilde ontvoeren. Het plan leek zo ver gevorderd dat de politie hen heeft gewaarschuwd. Ook overigens zal blijken dat het stadium van louter plannen maken al ver was gepasseerd.
5.3
Identificatie EncroChat-gebruikers
Het bewijs tegen de verdachten in het onderzoek 26Douglasville bestaat voor een belangrijk deel uit berichtenverkeer (chatgesprekken) dat verschillende gebruikers hebben gevoerd met hun EncroChat-telefoon.
Ten behoeve van de identificatie van de gebruiker van een bepaalde gebruikersnaam (EncroChat-account) heeft de politie onder meer gekeken naar de onderlinge verbanden tussen de inhoud van chatberichten, het taalgebruik, paallocaties (zendmastgegevens) van EncroChat-telefoons en van andere mobiele telefoons, de inhoud en tijdstippen van afgeluisterde telefoongesprekken, tijdtippen van chatberichten, observaties (al dan niet met behulp van camera’s) en de tijdstippen en locaties daarvan, verstuurde foto’s, in beslag genomen goederen en de persoonlijke omstandigheden van de in het onderzoek naar voren gekomen verdachten. Hiervan is verslag gedaan in verschillende processen-verbaal van bevindingen.
In deze processen-verbaal van bevindingen, afzonderlijk of in onderling verband beschouwd, zijn de redengevende feiten en omstandigheden opgenomen op grond waarvan de koppeling per (gewezen) verdachte aan een bepaalde EncroChat-gebruikersnaam kan worden bewezen. Het hof heeft er voor gekozen om – met gebruik making van voetnoten – te verwijzen naar de inhoud van bedoelde processen-verbaal, omdat een aantal medeverdachten in hoger beroep een andere proceshouding heeft ingenomen dan in eerste aanleg. Zij bestrijden niet langer dat zij de gebruiker zijn geweest van de EncroChat-accounts die de politie aan hen heeft toegeschreven. De verklaringen die de verdachten daarover, ook als getuige, hebben afgelegd gelden eveneens als bewijsmiddel, waarnaar het hof ook met voetnoten heeft verwezen.
Het voorgaande geldt uiteraard niet voor [medeverdachte 9] aangezien hij, zoals reeds vermeld, ten tijde van de zitting in hoger beroep was overleden. Over hem hebben de verdachte en een aantal medeverdachten, als getuigen, echter ook een verklaring afgelegd.
5.3.1
[medeverdachte 9] – [EncroChatnaam 4] @encrochat.com
In het proces-verbaal van bevindingen ‘IMEI [IMEI nummer] in gebruik bij [medeverdachte 9] ’ zijn de feiten en omstandigheden opgesomd op grond waarvan de politie heeft geconcludeerd dat [medeverdachte 9] de gebruiker was van het EncroChat-account [EncroChatnaam 4] @encrochat.com [1] . Deze bevindingen en de daaraan verbonden conclusie heeft de verdediging niet bestreden. In hoger beroep hebben (onder andere) [medeverdachte 7] en [medeverdachte 1] , als getuigen, bovendien verklaard dat [medeverdachte 9] ‘ [EncroChatnaam 4] ’ was. [2] Het hof concludeert dan ook dat [medeverdachte 9] de gebruiker was van het EncroChat-account [EncroChatnaam 4] @encrochat.com (hierna ook: [EncroChatnaam 4] ).
5.3.2
[medeverdachte 1] – [EncroChatnaam 5] @encrochat.com
In het proces-verbaal van bevindingen ‘ [medeverdachte 1] als EncroChat gebruiker [EncroChatnaam 5] ’ [3] zijn de feiten en omstandigheden opgesomd op grond waarvan de politie heeft geconcludeerd dat [medeverdachte 1] de gebruiker was van het EncroChat-account [EncroChatnaam 5] @encrochat.com. Deze bevindingen en conclusie zijn door de verdediging niet bestreden. In hoger beroep heeft [medeverdachte 1] , als getuige, bovendien verklaard dat hij de gebruiker was van [EncroChatnaam 5] @encrochat.com (hierna ook: [EncroChatnaam 5] ). Hij heeft tevens verklaard dat hij ook wel ‘ [bijnaam 1] ’ werd genoemd. [4] Het hof concludeert dan ook dat [medeverdachte 1] de gebruiker was van dit EncroChat-account.
5.3.3
[medeverdachte 6] – [EncroChatnaam 6] @encrochat.com
In het proces-verbaal van bevindingen ‘identificatie van de EncroChat gebruiker [EncroChatnaam 6] @encrochat.com’ [5] zijn de feiten en omstandigheden opgesomd op grond waarvan de politie heeft geconcludeerd dat [medeverdachte 6] de gebruiker was van het EncroChat-account [EncroChatnaam 6] @encrochat.com (hierna ook: [EncroChatnaam 6] ). De verdediging heeft deze bevindingen en conclusie van de politie niet bestreden. In hoger beroep heeft [medeverdachte 6] , als getuige, bovendien verklaard dat hij de gebruiker was van [EncroChatnaam 6] @encrochat.com. [6] Het hof concludeert dan ook dat [medeverdachte 6] de gebruiker was van dit EncroChat-account.
5.3.4
[medeverdachte 11] – [EncroChatnaam 13] @encrochat.com
In het proces-verbaal van bevindingen ‘Identificatie [medeverdachte 11] als de gebruiker van encronaam [EncroChatnaam 13] ’ zijn de feiten en omstandigheden opgesomd op grond waarvan de politie heeft geconcludeerd dat [medeverdachte 11] de gebruiker was van het EncroChat-account [EncroChatnaam 13] @encrochat.com (hierna ook: [EncroChatnaam 13] ) [7] . De verdediging heeft deze bevindingen en conclusie van de politie niet bestreden. In hoger beroep heeft [medeverdachte 11] , als getuige, bovendien verklaard dat hij de gebruiker was van [EncroChatnaam 13] @encrochat.com. [8] Het hof concludeert dan ook dat [medeverdachte 11] de gebruiker was van dit EncroChat-account.
5.3.5
[medeverdachte 7] – [EncroChatnaam 1] @encrochat.com, [EncroChatnaam 7] @encrochat.com en [EncroChatnaam 8] @encrochat.com
In het proces-verbaal van bevindingen ‘identificatie [EncroChatnaam 1] @encrochat.com, [EncroChatnaam 7] @encrochat.com en [EncroChatnaam 8] @encrochat.com’ zijn de feiten en omstandigheden opgesomd op grond waarvan de politie heeft geconcludeerd dat [medeverdachte 7] de gebruiker was van deze EncroChat-accounts. [9] De verdediging heeft deze bevindingen en conclusie van de politie niet bestreden. In hoger beroep heeft [medeverdachte 7] , als getuige, bovendien bevestigd dat hij de gebruiker was van [EncroChatnaam 1] @encrochat.com (hierna ook: [EncroChatnaam 1] ), [EncroChatnaam 7] @encrochat.com (hierna ook: [EncroChatnaam 7] ) en [EncroChatnaam 8] @encrochat.com. [10] Het hof concludeert dan ook dat [medeverdachte 7] de gebruiker was van deze EncroChat-accounts. Hierbij past de kanttekening dat de politie het vermoeden heeft geuit dat [medeverdachte 10] op een aantal momenten gebruik heeft gemaakt van de accounts van [medeverdachte 7] . Dat heeft [medeverdachte 7] , als getuige, bevestigd in die zin dat hij heeft verklaard dat na 11 mei 2020 het voornamelijk [medeverdachte 10] was die gebruikt maakte van deze accounts.
5.3.6
[medeverdachte 12] – [EncroChatnaam 3] @encrochat.com, [EncroChatnaam 9] @encrochat.com en [EncroChatnaam 10] @encrochat.com
In het proces-verbaal van bevindingen ‘Identificatie Encrochat-accounts [medeverdachte 12] ’ [11] en in het proces-verbaal van bevindingen ‘identificatie [EncroChatnaam 3] @encrochat.com, [EncroChatnaam 9] @encrochat.com en [EncroChatnaam 10] @encrochat.com = [medeverdachte 12] ’ [12] zijn de feiten en omstandigheden opgesomd op grond waarvan de politie heeft geconcludeerd dat [medeverdachte 12] de gebruiker was van deze EncroChat-accounts. In het eerstgenoemde proces-verbaal is tevens opgenomen dat uit het onderzoek 26Tumwater het sterke vermoeden is ontstaan dat [medeverdachte 12] werkzaam was voor [medeverdachte 10] en dat zij een direct, nauw contact van elkaar waren. En ook is daarin opgenomen dat [medeverdachte 12] de bijnaam ‘ [bijnaam 2] ’ had. De verdediging heeft deze bevindingen en conclusie van de politie niet bestreden. In hoger beroep heeft [medeverdachte 10] , als getuige, verklaard dat [medeverdachte 12] tot zijn criminele groep behoorde, maar dat hij – zo begrijpt het hof – is geliquideerd [13] . Het staat verder niet ter discussie dat [medeverdachte 10] hiermee doelde op de op [datum] geliquideerde [medeverdachte 12] . [14] Ten slotte is van belang dat [medeverdachte 7] , als getuige, heeft verklaard dat ‘ [bijnaam 2] ’ een bijnaam van [medeverdachte 12] was. [15] Het hof concludeert op grond hiervan dat [medeverdachte 12] de gebruiker was van genoemde EncroChat-accounts.
5.3.7
[medeverdachte 10] – [EncroChatnaam 2] @encrochat.com en [EncroChatnaam 11] @encrochat.com
Met betrekking tot [medeverdachte 10] is er niet één proces-verbaal van bevindingen waarin de politie alle feiten en omstandigheden heeft opgesomd op grond waarvan zij concludeert dat hij de gebruiker was van de EncroChat-accounts [EncroChatnaam 2] @encrochat.com en [EncroChatnaam 11] @encrochat.com. De politie heeft hieraan verschillende processen-verbaal ten grondslag gelegd. De rechtbank heeft hieraan de feiten en omstandigheden ontleend op grond waarvan zij ook tot de conclusie is gekomen dat [medeverdachte 10] de gebruiker was van deze accounts. Het hof verwijst hiervoor naar de overwegingen van de rechtbank op pagina 33 tot en met 39 van het vonnis onder het kopje “ [medeverdachte 10] ” en neemt deze over. De verdediging heeft dit oordeel van de rechtbank niet bestreden.
