ECLI:NL:GHAMS:2023:3508

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
23-001408-22
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis rechtbank Amsterdam inzake criminele organisatie en voorbereiding van vrijheidsberoving

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Nieuw-Zeeland in 1977, werd veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf voor zijn rol in een criminele organisatie die zich bezighield met de voorbereiding van opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving, gijzeling, afpersing en zware mishandeling. De zaak, aangeduid als onderzoek 26Douglasville, kwam voort uit een conflict binnen de criminele onderwereld, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het leiden van een 'arrestatieteam' dat betrokken was bij de ontvoering van slachtoffers. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk middelen had verworven en voorhanden had gehad die bestemd waren voor het plegen van deze misdrijven. De verdachte had een leidende rol in de organisatie en was verantwoordelijk voor het gereedmaken van een loods in Rotterdam, waar slachtoffers zouden worden vastgehouden. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank, dat een hogere straf had opgelegd, en legde een gevangenisstraf van zes jaar op, met aftrek van voorarrest. De zaak heeft veel media-aandacht gekregen vanwege de ernst van de beschuldigingen en de betrokkenheid van meerdere medeverdachten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001408-22
datum uitspraak: 20 december 2023
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 mei 2022 in de strafzaak onder de parketnummer 13-997051-20 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nieuw-Zeeland) op [geboortedatum] 1977,
thans gedetineerd in [detentieadres] .

1.Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 21 december 2022, 14 juni 2023, 30 oktober 2023, 1 november 2023, 3 november 2023, 6 november 2023, 10 november 2023, 29 november 2023 en 13 december 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging van de tenlastelegging is aan de verdachte tenlastegelegd dat:
1.
hij in de periode van 1 maart 2020 tot en met 22 juni 2020 te Wouwse Plantage, Wouw, Rotterdam, Den Haag en/of Utrecht, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
  • ter voorbereiding van het misdrijf opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving van een of meer personen (als bedoeld in artikel 282 Wetboek van Strafrecht)
  • ter voorbereiding van het misdrijf gijzeling van een of meer personen (als bedoeld in artikel 282a Wetboek van Strafrecht),
  • ter voorbereiding van het misdrijf afpersing van een of meer personen, in vereniging (als bedoeld in artikel 317 Wetboek van Strafrecht), en
  • ter voorbereiding van het misdrijf zware mishandeling met voorbedachten rade van een of meer personen (artikel 302 jo. 303 Wetboek van Strafrecht),
opzettelijk een of meer voorwerpen, ruimten en/of vervoermiddelen te weten:
in een loods aan de [adres 1] te Wouwse Plantage:
  • zes zeecontainers, aan de binnenzijde bekleed met thermisch en geluidsisolerend materiaal en voorzien van camerabewaking, intercom-apparatuur, (bevestigingsmateriaal voor) handboeien, een chemisch toilet,
  • één zeecontainer, aan de binnenzijde bekleed met thermisch en geluidsisolerend materiaal, en voorzien van een (behandel)stoel met riemen/banden en boeien op de voetsteun om armen en benen vast te binden,
  • een hoeveelheid handboeien, politie-uniformen, politie-schoenen, blauwe zwaailichten, politie stopborden, politie-uitrusting, koppels en kogelwerende vesten,
  • een aantal zwarte katoenen zakken met trekkoord, een aantal bivakmutsen, een aantal tie-wraps,
  • een vingerklem, twee doosjes scalpels, een klauwhamer, diverse tangen, een takkenschaar, een takkenzaag, een snoeischaar, een gasbrander, een vrieskist en andere voorwerpen om een persoon mee te mishandelen,
  • een of meer gestolen voertuigen, waaronder
 een Mercedes Viano voorzien van (valse) kentekenplaten [kenteken] ,
 een Opel Vivaro voorzien van (valse) kentekenplaten [kenteken] ,
 een Volkswagen Transporter voorzien van (valse) kentekenplaten [kenteken] ,
 een BMW 5er Reihe, voorzien van (valse) kentekenplaten [kenteken] ,
 een BMW 330 X-drive, voorzien van (valse) kentekenplaten [kenteken] ,
 twee (motor)scooters van het merk Vespa, een (motor)scooter van het merk Piaggio, een motorfiets van het merk Ducatti, voorzien van kenteken [kenteken] en/of een motorfiets van het merk Honda, voorzien van kenteken [kenteken] ,
en/of
in een loods aan de [adres 2] te Rotterdam:
- een of meer vuurwapens van categorie II en categorie III als bedoeld in artikel 2 Wet Wapens en Munitie, te weten:
 twee pistolen van het merk CZ, model 83, kaliber 7,65 mm,
 twee pistolen van het merk CZ, model 83, kaliber 7,65 mm,
 een pistool van het merk Glock, model 17, kaliber 9 mm,
 een pistool van het merk Glock, model 19, kaliber 9 mm,
 een revolver van het merk Zastava, model M83-84, kaliber .357magnum,
 een revolver van het merk Zastava, model M83-92, kaliber .357, en/of
 een automatisch werkend aanvalsgeweer van het merk Norinco, model 57 (AK-47 model), kaliber 7.62x39mm, en/of
  • een behandelstoel, vijf kogelwerende vesten, een aantal zwarte katoenen zakken met trekkoord
  • een of meer gestolen voertuigen, te weten
 een grijze Ford Focus voorzien van (valse) kentekenplaten [kenteken] ,
 een witte Volkswagen Transporter voorzien van (valse) kentekenplaten [kenteken] ,
 een grijze Fiat Ducato, met (valse) kentekenplaten [kenteken] ,
 een (motor)scooter van het merk Aprilia;
(telkens) bestemd tot het begaan van één of meer van die misdrijven, heeft verworven, vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad.
2.
hij in de periode van 1 november 2019 tot en met 22 juni 2020 te Capelle aan den IJssel, Den Haag, Nieuwegein, Rotterdam, Schiedam, Utrecht, Wouw, Wouwse Plantage en/of elders in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 10] , [medeverdachte 11] en/of een of meer andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
  • moord (artikel 289 Wetboek van Strafrecht),
  • opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving (artikel 282 Wetboek van Strafrecht),
  • gijzeling (artikel 282a Wetboek van Strafrecht),
  • afpersing in vereniging, althans afpersing (artikel 317 jo. 312, tweede lid, onder 2, Wetboek van Strafrecht),
  • zware mishandeling met voorbedachten rade (artikel 302 jo. 303 Wetboek van Strafrecht),
  • opzetheling (artikel 416 Wetboek van Strafrecht) en/of
  • het voorhanden hebben van een of meer vuurwapens (artikel 26 jo. 55 Wet Wapens en Munitie).
3.
hij op of omstreeks 22 juni 2020 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad, 51 pakketten van elk (ongeveer) 950 gram hennep (cannabis), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende hennep (cannabis), zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

3.Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en strafoplegging komt dan de rechtbank.

4.Beoordeling van het bewijs

4.1
Inleiding
De beschuldigingen tegen de verdachte vloeien voort uit het onderzoek 26Douglasville. Dat onderzoek richt zich op een groep personen die ervan wordt verdacht deel te hebben uitgemaakt van een criminele organisatie die tot doel had het plegen van zeer zware misdrijven, waaronder moord, wederrechtelijke vrijheidsberoving, gijzeling, afpersing in vereniging en zware mishandeling met voorbedachte rade. Met dat doel is onder meer een tweetal loodsen gehuurd. Eén daarvan was kennelijk bestemd als uitvalsbasis voor degenen die mensen van hun vrijheid moesten beroven. De andere loods was ingericht met zeecontainers die geschikt waren gemaakt om mensen in op te sluiten en pijn en/of letsel toe te brengen.
Het onderzoek 26Douglasville is voortgekomen uit het onderzoek 26Antigo. In dat onderzoek is het vermoeden ontstaan dat de – inmiddels overleden – [medeverdachte 9] , die verdacht werd van overtreding van de Opiumwet en voorbereiding van moord, op zoek was naar een loods. Onderzoek naar de verblijfplaats van [medeverdachte 9] leidde vervolgens naar [medeverdachte 2] , die via zijn bedrijf [bedrijf] een loods bleek te huren, gelegen aan de [adres 1] te Wouwse Plantage. Het vermoeden bestond dat hij dit deed ten behoeve van [medeverdachte 9] . Op 7 april 2020 heeft de politie gezien dat op het perceel [adres 1] vier loodsen stonden. Aan de buitenzijde van de meest rechter loods (de vierde loods) hingen camera’s en binnen stond een zeecontainer. Naar aanleiding hiervan is op 20 april 2020 het onderzoek 26Douglasville gestart. Relevante onderzoeksbevindingen uit 26Antigo zijn gevoegd in het dossier 26Douglasville.
Op 22 april 2020 vond heimelijk een inkijk plaats in de hierboven beschreven vierde loods en werden camera’s geplaatst in en buiten de loods. Op deze wijze is geobserveerd tot de dag van de inval op 22 juni 2020.