Daarnaast is van belang dat [medeverdachte 10] in hoger beroep, als getuige, een verklaring heeft afgelegd. Dat betrof een vooraf opgestelde verklaring op schrift en deze is door [medeverdachte 10] voorgelezen. Vragen daarover heeft hij niet willen beantwoorden. In deze verklaring heeft [medeverdachte 10] niet met zoveel woorden erkend dat hij de gebruiker was van voornoemde EncroChat-acccounts. Wel heeft [medeverdachte 10] bekend dat hij een groep vormde met onder andere [medeverdachte 7] en dat zij zich bezig hielden met de invoer en handel in verdovende middelen [16] . Dat heeft [medeverdachte 7] , als getuige, bevestigd. In dat verband heeft hij tevens verklaard dat [medeverdachte 10] de gebruiker was van het EncroChat-account [EncroChatnaam 2] @encrochat.com en dat het kan kloppen dat hij ook gebruik heeft gemaakt van het account [EncroChatnaam 11] @encrochat.com. [17]
Op grond van het voorgaande concludeert het hof dat [medeverdachte 10] de gebruiker was van de EncroChat-accounts [EncroChatnaam 2] @encrochat.com en [EncroChatnaam 11] @encrochat.com.
5.4
Loodsen in Wouwse Plantage en Rotterdam
In paragraaf 5.2 is reeds overwogen dat het conflict in het criminele milieu er onder andere toe heeft geleid dat een loods in Wouwse Plantage is ingericht als een soort cellencomplex waar daarin opgesloten slachtoffers de meest gruwelijke behandeling stond te wachten. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat dit is gedaan door de medeverdachten met wie [verdachte] een criminele organisatie zou hebben gevormd. Door dezelfde medeverdachten is ook een loods in Rotterdam ingericht ten behoeve van de voorgenomen geweldsdelicten. Hoewel [verdachte] niet is vervolgd voor de in verband hiermee verrichte voorbereidingshandelingen, zal hetgeen de medeverdachten met die loodsen beoogden wel nader worden toegelicht omdat het gewelddadige oogmerk van de aan [verdachte] ten laste gelegde criminele organisatie, en zijn eigen gedragingen in dat verband, hier niet los van gezien kan worden. Het oogmerk van een organisatie kan immers mede bewezen worden op grond van misdrijven die in het kader van de organisatie – al dan niet door één of meer medeverdachten – zijn gepleegd.
Inrichting van de loodsen
Op 22 juni 2020 heeft de politie een loods, met bijbehorende keuken en ontspanningsruimte, aan de [adres 3] in Wouwse Plantage doorzocht. Op dezelfde dag heeft de politie een tweede loods met kantoorruimte, aan de [adres 2] in Rotterdam, doorzocht.
In de loods in Wouwse Plantage stonden zeven zeecontainers. De containers konden met een hangslot worden afgesloten. Van binnen waren de containers afgetimmerd met multiplexhouten platen, met daaronder geluidsabsorberende materialen. In alle containers waren de containerwanden, plafonds, tussenmuren en deuren voorzien van geluidsisolerend materiaal. De wanden waren voorzien van warmte-isolerend folie en de vloer was voorzien van dik plastic folie. Alle containers waren voorzien van een tussenwand met daarin een deur die op slot kon. Op deze manier hadden de containers van binnen twee ruimtes: na het openen van de containerdeuren kwam men in een soort halletje, waarna de deur in de tussenwand toegang gaf tot een grotere binnenruimte (hierna ook aan te duiden als: de binnenruimte). In de binnenruimte was tegen de tussenwand een TL-lamp en, met uitzondering van zeecontainer 5, aan het plafond een domecamera (koepelcamera) bevestigd.
Aan elke lange zijde van de container was een boei geplaatst. Op de vloer waren, met uitzondering van container 5, op dezelfde hoogte twee bevestigingsplaten met elk een ring – een grondanker – geplaatst. Daaraan zaten kettingen bevestigd en in sommige containers ook al de boeien. Een persoon, met zijn armen gestrekt, zou een kruispositie kunnen innemen in die ruimte, waarbij de voeten en handen geketend zouden kunnen worden. In elke container, met uitzondering van container 5, was ter hoogte van de kettingen een chemisch toilet geplaatst; in container 7 stond dit nog in de verpakking.
De zeecontainers waren verder als volgt ingericht:
- Containers 1, 2, 3, 4, 6 en 7: in de binnenruimte waren kettingen aan de zijwanden bevestigd.
- Container 6: daarin werden diverse handboeiensleuteltjes gevonden.
- Container 2: hierin bevond zich een grote hoeveelheid politiekleding, -schoeisel en -uitrusting, een aantal politiekoppels met toebehoren en rangonderscheidingen, kogelwerende vesten, handschoenen, zwaailampen en een stoptransparant.
- Container 5: In het midden van deze container stond een ‘behandelstoel/tandartsstoel’ (hierna: tandartsstoel), waarvan armleuningen en voetsteun waren voorzien van riemen, banden en de voetsteun ook van boeien. De container was voorzien van een intercom en in het voorportaal stond een speciekuip met daarin en daarnaast bigshoppertassen. In die speciekuip en in die tassen zaten onder meer een snoeischaar, een takkenschaar, een takkenzaag, twee doosjes scalpels, diverse tangen, doosjes handboeien, vingerboeien, tiewraps, een gasbrander met navulfles, duct tape en bivakmutsen. Op de speciekuip werd ook een doos gevonden met daarin een grote hoeveelheid nieuwe zwarte katoenen zakken met een trekkoord.
De keuken en de ontspanningsruimte waren voorzien van een slaapbank, een televisie met PlayStation, een koelkast en vriezer met eten en drinken.
In de loods lagen werden verder verschillende bigshoppertassen met daarin onder andere gasbranders, diverse rollen duct tape, handboeien, vingerboeien en een klauwhamer. Tot slot stonden in de loods meerdere gestolen voertuigen.
In de loods in Rotterdam werde een tandartsstoel en een (gedemonteerde) mobiele operatietafel met spanbanden aangetroffen. Verder lagen in deze loods vuurwapens (een automatisch vuurwapen/aanvalsgeweer, vier pistolen en twee revolvers) en patroonhouders, kogelwerende vesten en zwarte zakken met trekkoord. Ook stonden er een gestolen Volkswagen Transporter en een gestolen Fiat Ducato. Verder was er een aparte ruimte die was voorzien van onder meer twee slaapbanken, een televisie en een PlayStation en in een andere kamer slaapzakken.
Communicatie tussen verdachten
In de ten laste gelegde periode heeft tussen verschillende verdachten communicatie via EncroChat of Telegram plaatsgehad die van betekenis is voor de duiding van de bestemming van de voorwerpen die zijn aangetroffen in de loodsen in Wouwse Plantage en Rotterdam. Het hof wijst in het bijzonder op de hieronder nader beschreven berichtenwisselingen.
In een bericht op 1 april 2020 schrijft [medeverdachte 9] aan [medeverdachte 11] dat hij een ‘ebi 2.0’ heeft gebouwd, een heel cellencomplex met cipiers en camerasystemen en dat ze allemaal meegenomen gaan worden. [medeverdachte 9] spoort [medeverdachte 11] aan die ‘pannekoeken’ te zoeken, dan zou hij ervoor zorgen dat ze naar de ebi gaan en ‘afrekenen’. [medeverdachte 11] schrijft dat hij er wel een paar heeft, waarop [medeverdachte 9] schrijft dat hij meer cellen zal maken en dat hij drie arrestatieteams heeft, waarvoor hij bussen zoekt. [medeverdachte 11] moet gaan kijken voor bussen, het liefst met een dubbele deur. [medeverdachte 11] vraagt daarop of [medeverdachte 9] ook nog snelle auto’s moet hebben. Volgens [medeverdachte 9] zijn die altijd welkom, een onopvallende station of zo, een beetje groot in verband met meenemen (het hof begrijpt: van personen). [medeverdachte 11] informeert vervolgens die dag bij een onbekend gebleven gebruiker van een EncroChat-account ( [EncroChatnaam 14] ) of deze een auto en busjes kan regelen en, zo ja, voor welke prijs.
De volgende dag heeft een berichtenwisseling plaats tussen [medeverdachte 10] en [medeverdachte 9] . [medeverdachte 9] meldt aan [medeverdachte 10] dat deze een lek heeft. Ze bespreken vervolgens onder meer dat ‘zwager’ te veel weet en dat [persoon 3] alles van [medeverdachte 10] afweet. Vervolgens wordt geopperd om ‘tester’ één ‘stuk’ te geven om hem daarna te ontvoeren. [medeverdachte 10] merkt op om ‘15M’ (het hof begrijpt: 15 miljoen euro) terug te pakken. [medeverdachte 9] stelt dat als hij ‘die hond’ op de stoel heeft, dat er dan meer zal komen. [medeverdachte 10] schrijft vervolgens dat hij één rat heeft, die mocro die hij ‘leeg wilde trekken en ontvoeren’, maar door Corona ging dat niet. Die mag nu hun ‘ebi komen inwijden’.
Op 4 april 2020 informeert [medeverdachte 10] bij [medeverdachte 9] hoe ver deze is met de ebi en het vervoer. [medeverdachte 9] antwoordt dat de ebi volgende week dinsdag/woensdag helemaal af is; de ‘behandelkamer’ hebben ze vrijdag afgemaakt en maandag beginnen ze aan de verblijven. Wat het vervoer betreft zijn er nog steeds geen bussen, maar dat heeft [medeverdachte 9] bij vier leveranciers uitstaan. Verder merkt [medeverdachte 9] op dat hij ook al een ‘vaste cipier’ in dienst heeft die ook meebouwt. Die is het aanspreekpunt voor de eigenaar van het pand en ook cipier. Er is volgens [medeverdachte 9] dus 24/7 beveiliging. Diezelfde dag bericht [medeverdachte 10] aan [medeverdachte 7] dat hij een ‘obs bus’ (het hof begrijpt gelet op de verdere inhoud van de berichtenwisseling: een observatiebus) wil hebben, waarmee je tot op honderd meter kunt zien wie een huis in- en uitgaat. Er moet een bus worden gekocht op naam van een katvanger. [medeverdachte 7] bericht vervolgens diezelfde dag aan [medeverdachte 12] dat er een busje en een auto moeten worden gehaald, met een camera erin en op naam van een goede katvanger. Verder vraagt [medeverdachte 10] die dag aan [medeverdachte 11] of die al iets van die bussen heeft gehoord. [medeverdachte 10] schrijft dat hij een bus met dubbele deuren wil hebben en een totaal andere bus, een ander model met een andere kleur, voor de ‘overstap’. [medeverdachte 11] schrijft dat die regelmatig worden aangeboden en dat hij er een zal pakken als die langskomt. Enige dagen later bericht [medeverdachte 11] met een onbekend gebleven gebruiker van een EncroChat-account ( [EncroChatnaam 15] ) over busjes met twee schuifdeuren, die – zo bericht hij vervolgens aan [medeverdachte 9] – kunnen dienen als de ‘overstapper’. [medeverdachte 11] bespreekt verder met [medeverdachte 9] dat de ‘station’ (het hof begrijpt: stationwagen) en de bus tussen Roosendaal en Rotterdam zullen worden neergezet, dan laat [medeverdachte 9] deze daar ophalen.
Op 5 april 2020 is er een berichtenwisseling tussen [medeverdachte 10] en [medeverdachte 12] . Ze communiceren onder meer over [persoon 3] die gevolgd wordt; [medeverdachte 12] zal ervoor zorgen dat diens auto wordt voorzien van een peilbaken (zo leidt het hof af uit de door beiden gebruikte woorden ‘geplakt’, ‘gps’ en ‘geen achterbumper (…) die vind hij gelijk (…) wielkas (…) komt goed’). [medeverdachte 12] merkt over hem op dat hij sowieso (het hof begrijpt: op de) ‘stoel’ moet. [medeverdachte 10] antwoordt dat dit gaat gebeuren. [medeverdachte 12] voegt daaraan toe dat dat is omdat [persoon 3] niet eerlijk is geweest. In lijn met deze laatste opmerking schrijft [medeverdachte 10] enkele dagen later – op 8 april 2020 – aan de (onbekend gebleven) gebruiker van het account [EncroChatnaam 16] @encrochat.com dat [persoon 3] hem zwaar heeft bestolen en dat het ‘oorlog’ is. [medeverdachte 10] heeft [persoon 3] miljonair gemaakt en als dank krijgt hij een mes in zijn rug. [medeverdachte 10] merkt op dat hij op hun lijst staat: ze proberen mensen om [medeverdachte 10] heen te ‘klaren’ (het hof begrijpt: te doden).
Op 8 april 2020 stuurt [medeverdachte 9] een zestal foto’s aan [medeverdachte 10] , waarop de containers en de tandartsstoel (naar het hof aanneemt: uit de loods in Wouwse Plantage) te zien zijn. [medeverdachte 9] schrijft bij de foto’s dat het drie keer geïsoleerd is; ook als je er naast staat hoor je niets. [medeverdachte 10] reageert met een blije smiley en schrijft dat hij het top vindt, met de toevoeging ‘voertuigen nog’. [medeverdachte 10] spoort [medeverdachte 9] aan alles te pakken wat deze nodig denkt te hebben, ook wapens. Op de vraag welke wapens hij moet hebben antwoordt [medeverdachte 9] met de woorden handwapens en wat automatische misschien; met een demper is altijd handig. Daaraan voegt hij toe dat als ze niet meewerken, gelijk in de knie (het hof begrijpt: dan worden ze gelijk in de knie geschoten). Ook hierop reageert [medeverdachte 10] goedkeurend, met een blije smiley. [medeverdachte 9] schrijft verder dat hij twee teams heeft en dat het derde team er ook bij komt. Het ‘OT’ (het hof begrijpt: het observatieteam) is vol bezig; iedereen heeft honger. [medeverdachte 10] ook, zo besluit deze de conversatie. [medeverdachte 10] zoekt ondertussen contact met [medeverdachte 12] en vraagt of hij tien handwapens, ‘wat automatische’ en ‘iets met demper’ kan regelen. Die avond berichten [medeverdachte 10] en [medeverdachte 12] verder over de wapens. [medeverdachte 12] schrijft dat hij handwapens heeft liggen en ook nog meer gaat kopen; hij heeft ook automatische wapens, twee ‘m16 met trommels’. [medeverdachte 10] vraagt [medeverdachte 12] of hij hun bajes voor [persoon 3] en diens ‘matties’ wil zien, stuurt enkele (voor de politie onbekend gebleven) foto’s aan [medeverdachte 12] toe met de toelichting dat er plek voor een man of tien is; de loods is schoon. Volgens [medeverdachte 10] mogen ze schreeuwen.
De volgende dag, op 9 april 2020, sturen [medeverdachte 10] en [medeverdachte 9] elkaar berichten over verschillende types vuurwapens en politiekleding waarover ze beschikken – [medeverdachte 9] geeft aan maat XXL te kunnen gebruiken – en elektronische stopborden. Volgens [medeverdachte 10] is ‘deur eruit en huis uittrekken’ beter. [medeverdachte 9] reageert dat hij ‘AT-vesten’ heeft. [medeverdachte 10] bericht gelijk aan [medeverdachte 12] dat hij ‘Popo kleding AT kleding’ wil hebben in de maten XL en XXL. [medeverdachte 12] bericht later die dag dat hij die ‘popo’ (het hof begrijpt: die – kennelijk corrupte – politieagent) gaat vragen voor die kleding.
[medeverdachte 12] neemt een dag later, 10 april 2020, via EncroChat contact op met een onbekend gebleven gebruiker van EncroChat ( [EncroChatnaam 17] ). [medeverdachte 12] vraagt aan [EncroChatnaam 17] of die aan ‘apeeltjws’ (het hof begrijpt ‘speeltjes’ oftewel – gelet op het vervolg van de correspondentie – vuurwapens) kan komen, AK’s, Glocks en automatische. Enkele dagen later bericht [EncroChatnaam 17] aan [medeverdachte 12] dat hij de ‘pipas’ met ‘snoepjes erbij’ (het hof begrijpt: de vuurwapens met patronen) heeft. [medeverdachte 12] laat vervolgens weten dat hij de spullen zo bij hem laat ophalen.
Op 18 april 2020 schrijft [medeverdachte 10] aan [medeverdachte 9] dat hij pas weer in de spiegel zal kijken als zijn lijst is afgewerkt. [medeverdachte 9] antwoordt dat ze allemaal vroeg of laat aan de beurt gaan komen; hoe lang willen ze zich verstoppen. Als de bussen er zijn gaan ze beginnen, zonder genade. [medeverdachte 10] schrijft dat hij normaal gesproken niet van ‘deze afdeling’ is, maar er zijn er nu een paar die hij hoopt te kunnen ‘martelen’. [medeverdachte 9] en [medeverdachte 10] concluderen samen dat ze door hen worden gedwongen: het is – in de woorden van [medeverdachte 9] – ‘neuken of geneukt worden’.
Op 4 mei 2020 is er berichtenverkeer tussen [medeverdachte 9] en [medeverdachte 6] . [medeverdachte 9] merkt op dat ‘bolle’ (het hof begrijpt: [medeverdachte 2] ) weer heeft gelogen: hij moet worden gelokt, meegenomen en ‘die cel worden ingekankerd’. [medeverdachte 6] reageert met de opmerking dat hij die ‘kk homo junkie’ niet begrijpt.
Op 7 mei 2020 bericht [medeverdachte 9] aan [medeverdachte 6] dat hij een locatie voor de ‘boys’ heeft: een loods met een kantoor; van het kantoor maken ze een huiskamer. Het is een ‘soort AT hoofdkwartier’ in de omgeving van Rotterdam. [medeverdachte 9] licht toe dat je vanaf daar – een ‘uitval basis’ – gelijk kunt uitrukken. [medeverdachte 6] reageert instemmend op de verschillende berichten; hij heeft er ‘zin in’. [medeverdachte 9] schrijf verder dat hij daar een auto, een bus, een motorscooter, wapens en vesten neerzet. Er komt een ‘OT’ (het hof begrijpt: een observatieteam) bij de gym; als daar dan mensen aan het posten zijn ‘op ons’, sturen ze hun team op hen af: gelijk ‘drive bye’ en ‘Ratatatata’. Zo hoort het volgens [medeverdachte 6] .
Op 12 mei 2020 is er een berichtenwisseling tussen [medeverdachte 9] en [medeverdachte 6] . [medeverdachte 9] stuurt een screenshot aan [medeverdachte 6] van een bericht van ‘ [bijnaam 1] ’ (het hof begrijpt: [medeverdachte 1] ). In dit bericht wordt meegedeeld dat de slaapbank, tv en PlayStation nu op L2 (het hof begrijpt: de loods in Rotterdam) zijn; morgen volgen de gordijnen, zodat ‘ze’ kunnen slapen. [medeverdachte 9] bericht vervolgens aan [medeverdachte 6] dat L2 ‘hun slaaplocatie’ wordt en dat ze gelijk een snelle auto, bus en motor erin zetten.
[medeverdachte 9] en [medeverdachte 6] schrijven op 15 mei 2020 opnieuw berichten aan elkaar. [medeverdachte 9] bericht [medeverdachte 6] dat hij druk is geweest: ze hebben vandaag vijf bussen, twee snelle auto’s en vier motors opgehaald. [medeverdachte 9] vraagt [medeverdachte 6] wat hij qua budget nodig heeft om alles te halen: zenders, portofoons, telegramtoestellen, bivakmutsen, tiewraps et cetera. [medeverdachte 9] merkt op dat ze maandag ‘ready’ moeten zijn. Die dag laat hij vesten en een tas met ijzer (het hof begrijpt: vuurwapens) leveren. [medeverdachte 9] vraagt [medeverdachte 6] vervolgens of hij ook politiekleding nodig heeft, maar dit is volgens [medeverdachte 6] niet nodig. [medeverdachte 9] draagt [medeverdachte 6] op zelf te controleren of alles goed is en niets kwijt te raken, want hij krijgt 25000 aan ijzer (het hof begrijpt: voor 25 duizend euro aan vuurwapens); hij heeft alles nieuw gekocht. [medeverdachte 6] reageert dat hij zijn leven erop zet; hij heeft er bovendien heel veel zin in. [medeverdachte 6] schrijft dat het simpel is: ophalen en afleveren, daar is niet veel voor nodig. [medeverdachte 9] bevestigt dat, maar voegt daaraan toe dat het weghalen ook gaat gebeuren, dus [medeverdachte 6] moet alles voorbereiden en moet alles kopen wat hij nodig heeft: kleding, ducttape, tiewraps, portofoons, zenders, et cetera. Alles moet ‘prof’ worden gemaakt: niemand mag ontkomen. [medeverdachte 6] antwoordt dat dat ook niet gaat gebeuren. [medeverdachte 9] sluit af met de opmerking dat maandag alles klaar moet zijn.
Op 20 mei 2020 zijn [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] bij de loods in Rotterdam geweest. [medeverdachte 6] bericht de volgende dag aan [medeverdachte 9] dat hij gisteren met [bijnaam 1] had afgesproken en dat hij alles heeft gezien. [medeverdachte 6] schrijft dat het een topplek is en dat ze er vanaf morgen in gaan.