Vanaf 8 april 2020 werden in een ander strafrechtelijk onderzoek – 26Lemont – data verkregen van het EncroChat-telefoontoestel met IMEI-nummer [IMEI nummer] , met daaraan gekoppeld de gebruikersnaam [EncroChatnaam 5] @encrochat.com, waarvan vermoed werd dat de gebruiker [medeverdachte 9] was. De voor de verdenking jegens [medeverdachte 9] relevant geachte berichten zijn aan het onderzoeksteam 26Douglasville ter beschikking gesteld. Een deel van de verzonden en ontvangen berichten leek namelijk verband te houden met de loods in Wouwse Plantage. Naar aanleiding van verder onderzoek is ook het berichtenverkeer van andere EncroChat gebruikers aan het dossier toegevoegd. In paragraaf 4.3 zal – voor zover relevant – nader worden ingegaan op de identificatie van de verschillende EncroChat-gebruikers
Uiteindelijk heeft het onderzoek naar de loods in Wouwse Plantage, een loods in Rotterdam, de in en om die loodsen waargenomen activiteiten en het daarmee samenhangende berichtenverkeer geleid tot de huidige verdenkingen. Die verdenkingen richten zich tot de verdachte en een aantal medeverdachten. Genoemde [medeverdachte 9] behoorde daartoe, maar vanwege diens overlijden is de officier van justitie in de zaak tegen hem niet-ontvankelijk verklaard. Verder zijn de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] inmiddels onherroepelijk veroordeeld. In hoger beroep staat de verdachte gelijktijdig terecht met de medeverdachten [medeverdachte 10] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 11] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 8] . Omwille van de leesbaarheid worden de verdachte en de (gewezen) medeverdachten hierna (ook) bij hun naam aangeduid.
4.2
Conflict in het criminele milieu
Alvorens het hof toekomt aan de nadere bespreking van de feiten 1 en 2 wordt eerst de achtergrond geschetst van het conflict in het criminele milieu dat de katalysator is geweest voor het handelen van de verdachten. Hiervan bleek al uit het dossier, maar is te meer duidelijk geworden ter terechtzitting in hoger beroep vanwege de door [medeverdachte 10] en, met name, [medeverdachte 6] (als getuigen) afgelegde verklaringen. Hieruit volgt dat zij deel uitmaakten van een criminele organisatie, onder leiding van [medeverdachte 10] , die zich bezig hield met de grootschalige invoer van en handel in cocaïne. De groep bestond uit (onder andere) [medeverdachte 10] , [medeverdachte 6] , [persoon 1] , [medeverdachte 12] , [persoon 2] en na de aanhouding van die laatste, [medeverdachte 9] . Volgens [medeverdachte 6] behoorde deze groep tot de top van de drugshandel en er werd kennelijk heel veel geld verdiend. Dat ging goed tot het moment dat [persoon 1] (in onderlinge communicatie steevast aangeduid als ‘ [persoon 1] ’) geld had gestolen dat toebehoorde aan [medeverdachte 10] en de zijnen. Het ging vermoedelijk om een bedrag van ongeveer 85 miljoen euro. Men heeft geprobeerd dat geld terug te halen. Uit het dossier blijkt dat [persoon 1] ‘in de stoel heeft gezeten’ en dat naar aanleiding daarvan ongeveer 22,5 miljoen euro is terug betaald. De groep heeft [persoon 1] weer laten gaan na diens toezegging dat hij de rest ook terug zou betalen. Het bericht dat op 12 mei 2020 in dit verband is verstuurd door [EncroChatnaam 2] (op dat moment in gebruik bij [medeverdachte 10] ) met ene [EncroChatnaam 1] is ontluisterend:
[EncroChatnaam 2] Jongmocro (het hof begrijpt: [medeverdachte 12] ) was erbij toen ik [persoon 1] op stoel had gezet…mijn fout dat ik hem heb laten gaan daarom is jongmocro dood... [persoon 1] moest mij betalen door die actie kwam 22.5 terug na zweren smeken allah kinderen moeder heb ik hem laten gaan hij zou de rest oplossen... tijdens dat hij op de stoel zat zei hij laat me gaan jongmocro staat voor mij in ... jongmocro zei nee dat doe ik niet en het feit dat hij zich had ondergepoept dus geichtsverlies trots eer etc hebben hem tot deze daad gebracht..audi en ik zijn volgend en nog paar maar heb wat geregeld maar dubai is moeilijk