Op 31 mei 2020 heeft een berichtenwisseling plaats tussen [medeverdachte 9] en [medeverdachte 11] , waarin wordt besproken dat [persoon 6] ( [persoon 6] ) die spullen nog ergens heeft; het zou volgens [medeverdachte 9] een leuke bonus zijn als ze die vinden. [medeverdachte 9] schrijft dat desnoods zijn familie moet worden meegenomen en dan te zeggen dat 30 ‘mil’ (het hof begrijpt: miljoen euro) moet worden overgemaakt naar colo (het hof begrijpt: Colombia), anders krijgt hij hen niet terug. Volgens [medeverdachte 9] is dit zo’n ‘anoniem jackpot gevalletje’. [medeverdachte 11] merkt op dat die (het hof begrijpt: de familie van [persoon 6] ) gewoon thuis zijn. [medeverdachte 9] vraagt zich af waar ze die kunnen meenemen. Het zou lekker zijn om losgeld te vragen voor die 1000 stuks; dat ‘hoerenkind’ komt volgens [medeverdachte 9] later wel, om vervolgens losgeld – 25 miljoen plus boete – te vragen voor die 1000 stuks. [medeverdachte 9] draagt [medeverdachte 11] op zijn huiswerk te gaan doen: het team staat klaar om ‘in te laden’ en het ‘verblijf is er ook’. Volgens [medeverdachte 11] zijn ‘ze wijf en en kind geen hogere wiskunde’. [medeverdachte 9] eindigt met de opmerking dat [medeverdachte 11] maar moet zeggen wanneer hij kan inplannen: ‘plek en tijd dat ze getrokken kunnen worden’.
Op 22 juni 2020 is in de woning van [medeverdachte 1] een Samsung A10s en een Samsung S10+ in beslag genomen. De Samsung A10 bevond zich in diens slaapkamer, op een nachtkastje aan de oplader. [medeverdachte 1] had in januari 2020 op de Samsung A10 onder meer de volgende Telegram-berichten (van [medeverdachte 9] alias ‘ [bijnaam 3] ’ of ‘ [bijnaam 3] ’) aan zichtzelf doorgestuurd:
[bijnaam 3] :
We moeten genoeg riemen hebben om vast te maken
Ti reps
Ducktape
Specy kuip voor waterboarden
Tang set vppr (het hof begrijpt: voor) nagels
Kniptang voor vingers en tenen
Gasbrandertje
En ski of veiligheids bril binnenkant zwart gespoten
Ketting en een slot
Ankers voor in vloer
Op 3 mei 2020 is op de onder [medeverdachte 1] in beslag genomen Samsung S10+ tussen 12:43 uur en 12:49 uur via Google gezocht op de volgende items:
Arrestatie muts
Arrestatie zak over hoofd
Zwarte zak
Zwarte stoffen zak
Zwarte stofzak
Op 10 mei 2020 is op die Samsung S10+ onder meer het volgende opgezocht:
hoe zelf chloroform maken
chloroform of ether
chloroform maken
ether kopen
ether makem
diethyl ether kopen
diethyl ether in water
Verder is op 10 mei 2020 om 20:26 uur via Google gezocht op de vraag ‘
hoe zelf chloroform maken’, waarna een website werd bezocht met de titel ‘
Raak je snel bewusteloos als iemand je een doek met een chloroform voor je mond en neus drukt?’. Vervolgens is een website bezocht met de titel ‘
Wanneer raak je bewusteloos?’, gevolgd door de vraag op dezelfde website met de titel ‘
Waar kan ik chloroform kopen?’. Voorts is met de Samsung S10+ gezocht op een website met de titel ‘
Waar kan ik droogijs kopen?’. Hierna werd een website bezocht waarop diverse soorten gassen kunnen worden besteld, waaronder droogijs. Daarnaast werd er een website bezocht met de titel ‘
Waar kan ik Natriumacetaat kopen?’, waarna wederom werd gezocht op de zoekvragen ‘
hoe zelf chloroform Maken’, ‘
waar kan ik chloroform kopen’, ‘
Raak je snel bewusteloos als iemand je een doek met een chloroform voor je mond en neus drukt?’ en ‘
hoe kan ik aan chloroform komen?’.
Op 13 mei 2020 stuurde [medeverdachte 1] het volgende bericht aan zichzelf:
[bijnaam 3] :
Kan je een planning maken voor volledige bezetting 24/7
En wie pakt over van team A
Wil maar beperkt aantal mensen bij L3
En welke bus pakken we mee over
Kan je een plan maken voor dit?
Dan weet ik hoeveel mense ik nog moet aannemen
Team A en team B foen ophalen en afgeven
Team L3 doet overpakken en opsluiten tot verhoor team komt
Op drie uitgeprinte documenten die zijn aangetroffen bij de doorzoeking van de verblijfplaats van [medeverdachte 1] aan het [adres 5] te Den Haag zijn onder andere door [medeverdachte 1] handgeschreven aantekeningen aangetroffen. Op de achterzijde van een van de prints, van de op Google Maps opgezochte locatie ‘ [adres 4] ’ – een locatie in Wouwse Plantage, ongeveer vier kilometer van de loods aan de [adres 3] te Wouwse Plantage – staat het volgende geschreven:
Team a haalt paket op
Team B. eerste overstap
Team L3 2de overstap
L3
Daarnaast werd er een print aangetroffen van de op Google Maps opgezochte locatie ‘ [adres 6] ’, eveneens een locatie in Wouwse Plantage in de nabije omgeving van de loods aan de [adres 3] te Wouwse Plantage. Op de achterzijde van deze print zijn de volgende handgeschreven aantekeningen aangebracht:
L3 overdag
Bewaking avond
nacht
vragenstellers
bus voor laatste overstap
Op een telefoon die op 22 juni 2020 onder de inmiddels onherroepelijk veroordeelde medeverdachte [medeverdachte 4] in beslag is genomen is een foto aangetroffen van een goederenlijst met daarop onder meer de volgende opgesomde goederen:
Rollen zwarte ducktape
Ti rips groot van AT
Chirurgische set
Hamer
Messenset
Theedoeken
Brandslang
Zwarte ski bril
Zwarte zak en handboeien.
Conclusie
Op basis van de hiervoor weergegeven berichtenwisselingen en de overige bewijsmiddelen, kan het volgende worden vastgesteld over de misdrijven die de medeverdachten wilden plegen.
( i) Er speelde een zeer ernstig conflict tussen de organisatie van [medeverdachte 10] en [persoon 3] en diens aanhangers. Aanvankelijk werd [persoon 3] gezocht vanwege de door hem kennelijk gestolen miljoenen euro’s, in verband waarmee hij al eens eerder ‘op de stoel had gezeten’ en ook een (naar het hof aanneemt) geldkoerier tijdelijk van zijn vrijheid beroofd is gehouden. Later wilde men ook wraak vanwege de liquidatie van [medeverdachte 12] en was niet enkel [persoon 3] een beoogd doelwit, maar ook diens aanhangers en desnoods familieleden.
( ii) Uit de wijze waarop zes van de zeven zeecontainers waren ingericht blijkt dat het de bedoeling was om mensen hierin tegen hun wil vast te houden. De containers waren voorzien van een tussenwand met daarin een deur die op slot kon. De containers konden ook nog van buiten met een hangslot worden afgesloten. Uit het feit dat er een toilet in de binnenruimte was geplaatst volgt dat het de bedoeling was om personen langere tijd vast te houden, waarbij zij dan kennelijk met een camera in de gaten konden worden gehouden. Het was (behalve in container 5) mogelijk om personen vast te ketenen, met de voeten in voetboeien en de handen daarboven in handboeien geplaatst, waarbij zij dan in staande positie van het chemisch toilet gebruik zouden moeten maken.
( iii) Dat het de bedoeling was om personen in de zeecontainers tegen hun wil vast te zetten volgt ook onmiskenbaar uit de hiervoor genoemde berichtenwisselingen, waarbij van belang is dat uit de foto’s die [medeverdachte 10] en [medeverdachte 9] op 8 april 2020 uitwisselden blijkt dat de communicatie inderdaad betrekking heeft op de zeecontainers in de loods in Wouwse Plantage. Het hof wijst in het bijzonder op de berichten waarin wordt geschreven over:
 de bestemming van het loodsencomplex: de ene loods als gevangenis – een ‘ebi 2.0’, een ‘cellencomplex’ (berichten van 1 april 2020), een ‘bajes’ voor [persoon 3] en zijn ‘matties’, met containers die zo goed geïsoleerd zijn dat ‘je niets hoort, ook als je er naast staat’, met plek voor een man of tien die ‘mogen schreeuwen’ (berichten van 8 april 2020) – en de andere loods als uitvalsbasis voor de ‘arrestatieteams’: een ‘AT hoofdkwartier’, een ‘uitval basis’ is van waaruit je ‘gelijk kunt uitrukken’ (berichten van 7 mei 2020) en waar de mannen ook kunnen slapen (bericht van 12 mei 2020);
 de beveiliging: een ‘cipier’, ‘24/7 beveiliging’ (bericht van 4 april 2020);
 de teams die worden ingeschakeld om doelwitten op te pakken: ‘arrestatieteams’ (bericht van 1 april 2020) die zullen ‘ophalen en afleveren’ (bericht van 15 mei 2020),
 de wijze waarop dat zal gebeuren: met het gebruik van ‘handwapens’ en ‘automatische’ vuurwapens (en als de arrestanten niet meewerken moeten ze ‘gelijk in de knie’ worden geschoten) (berichten van 8 april 2020), met het gebruik van politiekleding, kleding van het arrestatieteam en elektronische stopborden (om aldus, zo begrijpt het hof, een doelwit te laten geloven dat hij met politieambtenaren te maken heeft) en door middel van ‘deur eruit en huis uittrekken’ (het hof begrijpt: met geweld een doelwit uit diens huis te halen) (berichten van 9 april 2020;
 de voertuigen die daarbij worden gebruikt: ‘snelle auto’s, ‘bussen met een dubbele deur’ (berichten van 1 april 2020), een ‘totaal andere’ bus voor de ‘overstap’ (berichten van 4 april 2020).
Verschillende goederen waarover in de genoemde berichten wordt geschreven zijn in de loodsen aangetroffen: vuurwapens, politiekleding, -schoeisel, -koppels met toebehoren, kogelwerende vesten, zwaailampen en een stoptransparant.
( iv) Uit de berichten blijkt dat het ook de bedoeling was om personen zwaar te mishandelen. Het hof wijst in de eerste plaats op de berichten waarin wordt geschreven over:
 de ‘behandelkamer’ (het hof begrijpt: de container met de tandartsstoel) die gereed is (bericht van 4 april 2020);
 [persoon 3] die sowieso ‘op de stoel’ (het hof begrijpt: de tandartsstoel die in één van de zeecontainers is aangetroffen) zal komen (bericht van 5 april 2020);
 de wens om ‘een paar te kunnen martelen’ (bericht van 18 april 2020).