Van verdere terugbetaling is het echter nooit gekomen en [persoon 1] heeft, zo veronderstelt men, wraak genomen door [medeverdachte 12] dood te (laten) schieten. Vanaf dat moment was het oorlog tussen de groep van [medeverdachte 10] en de groep van [persoon 1] en werd niet enkel jacht gemaakt op [persoon 1] , maar ook op aan hem gelieerde personen. Dat blijkt (onder andere) ook uit genoemd chatgesprek van 12 mei 2020, waarbij [medeverdachte 10] een lijst met beoogde doelwitten doorstuurt:
[EncroChatnaam 2] [...] dit is groep ongeveer
[EncroChatnaam 1] [persoon 1] moet als eerst
[EncroChatnaam 1] Misschien haken anderen af
[EncroChatnaam 1] Is niet hun oorlog
[EncroChatnaam 1] Als een van de anderen eerst
[EncroChatnaam 1] Dan is het totdat er niemand meer is
[EncroChatnaam 1] Welke kant ook
[EncroChatnaam 2] maat [...] deze drie moeten ik heb voor hun betaald ze gaan niet worden geklaard in dubai maar wat anders…als zover is laat ik je weten
[EncroChatnaam 2] Heb alliantie met ander iemand en die heeft veel allianties want ze hebben veel vijanden
[EncroChatnaam 2] Veel mensen willen hun pakken
(…)
[EncroChatnaam 2] Heel deze groep moet dood
[EncroChatnaam 2] En familie mag ook
Hieronder zal worden uiteengezet dat het conflict er onder andere toe heeft geleid dat de loods in Wouwse Plantage is ingericht als een soort cellencomplex waar daarin opgesloten slachtoffers de meest gruwelijke behandeling stond te wachten. Sommige verdachten hebben in dit verband verklaard dat het ‘zo’n vaart niet zou lopen’, maar gelet op het feit dat uit de hiervoor genoemde berichten blijkt dat ‘ [persoon 1] ’ al eens (kennelijk op een andere locatie) in de ‘stoel heeft gezeten’, is dat een illusie. Bovendien is in de loods in Rotterdam een ‘tandartsstoel’ aangetroffen met bloedsporen – op het rechter steunkussen van de hoofdsteun – die zeer waarschijnlijk afkomstig zijn van [persoon 3] . Hij werd op 2 februari 2020 door zijn ouders als vermist opgegeven en op 5 februari 2020 omstreeks 2.50 uur meldde hij zich met z’n vader op het politiebureau met de mededeling dat hij weer terecht was. In dit verband heeft [medeverdachte 6] verklaard dat eerst ‘ [persoon 1] ’ (in december of januari, het hof begrijpt 2019/2020) werd vastgehouden en daarna het ‘ventje van 900k’. Daarmee refereerde [medeverdachte 6] aan berichten van 28 maart 2020 tussen [EncroChatnaam 4] ( [medeverdachte 10] ) aan [EncroChatnaam 3] ( [medeverdachte 12] ) en tussen [EncroChatnaam 3] ( [medeverdachte 12] ) en [EncroChatnaam 2] ( [medeverdachte 6] ), waarin het volgende is te lezen;
[EncroChatnaam 4] Ok en vraaag h2 (het hof begrijpt: [medeverdachte 6] ) achternaam van dat ventje die we hadden meegenomen ivm de 900k
en
[EncroChatnaam 3] Moss soa (het hof begrijpt: [medeverdachte 10] ) vraagt achternwwm ventje 900k
[EncroChatnaam 2] Ja dat dacht ik al aan
(…)
[EncroChatnaam 3] Die jonge die die doekoe kwam brenge had [medeverdachte 9] (het hof begrijpt: [medeverdachte 9] ) m ff meegenomen
Ook de politie nam de inhoud van de berichten uiterst serieus. Uit het navolgende zal bijvoorbeeld blijken dat de zoektocht naar de hiervoor genoemde ‘ [persoon 4] ’ (geïdentificeerd als [persoon 4] , ook aangeduid met [persoon 4] ) ertoe leidde dat men zijn vrouw en kind wilde ontvoeren. Het plan leek zo ver gevorderd dat de politie hen heeft gewaarschuwd. Ook overigens zal blijken dat het stadium van louter plannen maken al ver was gepasseerd.
4.3
Identificatie EncroChat-gebruikers
Het bewijs tegen de verdachten in het onderzoek 26Douglasville bestaat voor een belangrijk deel uit berichtenverkeer (chatgesprekken) dat verschillende gebruikers hebben gevoerd met hun EncroChat-telefoon.
Ten behoeve van de identificatie van de gebruiker van een bepaalde gebruikersnaam (EncroChat-account) heeft de politie onder meer gekeken naar de onderlinge verbanden tussen de inhoud van chatberichten, het taalgebruik, paallocaties (zendmastgegevens) van EncroChat-telefoons en van andere mobiele telefoons, de inhoud en tijdstippen van afgeluisterde telefoongesprekken, tijdtippen van chatberichten, observaties (al dan niet met behulp van camera’s) en de tijdstippen en locaties daarvan, verstuurde foto’s, in beslag genomen goederen en de persoonlijke omstandigheden van de in het onderzoek naar voren gekomen verdachten. Hiervan is verslag gedaan in verschillende processen-verbaal van bevindingen.
In deze processen-verbaal van bevindingen, afzonderlijk of in onderling verband beschouwd, zijn de redengevende feiten en omstandigheden opgenomen op grond waarvan de koppeling per (gewezen) verdachte aan een bepaalde EncroChat-gebruikersnaam kan worden bewezen. Het hof heeft er voor gekozen om – met gebruik making van voetnoten – te verwijzen naar de inhoud van bedoelde processen-verbaal, omdat de verdachte en een aantal medeverdachten in hoger beroep een andere proceshouding hebben ingenomen dan in eerste aanleg. Zij bestrijden niet langer dat zij de gebruiker zijn geweest van de EncroChat-accounts die de politie aan hen heeft toegeschreven. De verklaringen die de verdachten daarover, ook als getuige, hebben afgelegd gelden eveneens als bewijsmiddel, waarnaar het hof ook met voetnoten heeft verwezen.
Het voorgaande geldt uiteraard niet voor [medeverdachte 9] aangezien hij, zoals reeds vermeld, ten tijde van de zitting in hoger beroep was overleden. Over hem heeft een aantal medeverdachten, als getuigen, echter wel een verklaring afgelegd.
4.3.1
[medeverdachte 9] – [EncroChatnaam 5] @encrochat.com
In het proces-verbaal van bevindingen ‘IMEI [IMEI nummer] in gebruik bij [medeverdachte 9] ’ zijn de feiten en omstandigheden opgesomd op grond waarvan de politie heeft geconcludeerd dat [medeverdachte 9] de gebruiker was van het EncroChat-account [EncroChatnaam 5] @encrochat.com [1] . Deze bevindingen en de daaraan verbonden conclusie heeft de verdediging niet bestreden. In hoger beroep hebben (onder andere) [medeverdachte 3] en [medeverdachte 6] , als getuigen, bovendien verklaard dat [medeverdachte 9] ‘ [EncroChatnaam 5] ’ was. [2] Het hof concludeert dan ook dat [medeverdachte 9] de gebruiker was van het EncroChat-account [EncroChatnaam 5] @encrochat.com (hierna ook: [EncroChatnaam 5] ).
4.3.2
[medeverdachte 3] – [EncroChatnaam 6] @encrochat.com
In het proces-verbaal van bevindingen ‘ [medeverdachte 3] als EncroChat gebruiker [EncroChatnaam 6] ’ [3] zijn de feiten en omstandigheden opgesomd op grond waarvan de politie heeft geconcludeerd dat [medeverdachte 3] de gebruiker was van het EncroChat-account [EncroChatnaam 6] @encrochat.com. Deze bevindingen en conclusie zijn door de verdediging niet bestreden. In hoger beroep heeft [medeverdachte 3] , als getuige, bovendien bevestigd dat hij de gebruiker was van [EncroChatnaam 6] @encrochat.com (hierna ook: [EncroChatnaam 6] ). Hij heeft tevens verklaard dat hij ook wel ‘ [bijnaam 1] ’ werd genoemd. [4] Het hof concludeert dan ook dat [medeverdachte 3] de gebruiker was van dit EncroChat-account.
4.3.3
[verdachte] – [EncroChatnaam 7] @encrochat.com
In het proces-verbaal van bevindingen ‘identificatie van de EncroChat gebruiker [EncroChatnaam 7] @encrochat.com’ [5] zijn de feiten en omstandigheden opgesomd op grond waarvan de politie heeft geconcludeerd dat [verdachte] de gebruiker was van het EncroChat-account [EncroChatnaam 7] @encrochat.com (hierna ook: [EncroChatnaam 7] ). De verdediging heeft deze bevindingen en conclusie van de politie niet bestreden. In hoger beroep heeft [verdachte] bovendien verklaard dat hij de gebruiker was van [EncroChatnaam 7] @encrochat.com. [6] Het hof concludeert dan ook dat [verdachte] de gebruiker was van dit EncroChat-account.
4.3.4
[medeverdachte 11] – [EncroChatnaam 8] @encrochat.com
In het proces-verbaal van bevindingen ‘Identificatie [medeverdachte 11] als de gebruiker van encronaam [EncroChatnaam 8] ’ zijn de feiten en omstandigheden opgesomd op grond waarvan de politie heeft geconcludeerd dat [medeverdachte 11] de gebruiker was van het EncroChat-account [EncroChatnaam 8] @encrochat.com (hierna ook: [EncroChatnaam 8] ) [7] . De verdediging heeft deze bevindingen en conclusie van de politie niet bestreden. In hoger beroep heeft [medeverdachte 11] , als getuige, bovendien verklaard dat hij de gebruiker was van [EncroChatnaam 8] @encrochat.com [8] . Het hof concludeert dan ook dat [medeverdachte 11] de gebruiker was van dit EncroChat-account.