( v) Het voornemen om mensen te martelen blijkt ook uit de verschillende goederen die in de loodsen zijn aangetroffen. De tandartsstoel in container 5 had armleuningen en een voetsteun die waren voorzien van riemen, banden en de voetsteun ook van boeien. Er kon dus iemand op de stoel worden vastgezet. Kennelijk was de bedoeling om deze persoon (vervolgens) aan martelingen te onderwerpen, getuige de aangetroffen snoeischaar, takkenschaar, takkenzaag, scalpels, diverse tangen (die blijkens de op de telefoon van [medeverdachte 1] aangetroffen aantekeningen van [medeverdachte 9] waren bestemd voor – het toepassen van geweld op – nagels, vingers en tenen), vingerboeien, gasbrander met navulfles en zwarte katoenen zakken met een trekkoord. Ook bevond zich in container 5 een speciekuip, die blijkens diezelfde aantekeningen van [medeverdachte 9] zou worden gebruikt om personen te onderwerpen aan ‘waterboarden’, een martelmethode waarbij bij iemand natte doek of zak over het hoofd krijgt waarover steeds opnieuw water wordt gegoten, waardoor diegene voortdurend het gevoel heeft te verdrinken.
( vi) Verder volgt uit de berichten dat geweld op personen zou moeten worden uitgeoefend om hen te bewegen geld te betalen
.Het hof wijst daarbij in het bijzonder op de berichten van 2 april 2020, waarin wordt geschreven over 15 miljoen euro die moeten worden teruggepakt; als [medeverdachte 9] ‘die hond’ op de stoel heeft zal er meer (het hof begrijpt: geld) volgen.
( vii) Tot slot volgt uit de berichten dat het voornemen was om geld te verkrijgen van personen door familieleden (vrouw en/of kinderen) in de zeecontainers vast te zetten. Het hof wijst in het bijzonder op de berichten van 31 mei 2020 waaruit volgt dat de partner en het kind van [persoon 6] ( [persoon 6] of [persoon 6] ) zouden moeten worden opgepakt, die dan pas zouden worden vrijgelaten als [persoon 6] dertig miljoen euro zou overmaken naar Colombia: een ‘anoniem jackpot gevalletje’.
5.5
Criminele organisatie
Beoordelingskader
Onder een 'organisatie' als bedoeld in artikel 140 Sr wordt volgens vaste jurisprudentie verstaan een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon.
Van 'deelneming' aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr is sprake als de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met het oogmerk tot het plegen van de strafbare feiten, dan wel dat hij deze gedragingen ondersteunt. Het is niet vereist dat een deelnemer aan de criminele organisatie moet hebben samengewerkt of bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaakten van dat samenwerkingsverband of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. De deelneming moet voor de verdachte op zichzelf worden beoordeeld. Het is dus bijvoorbeeld niet van belang of andere personen meer hebben gedaan of een belangrijker rol vervulden dan de verdachte.
Voor 'deelneming' in de zin van artikel 140 Sr is voldoende dat de verdachte in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. De verdachte hoeft geen wetenschap te hebben van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd, maar wel moet hij een aandeel hebben gehad of ondersteuning hebben geboden aan gedragingen ter verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
Het gaat bij het misdrijf van artikel 140 Sr niet om het daadwerkelijk gepleegd zijn van misdrijven, maar om het 'oogmerk' tot het plegen van misdrijven. Voor dat oogmerk kan ook het naaste doel van de organisatie volstaan. Het is niet vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is. Het oogmerk hoeft niet in de tenlastelegging nader te zijn omschreven, maar moet uit de bewijsvoering blijken. Daarbij kan onder meer betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie al zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking – zoals dat kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie – en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Voor het bewijs voor deelname aan de criminele organisatie zal, gelet op het hiervoor weergegeven beoordelingskader, dus moeten worden vastgesteld dat:
(i) sprake is geweest van een organisatie;
(ii) deze organisatie als oogmerk had het plegen van misdrijven;
(iii) het handelen van de verdachte kan worden aangemerkt als deelneming aan deze organisatie.
Organisatie
Op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen stelt het hof vast dat tussen de verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 10] en [medeverdachte 11] een samenwerkingsverband heeft bestaan met een zekere duurzaamheid en structuur. Uit hetgeen in 5.4 is overwogen blijkt dat tussen de verdachten gedurende een langere periode veelvuldig communicatie plaatsvond. Uit deze communicatie blijkt dat sprake was van onderlinge afstemming om verschillende misdrijven, waaronder wederechtelijke vrijheidsberoving, gijzeling, afpersing in vereniging, zware mishandeling met voorbedachte rade, opzetheling en het voorhanden hebben van een of meer vuurwapens, voor te bereiden dan wel uit te voeren.
Hierbij was sprake van een structuur met een zekere hiërarchie en rolverdeling, waarbij in opdracht van [medeverdachte 10] en [medeverdachte 9] de loodsen in Rotterdam en Wouwse Plantage gereed werden gemaakt. [medeverdachte 10] en [medeverdachte 9] voerden veelvuldig overleg over de (voorgenomen) misdrijven, hoe de loodsen moesten worden ingericht en de stand van zaken van de kluswerkzaamheden. [medeverdachte 10] had contact met [medeverdachte 7] en [medeverdachte 12] , aan wie hij verschillende opdrachten, die eveneens verband hielden met deze (voorgenomen) misdrijven, gaf en die vervolgens weer werden uitgezet bij andere personen. [medeverdachte 9] stuurde de verdachte [medeverdachte 2] aan om via witwasconstructies, waarbij [medeverdachte 2] hulp kreeg van [medeverdachte 3] en [verdachte] , de loodsen en een woning voor een medeverdachte te huren en containers te kopen en te huren. [medeverdachte 11] vervulde de rol van ‘spotter’ en kreeg daartoe opdrachten van [medeverdachte 7] en [medeverdachte 9] . [medeverdachte 11] hield zich in die rol bezig met het achterhalen van informatie over en het zoeken naar beoogde slachtoffers. Daarnaast hield [medeverdachte 11] zich bezig met het regelen van auto’s. [medeverdachte 6] werd door [medeverdachte 9] aangestuurd om de loods in Rotterdam gereed te maken en daar op te gaan treden als de leider van ’het elite / A team’ (het hof begrijpt: arrestatieteam), dat tot taak had slachtoffers op te pakken en af te leveren. [medeverdachte 1] had een prominente rol bij de kluswerkzaamheden in beide loodsen en hij is door de eigenaar van de loods in de Wouwse Plantage herkend als ‘de voorman’ van de klussers. [medeverdachte 1] stuurde [medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 8] aan tijdens de kluswerkzaamheden en daarnaast hield hij zich bezig met de uitbetaling van ‘salarissen’ aan verschillende leden van de criminele organisatie.
Oogmerk van de organisatie
In het voorgaande ligt besloten dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving, gijzeling, afpersing in vereniging en zware mishandeling met voorbedachten rade.
Ten aanzien van het oogmerk ‘opzetheling’ wijst het hof in het bijzonder op de volgende EncroChat-berichten:
- Op 26 maart 2020 vraagt [medeverdachte 12] aan een onbekend gebleven gebruiker van een EncroChat-account ( [EncroChatnaam 18] ) of hij ‘aan gestolen auto’s kan komen’. Een dag later, op 27 maart 2020 in de ochtend rond 10.35 uur vraagt [medeverdachte 12] aan [EncroChatnaam 18] of hij aan een contactpersoon van hem kan vragen of ‘hij ook busjes heeft’. Op diezelfde dag om 19.18 uur schrijft [EncroChatnaam 18] aan [medeverdachte 12] dat ‘die waggie zo klaar staat’. [medeverdachte 12] vraagt welke auto het is en [EncroChatnaam 18] antwoordt ‘BMW 535d dubbele turbo volgens mij is snelle auto’. Op 29 maart 2020 koppelt [medeverdachte 12] terug aan [medeverdachte 9] ‘maat geregelt zitgen nieuw pkaten op’ en ‘geen gestolen maat gedubbeld’. Op 19 april 2020 neemt [medeverdachte 12] weer contact op met [EncroChatnaam 18] en [EncroChatnaam 18] deelt aan [medeverdachte 12] mee dat hij voor hem een busje heeft ‘maar enkel cabine drie personen voor alleen’ en dat het een Transporter is. [EncroChatnaam 18] verzekert [medeverdachte 12] ook dat het ‘een snelle busje is’ en dat alleen ‘de platen nog gefixt moeten worden’. Op 20 april 2020 rond 13.45 uur vraagt [EncroChatnaam 18] aan [medeverdachte 12] of [EncroChatnaam 5] (de verdachte [medeverdachte 1] ) ‘iemand van hem is’. [medeverdachte 12] antwoordt dat het ‘wel eens voor die bus ophalen kan zijn’ en dat [medeverdachte 1] op hem wacht. Om 16.37 uur stuurt [EncroChatnaam 18] aan [medeverdachte 12] ‘heb afgeleverd bro’.
- Op 1 april 2020 vraagt [medeverdachte 9] aan [medeverdachte 11] om nog ‘wat bussen te zoeken met dubbele deur het liefst’. [medeverdachte 11] antwoordt ‘moet je hebben kan ze zo bestellen maat alleennze vragen geld ervoor’. [medeverdachte 9] schrijft dat hij alleen ‘snelle auto’s wil met een dubbele deur’. In een gesprek later op die dag informeert [medeverdachte 11] op verzoek van [medeverdachte 9] bij een onbekend gebleven gebruiker van een EncroChat-account ( [EncroChatnaam 14] ) of deze een auto en busjes kan regelen en, zo ja, voor welke prijs.
- Op 4 april 2020 omstreeks 16.20 uur schrijft [medeverdachte 7] aan [medeverdachte 12] dat hij een ‘busje caddy en auto’ moet halen met een camera erin en dat hij deze op naam van een goede katvanger moeten zetten.
- Op 4 april 2020 hebben [medeverdachte 9] en [medeverdachte 11] gesprekken over het regelen van bussen. [medeverdachte 9] vraagt aan [medeverdachte 11] of hij al ‘iets gehoord heeft van de bussen’. [medeverdachte 11] schrijft dat ‘hij het zou laten weten als ze er 1 binnen hebben moet met 2 schuifeuren dua evem zoeken voor ze’. [medeverdachte 9] schrijft dat hij er ‘sowieso 1’ wil hebben ‘en 1 andere bus totaal anders voor overstap’. [medeverdachte 11] vraagt ‘dan 1 donkere kleur 1 witte of zilver’. [medeverdachte 9] antwoordt ‘ja en ander model’ en ‘witte sprinter ofzo als 2e’. [medeverdachte 11] schrijft dat hij het gaat regelen, maar dat hij alleen even moet kijken waar ze heen gebracht moeten worden omdat hij nu geen plek ervoor heeft. [medeverdachte 11] schrijft tevens ‘die ford heb ik gezegd wacht even tot ik platen heb amders staat die op straat’. [medeverdachte 9] schrijft dat hij de Ford wil laten ophalen als [medeverdachte 11] deze auto ‘met goede platen ergens zet’.
Uit camerabeelden die zijn opgenomen in de loods in Wouwse Plantage blijkt het volgende:
- Op camerabeelden van 14 mei 2020 is te zien dat [medeverdachte 4] samen met [medeverdachte 3] werkzaamheden verricht aan de kentekenplaten van een grijze Ford Focus. Dit doen zij die dag ook met kentekenplaten aan de voor- en achterzijde van een zwarte BMW en aan de kentekenplaten aan de achterzijde van een Volkswagen Transporter. Vervolgens worden de drie voertuigen schoongespoten met een hogedrukreiniger door [medeverdachte 3] en neemt [medeverdachte 4] de voertuigen af met een doek.
- Op camerabeelden van 19 mei 2020 is te zien dat [medeverdachte 4] samen met [medeverdachte 1] bezig is met een kentekenplaat aan de achterzijde van een witte Volkswagen Transporter.
- Op camerabeelden van 15 juni 2020 is te zien dat [medeverdachte 3] een Opel Vivaro, voorzien van kenteken [kenteken] schoonmaakt. Uit onderzoek is gebleken dat dit voertuig voorzien is van valse kentekenplaten en dat dit voertuig sinds 16 juni 2020 als gestolen staat opgegeven.
Tijdens de doorzoeking van de loodsen in Rotterdam en in Wouwse Plantage op 22 juni 2020 zijn meerdere voertuigen aangetroffen waarvan is vastgesteld dat deze gestolen waren. Uit onderzoek is gebleken dat de in de loodsen aangetroffen voertuigen grote gelijkenissen vertonen met de voertuigen waarover geconverseerd wordt in de hierboven beschreven EncroChat-berichten.
In de loods in Wouwse Plantage is tevens politiekleding aangetroffen. Uit een EncroChat-gesprek van 9 april 2020 blijkt dat [medeverdachte 9] bij [medeverdachte 10] aangaf dat hij ‘altijd politiekleding nodig heeft’ en dat [medeverdachte 10] heeft toegezegd daar achteraan te gaan. Op diezelfde dag stuurt [medeverdachte 10] [medeverdachte 12] een bericht over het regelen van ‘popo kleding AT kleding’, waarop [medeverdachte 12] aangeeft dit te gaan vragen aan ‘die popo’ (het hof begrijpt: die – kennelijk corrupte – politieagent). Van drie politiejassen die in de loods zijn gevonden is vastgesteld dat deze van diefstal uit een politiebureau in Haren afkomstig zijn. Op één van de politiejassen die is aangetroffen in de loods is sporenmateriaal aangetroffen waarvan het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van een voormalig politieambtenaar die heeft verklaard op illegale wijze politiekleding te hebben verkocht.
Op grond van de hierboven weergegeven EncroChat-berichten en de hierboven beschreven camerabeelden in combinatie met de bevindingen met betrekking tot de in de loods aangetroffen voertuigen en politiekleding komt het hof tot de conclusie dat de criminele organisatie tot oogmerk had het plegen van opzetheling.
Ten aanzien van het oogmerk ‘het voorhanden hebben van een of meer vuurwapens’ wijst het hof in het bijzonder op de volgende EncroChat-berichten:
- Op 8 april 2020 spoort [medeverdachte 10] [medeverdachte 9] aan alles te pakken wat deze nodig denkt te hebben, waaronder wapens. Op de vraag welke wapens hij moet hebben antwoordt [medeverdachte 9] ‘handwapens en wat automatische misschien; met een demper is altijd handig’. Rond dezelfde tijd op diezelfde dag vraagt [medeverdachte 10] aan [medeverdachte 12] ‘maat kan je 10 handwapens regelen?’. [medeverdachte 10] vraagt verder ‘en wat automatische ook aub en iets met demper’. Later die avond schrijft [medeverdachte 12] dat hij handwapens heeft liggen en nog meer gaat kopen: hij heeft ook automatische wapens, namelijk ‘twee m16 met trommels’.
- De volgende dag, op 9 april 2020, hebben [medeverdachte 10] en [medeverdachte 9] gesprekken over de wapens die zij nog hebben liggen. [medeverdachte 10] schrijft ‘M16 met trommel wat zeg jij heb 2 van liggen maar m16 loopt vaak vast huls in de kamer die niet goed eruit komt’. [medeverdachte 9] vraagt of [medeverdachte 10] iets kleiners heeft ‘zoals mp5 H&K’ want daar ‘zit meestal demper op’. [medeverdachte 9] schrijft verder ‘of die nieuwe scorpions schijnen ook goed te zijn en glocks met lange magazijn en automatisch ook top’. [medeverdachte 9] schrijft ook nog ‘dat ze geen fouten kunnen maken met vastlopers’. [medeverdachte 10] schrijft vervolgens ‘had glock 17 full auto met ombouwkit ik ga kijken of ik er meer van kan pakken’. [medeverdachte 9] antwoordt ‘ja die zijn top lopem zelden vast’. [medeverdachte 10] bevestigt dit en schrijft ‘ja helemaal met demper’. [medeverdachte 10] vraagt op diezelfde dag aan [medeverdachte 12] ‘die glocks met ombouwkit die jij had geregeld kan je daar meer van pakken’.
- Op 10 april 2020 stuurt [medeverdachte 12] naar een onbekend gebleven gebruiker van EncroChat-account [EncroChatnaam 17] of hij aan ‘apeeltjws’ (het hof begrijpt ‘speeltjes’ oftewel – gelet op het vervolg van de correspondentie – wapens) kan komen. [medeverdachte 12] geeft aan dat het gaat om ‘AK, glocks en automatische’ wapens. Een paar dagen later, op 15 april 2020, bericht [EncroChatnaam 17] ‘heb zo die pipas voor je’. [medeverdachte 12] vraagt of ze er ‘snoepjes’ bij hebben gedaan erbij’ (het hof begrijpt: de patronen voor de vuurwapens). [EncroChatnaam 17] antwoordt dat dit het geval is. [medeverdachte 12] stuurt aan [EncroChatnaam 17] ‘oke neef ik laat ze zometeen by je ophalen’.
- Op 7 mei 2020 bericht [medeverdachte 9] aan [medeverdachte 6] over dat hij een loods heeft in (de omgeving van) Rotterdam, een ‘soort AT hoofdkwartier’. Hij schrijft dat hij daar verschillende spullen neerzet, waaronder wapens.
- Op 15 mei 2020 laat [medeverdachte 9] aan [medeverdachte 6] weten dat hij die dag een tas met ijzer (het hof begrijpt: vuurwapens) laat leveren. [medeverdachte 9] draagt [medeverdachte 6] op zelf te controleren of alles goed is en niets kwijt te raken, want hij krijgt 25000 aan ijzer (het hof begrijpt: voor € 25.000,00 aan vuurwapens); hij heeft alles nieuw gekocht.
In de loods in Rotterdam zijn meerdere vuurwapens aangetroffen, te weten een automatisch wapen, vier pistolen en twee revolvers en patroonhouders. Zoals in 5.4 is overwogen blijkt uit verschillende EncroChat-berichten dat deze wapens bedoeld waren om personen tegen hun wil van hun vrijheid te beroven en vervolgens in de zeecontainers in Wouwse Plantage vast te zetten. In één van de berichten wordt bijvoorbeeld geschreven dat als ‘de arrestanten’ niet meewerken ze ‘gelijk in de knie moeten krijgen’.
Gelet op de hierboven weergegeven EncroChat-berichten en het aantreffen van de vuurwapens in de loods in Rotterdam komt het hof tot de conclusie dat de criminele organisatie tot oogmerk had het voorhanden hebben van vuurwapens.
Ten aanzien van het oogmerk ‘moord’ wijst het hof op de volgende EncroChat-berichten:
- Op 2 april 2020 hebben [medeverdachte 10] en de onbekend gebleven gebruiker van een EncroChat-account ( [EncroChatnaam 12] ) een gesprek over of er ‘lekkage’ in hun groep is, omdat een beoogd slachtoffer van [medeverdachte 10] dat hij beschouwt als ‘tegenstander’ op de hoogte is van dat er ‘gewerkt is en waarvandaan’. [medeverdachte 10] schrijft in dit gesprek ‘maat iedereen gaat liggen geloof me’ en ‘er zijn dagelijks veel mensen mee bezig je hoord binnenkort’.
- Op 2 april 2020 schrijft [medeverdachte 12] aan [medeverdachte 10] dat hij iemand heeft voor [medeverdachte 10] om zich bezig te houden met het ‘lokken’ van beoogde slachtoffers. [medeverdachte 10] en [medeverdachte 12] chatten verder over of deze persoon te vertrouwen is en [medeverdachte 12] schrijft dat hij ook nog andere mensen heeft om ‘te lokken’. In dit gesprek schrijft [medeverdachte 12] aan [medeverdachte 10] ‘maat jou doel is mijn doel ik ga ook pas dood als jun dood zijti’ (het hof begrijpt: als hun – lees: zij – dood zijn). [medeverdachte 10] antwoordt ‘juist’.
- Op 9 april 2020 wisselen [medeverdachte 9] en [medeverdachte 10] berichten over het regelen van wapens. [medeverdachte 9] schrijft ‘dat ze geen fouten kunnen maken met vastlopers’ (het hof begrijpt: munitie die door een defect in het vuurwapen niet verschoten wordt).
- Op 18 april 2020 hebben [medeverdachte 10] en [medeverdachte 9] een berichtenwisseling waarin [medeverdachte 10] schrijft ‘maat ik kijk pas weer in de spiegel als me lijst is afgewerkt’ en ‘maat ze gaan allemaal vroeg of laat aan de beurt komen’. [medeverdachte 10] beklaagt zich bij [medeverdachte 9] dat ‘alles zo kkrlekker ging’ en dan ‘komt er zo een labiel’. [medeverdachte 9] schrijft ‘maat we hadden die kkr hoer nooit moeten laten gaan’.
- Op 11 mei 2020, de dag na de liquidatie van [medeverdachte 12] , hebben [medeverdachte 7] en [medeverdachte 9] een gesprek over de liquidatie van [medeverdachte 12] . [medeverdachte 9] schrijft ‘dit is slecht nieuws man’. [medeverdachte 7] schrijft ‘ja heel slecht echt erg erg erg’. [medeverdachte 7] schrijft vervolgens ‘is van ons team van je eigen geld’. [medeverdachte 9] schrijft ‘ze moeten dood tot hun hond toe’. [medeverdachte 7] antwoordt ‘alles maat’.