4.3.5
[medeverdachte 6] – [EncroChatnaam 2] @encrochat.com, [EncroChatnaam 9] @encrochat.com en [EncroChatnaam 10] @encrochat.com
In het proces-verbaal van bevindingen ‘identificatie [EncroChatnaam 2] @encrochat.com, [EncroChatnaam 9] @encrochat.com en [EncroChatnaam 10] @encrochat.com’ zijn de feiten en omstandigheden opgesomd op grond waarvan de politie heeft geconcludeerd dat [medeverdachte 6] de gebruiker was van deze EncroChat-accounts. [9] De verdediging heeft deze bevindingen en conclusie van de politie niet bestreden. In hoger beroep heeft [medeverdachte 6] , als getuige, bovendien bevestigd dat hij de gebruiker was van [EncroChatnaam 2] @encrochat.com (hierna ook: [EncroChatnaam 2] ), [EncroChatnaam 9] @encrochat.com (hierna ook: [EncroChatnaam 9] ) en [EncroChatnaam 10] @encrochat.com. [10] Het hof concludeert dan ook dat [medeverdachte 6] de gebruiker was van deze EncroChat-accounts. Hierbij past de kanttekening dat de politie het vermoeden heeft geuit dat [medeverdachte 10] op een aantal momenten gebruik heeft gemaakt van de accounts van [medeverdachte 6] . Dat heeft [medeverdachte 6] , als getuige, bevestigd in die zin dat hij heeft verklaard dat na 11 mei 2020 het voornamelijk [medeverdachte 10] was die gebruikt maakte van deze accounts.
4.3.6
[medeverdachte 12] – [EncroChatnaam 3] @encrochat.com, [EncroChatnaam 19] @encrochat.com en [EncroChatnaam 11] @encrochat.com
In het proces-verbaal van bevindingen ‘Identificatie Encrochat-accounts [medeverdachte 12] ’ [11] en in het proces-verbaal van bevindingen ‘identificatie [EncroChatnaam 3] @encrochat.com, [EncroChatnaam 19] @encrochat.com en [EncroChatnaam 11] @encrochat.com = [medeverdachte 12] ’ [12] zijn de feiten en omstandigheden opgesomd op grond waarvan de politie heeft geconcludeerd dat [medeverdachte 12] de gebruiker was van deze EncroChat-accounts. In het eerstgenoemde proces-verbaal is tevens opgenomen dat uit het onderzoek 26Tumwater het sterke vermoeden is ontstaan dat [medeverdachte 12] werkzaam was voor [medeverdachte 10] en dat zij een direct, nauw contact van elkaar waren. En ook is daarin opgenomen dat [medeverdachte 12] de bijnaam ‘ [bijnaam 2] ’ had. De verdediging heeft deze bevindingen en conclusie van de politie niet bestreden. In hoger beroep heeft [medeverdachte 10] verklaard dat [medeverdachte 12] tot zijn criminele groep behoorde, maar dat hij – zo begrijpt het hof – is geliquideerd. [13] . Het staat verder niet ter discussie dat [medeverdachte 10] hiermee doelde op de op [datum] geliquideerde [medeverdachte 12] . [14] Ten slotte is van belang dat [medeverdachte 6] , als getuige, heeft verklaard dat ‘ [bijnaam 2] ’ een bijnaam van [medeverdachte 12] was. Het hof concludeert op grond hiervan dat [medeverdachte 12] de gebruiker was van genoemde EncroChat-accounts.
4.3.7
[medeverdachte 10] – [EncroChatnaam 4] @encrochat.com en [EncroChatnaam 12] @encrochat.com
Met betrekking tot [medeverdachte 10] is er niet één proces-verbaal van bevindingen waarin de politie alle feiten en omstandigheden heeft opgesomd op grond waarvan zij concludeert dat hij de gebruiker was van de EncroChat-accounts [EncroChatnaam 4] @encrochat.com en [EncroChatnaam 12] @encrochat.com. De politie heeft hieraan verschillende processen-verbaal ten grondslag gelegd. De rechtbank heeft hieraan de feiten en omstandigheden ontleend op grond waarvan zij ook tot de conclusie is gekomen dat [medeverdachte 10] de gebruiker was van deze accounts. Het hof verwijst hiervoor naar de overwegingen van de rechtbank op pagina 33 tot en met 39 van het vonnis onder het kopje “ [medeverdachte 10] ” en neemt deze over. De verdediging heeft dit oordeel van de rechtbank niet bestreden.