- Een dag later, op 12 mei 2020, hebben [medeverdachte 10] en onbekend gebleven gebruiker van een EncroChat-account ( [EncroChatnaam 12] ) contact over de reden van de liquidatie van [medeverdachte 12] . [medeverdachte 10] schrijft ‘jongmocro was erbij toen ik [persoon 3] op stoel had gezet ...mijn fout dat ik hem heb laten gaan daarom is jongmocro dood...’. [medeverdachte 10] stuurt vervolgens een bericht met alle namen van de groep die hij beschouwt als tegenstanders en [EncroChatnaam 12] specificeert dat ‘ [persoon 3] eerst moet’. Nadat [EncroChatnaam 12] en [medeverdachte 10] verder chatten over wie zij allemaal willen ‘pakken’ schrijft [medeverdachte 10] tot slot ‘heel deze groep moet dood en familie mag ook’.
- Op 12 mei 2020, kort na de liquidatie op [medeverdachte 12] , hebben [medeverdachte 10] en een onbekend gebleven gebruiker van een EncroChat-account ( [EncroChatnaam 19] ) een berichtenwisseling waarin [EncroChatnaam 19] aan [medeverdachte 10] vraagt of alles goed met hem gaat en waarin hij schrijft dat hij heeft gehoord wat er gebeurd is. [medeverdachte 10] schrijft dat ‘hun hitters’ het op hem gemunt hebben. Hij schrijft ook dat hij de grootste ‘killer’ van allemaal heeft, maar dat hij nog niets gedaan heeft. [EncroChatnaam 19] stelt wat vragen, kennelijk over wat er moet gebeuren met de persoon die het volgens [medeverdachte 10] op hem gemunt heeft en die volgens [medeverdachte 10] in Dubai verblijft. [medeverdachte 10] legt uit aan [EncroChatnaam 19] dat wapens moeilijk te krijgen zijn in Dubai. Op 13 mei 2020 schrijft [EncroChatnaam 19] dat hij kan zorgen dat binnen 3 dagen ‘toys’ (het hof begrijpt: vuurwapens) in Dubai zijn en dat hij heeft gevraagd om ‘2 glocks’ en ‘een automatic’. [EncroChatnaam 19] vraagt of dit oké is en [medeverdachte 10] antwoordt met ‘ja’. [medeverdachte 10] vraagt ‘wie de trekker over gaat halen’ en [EncroChatnaam 19] schrijft dat hij het aan het regelen is, maar dat het moeilijk gaat worden. [medeverdachte 10] schrijft dat het ‘een hit and run’ zal gaan worden. Op 14 mei 2020 schrijft [EncroChatnaam 19] dat de ‘toys’ heel snel in Dubai zullen zijn. Op 20 mei 2020 komt [EncroChatnaam 19] hierop terug en schrijft dat hij nu een ‘glock 17 en een scorpopn V61’ heeft. [medeverdachte 10] vraagt of er ook ‘hitmen’ zijn. [EncroChatnaam 19] antwoordt dat die er nog niet zijn en dat hij als er geen andere optie is ‘goed cashgeld’ zal aanbieden en de jongens zal ‘pushen’ om ‘hitters’ in te huren of in te laten vliegen.
Zoals eerder is overwogen met betrekking tot de achtergronden van het conflict blijkt dat sprake was van een onderwereldoorlog tussen [medeverdachte 10] en [persoon 3] (‘ [persoon 3] ’ genoemd). Naar het oordeel van het hof verwijzen bovenstaande berichten naar dit conflict en blijkt uit deze berichten dat de deelnemers aan deze gesprekken uiteindelijk de dood van (in elk geval sommigen van) hun slachtoffers beoogden. Zo schrijft [medeverdachte 10] op 2 april 2020 dat ‘iedereen moet liggen’, hetgeen in het criminele milieu verwijst naar het liquideren van personen. Relevant is ook het gesprek tussen [medeverdachte 10] en [medeverdachte 9] van 9 april 2020, waarin wordt gesproken over dat ‘geen fouten kunnen worden gemaakt met vastlopers’, wat minder van belang zou zijn in het geval de wapens enkel zouden worden gebruikt voor afdreiging. De conversatie van 18 april 2020 waarin [medeverdachte 9] schrijft dat ‘ze die kkr hoer nooit hadden moeten laten gaan’ is een verwijzing naar een eerdere ontvoering van [persoon 3] , waarbij kennelijk is besloten hem ‘te laten gaan’. Uit deze conversatie blijkt dat [medeverdachte 10] en [medeverdachte 9] een volgende keer mogelijk niet van plan zijn hun ‘tegenstander’ (levend) te laten gaan. De naam ‘ [persoon 3] ’ en een verwijzing naar de eerdere ontvoering komt ook terug in de conversatie van 12 mei 2020 waarin [medeverdachte 10] schrijft ‘jongmocro (het hof begrijpt: [medeverdachte 12] ) was erbij toen ik
[persoon 3]op de stoel had gezet’. Ook wordt letterlijk het woord ‘dood gebruikt’, wanneer [medeverdachte 12] schrijft ‘maat jou doel is mijn doel ik ga ook pas dood als hun dood zijn en wanneer [medeverdachte 9] aan [medeverdachte 7] schrijft ‘ze moeten dood tot hun hond toe’ en [medeverdachte 7] antwoordt ‘alles maat’. Ook [medeverdachte 10] gebruikt het woord ‘dood’ letterlijk wanneer hij schrijft ‘heel de groep moet dood en de familie mag ook’. Veelzeggend is ook de berichtenwisseling tussen [medeverdachte 10] en [EncroChatnaam 19] kort na de liquidatie van [medeverdachte 12] , waarbij gesproken wordt over het regelen van wapens en ‘hitters’ waarmee [medeverdachte 10] de persoon die hij als tegenstander beschouwt en verantwoordelijk houdt voor de liquidatie van [medeverdachte 12] wil laten ombrengen. Dat niet blijkt dat deze misdrijven daadwerkelijk zijn gepleegd, is voor de bewezenverklaring van het oogmerk van de tenlastegelegde criminele organisatie niet relevant.
Gelet op het bovenstaande komt het hof tot de conclusie dat de criminele organisatie tot oogmerk ‘moord’ had.
Deelneming door de verdachte
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte niet wist dat sprake was van een criminele organisatie en geen weet had van de misdrijven waarop het oogmerk van de organisatie was gericht. Gelet daarop had de verdachte geen opzet op deelname aan de criminele organisatie. De verdediging heeft daarbij opgemerkt dat ‘gewoontewitwassen’ niet een van de misdrijven is waarop volgens de tenlastelegging het oogmerk van de criminele organisatie was gericht.
Zoals ten aanzien van feit 1 is overwogen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen, al dan niet in samenwerking met de verdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Met zijn witwashandelingen heeft de verdachte mogelijk gemaakt dat de loodsen in Rotterdam en in Wouwse Plantage konden worden gehuurd en dat de illegale herkomst van het geld waarmee de huur is betaald verborgen bleef. Hetzelfde geldt voor het huren en het kopen van de containers die in de loods in Wouwse Plantage zijn aangetroffen, welke huur/aankoop tevens mogelijk is gemaakt door de witwashandelingen van de verdachte.
Daarnaast heeft de verdachte zich ingeschreven als bestuurder van [bedrijf 4] , een bedrijf waarvan de verdachte zelf heeft verklaard weinig te weten. In die hoedanigheid heeft de verdachte opgetreden als de formele huurder van twee loodsen, waaronder de loods in Rotterdam. Hij heeft hierdoor bijgedragen aan het verhullen door wie en voor welke doeleinden de loodsen daadwerkelijk werden gehuurd. Bovendien blijkt uit communicatie tussen de verdachte en [medeverdachte 1] dat hij wist dat meer personen betrokken waren bij de organisatie dan zijn familieleden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Zo heeft de verdachte aan de medeverdachte [medeverdachte 1] meerdere keren gevraagd om een voorschot van zijn salaris. Op 24 april 2020 vraagt de verdachte of hij zijn ‘salaris aub eerder zou kunnen krijgen’. Op 21 mei 2020 vraagt de verdachte of hij ‘morgen aub een deel zou kunnen krijgen’ en op 18 juni 2020 vraagt de verdachte wederom om een voorschot met de mededeling ‘oke broer als het morgen niet lukt dan wacht ik gewoon op salaris’. Dat de verdachte alleen voor zijn oom werkte, zoals hij heeft verklaard, is gelet op de uitbetaling door de medeverdachte [medeverdachte 1] – die (i) niks met [bedrijf 4] te maken had en (ii) diens rol in de criminele organisatie – van het ‘salaris’ van de verdachte in strijd met de bewijsmiddelen.
Uit berichten tussen de verdachte en [medeverdachte 1] blijkt bovendien dat de verdachte zich bezig hield met het verplaatsen van auto’s. Zo vraagt de verdachte op 28 april 2020 aan [medeverdachte 1] waar een auto naartoe moet, nadat hij heeft medegedeeld dat ‘hij eindelijk iemand heeft gevonden voor auto van c’ en dat hij ‘onderweg is hem ophalen’. [medeverdachte 1] schrijft vervolgens aan de verdachte ‘zet hem maar even bij de jumbo neer’, waarop de verdachte schrijft ‘is goed broer… sleutels gewoon zelfde plaats’. [medeverdachte 1] antwoordt vervolgens op de vraag over de sleutels ‘ja of geef ze aan [medeverdachte 3] ’ (het hof begrijpt hier en hierna: [medeverdachte 3] ). Op 2 mei 2020 komt [medeverdachte 1] terug op de auto en stelt hij de verdachte allerlei vragen over de auto, onder andere waar de tenaamstelling en de codes van de auto zijn omdat de auto niet verzekerd is. De verdachte antwoordt vervolgens dat hij dingen al geregeld heeft of nog gaat regelen met ‘ [medeverdachte 3] ’.
Relevant is ook dat de verdachte meerdere keren als schakel tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft gefungeerd op momenten dat [medeverdachte 1] geen contact kon krijgen met [medeverdachte 2] . Uit berichtenverkeer tussen [medeverdachte 1] en de verdachte blijkt bovendien dat de verdachte op de hoogte lijkt te zijn van een conflict tussen [medeverdachte 2] en andere personen. Op 5 juni 2020 stuurt de verdachte aan de medeverdachte [medeverdachte 1] over [medeverdachte 2] ‘hij vraagt alleen begrip om hem uit deze rotzooi te halen zodat hij verder kan gaan met wat hij deed voor
jullie’ en ‘
julliemoeten hem helpen, heb hem nooit zo gezien hoe hij met
jullieis en die man is loyaal’.
Tot slot merkt het hof op dat artikel 140, vijfde lid, Sr bepaalt dat onder deelneming als omschreven in het eerste lid mede wordt begrepen het verlenen van geldelijke of andere stoffelijke steun aan, alsmede het werven van gelden of personen ten behoeve van de daar omschreven organisatie.