Daarnaast is van belang dat [medeverdachte 10] in hoger beroep als getuige een verklaring heeft afgelegd. Dat betrof een vooraf opgestelde verklaring op schrift en deze is door [medeverdachte 10] voorgelezen. Vragen daarover heeft hij niet willen beantwoorden. In deze verklaring heeft [medeverdachte 10] niet met zoveel woorden erkend dat hij de gebruiker was van voornoemde EncroChat-acccounts. Wel heeft [medeverdachte 10] bekend dat hij een groep vormde met onder andere [medeverdachte 6] en dat zij zich bezig hielden met de invoer van en handel in verdovende middelen [15] . Dat heeft [medeverdachte 6] , als getuige, bevestigd. In dat verband heeft hij tevens verklaard dat [medeverdachte 10] de gebruiker was van het EncroChat-account [EncroChatnaam 4] @encrochat.com en dat het kan kloppen dat hij ook gebruik heeft gemaakt van het account [EncroChatnaam 12] @encrochat.com. [16]
Op grond van het voorgaande concludeert het hof dat [medeverdachte 10] de gebruiker was van de EncroChat-accounts [EncroChatnaam 4] @encrochat.com en [EncroChatnaam 12] @encrochat.com.
4.4
Voorbereidingshandelingen
Loodsen in Wouwse Plantage en Rotterdam
Op 22 juni 2020 heeft de politie een loods, met bijbehorende keuken en ontspanningsruimte, aan de [adres 1] in Wouwse Plantage doorzocht. Op dezelfde dag heeft de politie een tweede loods met kantoorruimte, aan de [adres 2] in Rotterdam, doorzocht.
In de loods in Wouwse Plantage stonden zeven zeecontainers. De containers konden met een hangslot worden afgesloten. Van binnen waren de containers afgetimmerd met multiplexhouten platen, met daaronder geluidsabsorberende materialen. In alle containers waren de containerwanden, plafonds, tussenmuren en deuren voorzien van geluidsisolerend materiaal. De wanden waren voorzien van warmte-isolerend folie en de vloer was voorzien van dik plastic folie. Alle containers waren voorzien van een tussenwand met daarin een deur die op slot kon. Op deze manier hadden de containers van binnen twee ruimtes: na het openen van de containerdeuren kwam men in een soort halletje, waarna de deur in de tussenwand toegang gaf tot een grotere binnenruimte (hierna ook aan te duiden als: de binnenruimte). In de binnenruimte was tegen de tussenwand een TL-lamp en, met uitzondering van zeecontainer 5, aan het plafond een domecamera (koepelcamera) bevestigd.
Aan elke lange zijde van de container was een boei geplaatst. Op de vloer waren, met uitzondering van container 5, op dezelfde hoogte twee bevestigingsplaten met elk een ring – een grondanker – geplaatst. Daaraan zaten kettingen bevestigd en in sommige containers ook al de boeien. Een persoon, met zijn armen gestrekt, zou een kruispositie kunnen innemen in die ruimte, waarbij de voeten en handen geketend zouden kunnen worden. In elke container, met uitzondering van container 5, was ter hoogte van de kettingen een chemisch toilet geplaatst; in container 7 stond dit nog in de verpakking.
De zeecontainers waren verder als volgt ingericht:
- Containers 1, 2, 3, 4, 6 en 7: in de binnenruimte waren kettingen aan de zijwanden bevestigd.
- Container 6: daarin werden diverse handboeiensleuteltjes gevonden.
- Container 2: hierin bevond zich een grote hoeveelheid politiekleding, -schoeisel en -uitrusting, een aantal politiekoppels met toebehoren en rangonderscheidingen, kogelwerende vesten, handschoenen, zwaailampen en een stoptransparant.
- Container 5: In het midden van deze container stond een ‘behandelstoel/tandartsstoel’ (hierna: tandartsstoel), waarvan armleuningen en voetsteun waren voorzien van riemen, banden en de voetsteun ook van boeien. De container was voorzien van een intercom en in het voorportaal stond een speciekuip met daarin en daarnaast bigshoppertassen. In die speciekuip en in die tassen zaten onder meer een snoeischaar, een takkenschaar, een takkenzaag, twee doosjes scalpels, diverse tangen, doosjes handboeien, vingerboeien, tiewraps, een gasbrander met navulfles, duct tape en bivakmutsen. Op de speciekuip werd ook een doos gevonden met daarin een grote hoeveelheid nieuwe zwarte katoenen zakken met een trekkoord.
De keuken en de ontspanningsruimte waren voorzien van een slaapbank, een televisie met PlayStation, een koelkast en vriezer met eten en drinken.
In de loods lagen verder verschillende bigshoppertassen met daarin onder andere gasbranders, diverse rollen duct tape, handboeien, vingerhandboeien en een klauwhamer. Tot slot stonden in de loods meerdere gestolen voertuigen.