Uit hetgeen hierboven is overwogen volgt dat de verdachte behoorde tot het samenwerkingsverband en dat hij een aandeel heeft gehad in de gedragingen die strekten tot het verwezenlijken van het oogmerk van de organisatie. Dat de verdachte niet alle deelnemers kende doet daar niet aan af, net zoals de omstandigheid dat de verdachte geen wetenschap zou hebben van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie werden beoogd. Dat ‘gewoontewitwassen’ niet onder dit feit is tenlastegelegd als oogmerk maakt dit niet anders. Uit hetgeen is overwogen ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde witwassen en hetgeen overigens is overwogen blijkt immers dat de verdachte er van op de hoogte was dat er een organisatie was, dat deze organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven en dat de gedragingen van de verdachte van een wezenlijk belang waren voor het verwezenlijken van het oogmerk van de organisatie.

6.Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op in de periode van 31 oktober 2019 tot en met 2 juli 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, althans alleen, contante en girale geldbedragen van in totaal EUR 106.670,44, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en heeft omgezet en van die voorwerpen gebruik heeft gemaakt, door
A. in totaal 3.000 EUR contant als salaris te ontvangen van [medeverdachte 1] ,
met gebruikmaking van een bankrekening met nummer [bankrekeningnummer 1] op naam van [verdachte] ,
in totaal EUR 19.090 deels contant te storten en te ontvangen op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 1] en vervolgens in totaal EUR 19.034,79 over te maken van [bankrekeningnummer 1] naar bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 2] op naam van [bedrijf 1] onder vermelding van “waarborgsom [adres 1] ” en “huur januari [adres 1] ”,
EUR 14.276,79 te ontvangen op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 1] van bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 2] onder vermelding van “terugstorting waarborgsom [adres 1] ”,
in totaal EUR 18.992 deels contant te storten en te ontvangen op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 1] en vervolgens in totaal EUR 18.939,20 over te boeken van [bankrekeningnummer 1] naar bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 3] op naam van [bedrijf 2] (huur [adres 2] Rotterdam),
in totaal EUR 13.210 contant te storten op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 1] en vervolgens (in totaal) EUR 12.750 over te maken van [bankrekeningnummer 1] naar bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 4] op naam van [medeverdachte 2] ,
in totaal EUR 8.960 contant te storten op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 1] en vervolgens in totaal EUR 8.960 over te maken van [bankrekeningnummer 1] naar bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 5] op naam van [bedrijf 3] onder vermelding van “Borgstelling Mercedes CLS”,
in totaal EUR 2.520 contant te storten op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 1] en vervolgens EUR 2.500 over te maken van bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 1] naar bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 5] op naam van [bedrijf 3] onder vermelding van “Betaling Borg en huur Mercedes GLA”,
in totaal EUR 3.000 contant te storten op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 1] en vervolgens EUR 3.000 over te maken van bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 1] naar bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 5] op naam van [bedrijf 3] onder vermelding van “Borg en 1 maand huur Mercedes C klasse”,
met gebruikmaking van een bankrekening met nummer [bankrekeningnummer 6] op naam van [bedrijf 4] :
in totaal EUR 20.771,65 over te maken van bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 6] naar bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 3] op naam van [bedrijf 2] (huur [adres 2] Rotterdam),
EUR 2.500 contant op te nemen van bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 6]
en
EUR 350 over te maken van bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 6] naar [bankrekeningnummer 1] en vervolgens EUR 350 over te boeken van bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 1] naar bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 7] ,
terwijl hij en zijn mededaders redelijkerwijs moesten vermoeden, dat die geldbedragen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf en hij van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt.
2.
hij in de periode van 1 januari 2020 tot en met 22 juni 2020 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 10] en [medeverdachte 11] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
  • moord (artikel 289 Wetboek van Strafrecht),
  • opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving (artikel 282 Wetboek van Strafrecht),
  • gijzeling (artikel 282a Wetboek van Strafrecht),
  • afpersing in vereniging, althans afpersing (artikel 317 jo. 312, tweede lid, onder 2, Wetboek van Strafrecht),
  • zware mishandeling met voorbedachten rade (artikel 302 jo. 303 Wetboek van Strafrecht),
  • opzetheling (artikel 416 Wetboek van Strafrecht) en
  • het voorhanden hebben van een of meer vuurwapens (artikel 26 jo. 55 Wet Wapens en Munitie)
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, die – met uitzondering van de in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen – in een bijlage achter dit arrest zijn opgenomen.

7.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
Van het plegen van witwassen een gewoonte maken en
medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.

8.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit.

9.Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één jaar, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan de verdachte in hoger beroep een gevangenisstraf van twaalf maanden wordt opgelegd.
De verdediging heeft verzocht, in geval van een bewezenverklaring, geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen maar een werkstraf van 240 uur en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. Of maximaal een gevangenisstraf van twaalf maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte en de medeverdachten vormden een criminele organisatie met het doel om personen te ontvoeren, gijzelen, af te persen en zwaar te mishandelen. Het oogmerk van de organisatie werd uitgebreid met moord, in elk geval na de gewelddadige dood van een naaste medewerker van de leider van de criminele organisatie. Ter verwezenlijking van het doel van deze organisatie werd een tweetal loodsen ingericht. Een loods in Rotterdam diende als uitvalbasis om te kunnen uitrukken om potentiële slachtoffers ‘
op te halen en af te leveren’, ook wel geduid als het
‘AT hoofdkwartier’, waarna ze vervolgens in de andere loods in Wouwse Plantage tegen hun wil konden worden vastgehouden. In die laatste loods stonden in totaal zeven containers waarvan er zes waren ingericht om personen in op te sluiten en ze vast te ketenen. Een zevende container was ingericht als
‘behandelkamer’met een tandartsstoel waarvan de armleuningen en een voetsteun waren voorzien van riemen, banden en de voetsteun ook van boeien. Deze behandelkamer, was – mede gelet op de aanwezigheid van scalpels, zagen en (knip)tangen – geschikt voor het martelen, in elk geval voor het toebrengen van ernstig letsel. In onderlinge communicatie hebben medeverdachten ook daadwerkelijk over het martelen van personen gesproken. Veelzeggend werd deze loods ook wel
‘ebi 2.0’genoemd, daarmee zonder twijfel verwijzend naar de Extra Beveiligde Inrichting in Vught.
Verdachte heeft als deelnemer aan deze criminele organisatie – daarbij naar voren geschoven als bestuurder van een aannemersbedrijf – de loods in Rotterdam gehuurd. Hij liet op zijn rekening geldbedragen storten om enerzijds de huur van de loods in Rotterdam te betalen en anderzijds de gestorte bedragen over te boeken naar de rekening van een medeverdachte die daarmee de huur voor de loods in Wouwse Plantage betaalde, alsmede de containers die in die loods zijn aangetroffen. Hiermee heeft hij een minder grote, maar zeker een belangrijke rol gehad in de criminele organisatie.
Verder is nog bewezenverklaard dat de verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het (medeplegen van) witwassen van ruim € 106.000,00. Die veroordeling heeft voor een deel betrekking op de hiervoor genoemde bedragen die zijn aangewend voor de huur van de loods en containers. Witwassen vormt bovendien een ernstige bedreiging van de legale economie en heeft een ontwrichtende werking op de integriteit van het financieel economische verkeer en op de openbare orde.
Uit een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van de verdachte van 12 oktober 2023 is gebleken dat hij eerder onherroepelijk tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf en deels voorwaardelijke jeugddetentie is veroordeeld. Nu deze veroordelingen van langer geleden zijn weegt het hof deze niet in zijn nadeel mee.
De feiten zijn naar het oordeel van het hof te ernstig om een werkstraf op te leggen. En ook voor het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf bestaat geen aanleiding.
Alles overziend zal het hof een gevangenisstraf van 12 maanden opleggen. Het belangrijkste doel voor het hof bij het opleggen van een gevangenisstraf in deze zaak is de vergelding voor wat de verdachte heeft gedaan en wat hij met zijn handelen heeft willen teweegbrengen. Daarnaast ziet het hof als doel van de bestraffing dat anderen ervan worden weerhouden om dit soort misdrijven te plegen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 63, 140 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

11.BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. J. Piena en mr. K.J. Veenstra, in tegenwoordigheid van mr. M.E. de Waard, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 december 2023.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen ‘IMEI [IMEI nummer] in gebruik bij [medeverdachte 9] ’, in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaar 628, van 1 juli 2020, pagina 351-361.
2.Verklaring van de getuige [medeverdachte 1] , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 1 november 2023 en de verklaring van de getuige [medeverdachte 7] , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 1 november 2023.
3.Proces-verbaal van bevindingen ‘ [medeverdachte 1] als EncroChat gebruiker [EncroChatnaam 5] ’, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar 837, van 1 juli 2020, pagina 377-390.
4.Verklaring van de getuige [medeverdachte 1] , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 1 november 2023.
5.Proces-verbaal van bevindingen ‘identificatie van de EncroChat gebruiker [EncroChatnaam 6] @encrochat.com’, in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaar 1010, van 1 juli 2020, pagina 391-398.
6.Verklaring van de getuige [medeverdachte 6] , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 3 november 2023.
7.Proces-verbaal van bevindingen ‘Identificatie [medeverdachte 11] , geboren [geboortedatum 2] 1987, als de gebruiker van de encronaam “ [EncroChatnaam 13] ”, in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaar 837, van 8 oktober 2020, pagina 3063-3076.
8.Verklaring van de getuige [medeverdachte 11] , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 3 november 2023.
9.Een geschrift, te weten een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen ‘identificatie [EncroChatnaam 1] @encrochat.com, [EncroChatnaam 7] @encrochat.com en [EncroChatnaam 8] @encrochat.com’, opgemaakt door de opsporingsambtenaren 1010 en 1026, van 27 augustus 2020, pagina 2146-2166.
10.Zie de in voetnoot 17 genoemde verklaring van de getuige [medeverdachte 7] .
11.Proces-verbaal van bevindingen ‘Identificatie Encrochat-accounts [medeverdachte 12] ’ in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaar 844, van 3 februari 2021, pagina 4146-4172.
12.Proces-verbaal van bevindingen ‘identificatie [EncroChatnaam 3] @encrochat.com, [EncroChatnaam 9] @encrochat.com en [EncroChatnaam 10] @encrochat.com = [medeverdachte 12] ’, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar] , van 6 juni 2020 , pagina 2177-2178
13.Verklaring van de getuige [medeverdachte 10] , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 1 november 2023.
14.Proces-verbaal van bevindingen ‘terugreis [medeverdachte 10] op 10/11 mei 2020’ in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] , van 30 juni 2020, pagina 6051
15.Zie de in voetnoot 17 genoemde verklaring van de getuige [medeverdachte 7] .
16.Verklaring van de getuige [medeverdachte 10] , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 1 november 2023.
17.Verklaring van de getuige [medeverdachte 7] , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 1 en 3 november 2023.