In de loods in Rotterdam werden een tandartsstoel en een (gedemonteerde) mobiele operatietafel aangetroffen. Verder lagen in deze loods vuurwapens (een automatisch vuurwapen/aanvalsgeweer, vier pistolen en twee revolvers) en patroonhouders, kogelwerende vesten en zwarte zakken met trekkoord. Ook stonden er een gestolen Volkswagen Transporter en een gestolen Fiat Ducato. Verder was er een aparte ruimte die was voorzien van onder meer twee slaapbanken, een televisie en een PlayStation en in een andere kamer slaapzakken.
Communicatie tussen verdachten
In de ten laste gelegde periode heeft tussen verschillende verdachten communicatie via EncroChat of Telegram plaatsgehad die van betekenis is voor de duiding van de bestemming van de voorwerpen die zijn aangetroffen in de loodsen in Wouwse Plantage en Rotterdam. Het hof wijst in het bijzonder op de hieronder nader beschreven berichtenwisselingen.
In een bericht op 1 april 2020 schrijft [medeverdachte 9] aan [medeverdachte 11] dat hij een ‘ebi 2.0’ heeft gebouwd, een heel cellencomplex met cipiers en camerasystemen en dat ze allemaal meegenomen gaan worden. [medeverdachte 9] spoort [medeverdachte 11] aan die ‘pannekoeken’ te zoeken, dan zou hij ervoor zorgen dat ze naar de ebi gaan en afrekenen. [medeverdachte 11] schrijft dat hij er wel een paar heeft, waarop [medeverdachte 9] schrijft dat hij meer cellen zal maken en dat hij drie arrestatieteams heeft, waarvoor hij bussen zoekt. [medeverdachte 11] moet gaan kijken voor bussen, het liefst met een dubbele deur. [medeverdachte 11] vraagt daarop of [medeverdachte 9] ook nog snelle auto’s moet hebben. Volgens [medeverdachte 9] zijn die altijd welkom, een onopvallende station of zo, een beetje groot in verband met meenemen (het hof begrijpt: van personen). [medeverdachte 11] informeert vervolgens die dag bij een onbekend gebleven gebruiker van een EncroChat-account ( [EncroChatnaam 13] ) of deze een auto en busjes kan regelen en, zo ja, voor welke prijs.
De volgende dag heeft een berichtenwisseling plaats tussen [medeverdachte 10] en [medeverdachte 9] . [medeverdachte 9] meldt aan [medeverdachte 10] dat deze een lek heeft. Ze bespreken vervolgens onder meer dat ‘zwager’ te veel weet en dat [persoon 1] alles van [medeverdachte 10] afweet. Vervolgens wordt geopperd om ‘tester’ één ‘stuk’ te geven om hem daarna te ontvoeren. [medeverdachte 10] merkt op om ‘15M’ (het hof begrijpt: 15 miljoen euro) terug te pakken. [medeverdachte 9] stelt dat als hij ‘die hond’ op de stoel heeft, dat er dan meer zal komen. [medeverdachte 10] schrijft vervolgens dat hij één rat heeft, die mocro die hij ‘leeg wilde trekken en ontvoeren’, maar door Corona ging dat niet. Die mag nu hun ‘ebi komen inwijden’.
Op 4 april 2020 informeert [medeverdachte 10] bij [medeverdachte 9] hoe ver deze is met de ebi en het vervoer. [medeverdachte 9] antwoordt dat de ebi volgende week dinsdag/woensdag helemaal af is; de ‘behandelkamer’ hebben ze vrijdag afgemaakt en maandag beginnen ze aan de verblijven. Wat het vervoer betreft zijn er nog steeds geen bussen, maar dat heeft [medeverdachte 9] bij vier leveranciers uitstaan. Verder merkt [medeverdachte 9] op dat hij ook al een ‘vaste cipier’ in dienst heeft die ook meebouwt. Die is het aanspreekpunt voor de eigenaar van het pand en ook cipier. Er is volgens [medeverdachte 9] dus 24/7 beveiliging. Diezelfde dag bericht [medeverdachte 10] aan [medeverdachte 6] dat hij een ‘obs bus’ (het hof begrijpt gelet op de verdere inhoud van de berichtenwisseling: een observatiebus) wil hebben, waarmee je tot op honderd meter kunt zien wie een huis in- en uitgaat. Er moet een bus worden gekocht op naam van een katvanger. [medeverdachte 6] bericht vervolgens diezelfde dag aan [medeverdachte 12] dat er een busje en een auto moeten worden gehaald, met een camera erin en op naam van een goede katvanger. Verder vraagt [medeverdachte 10] die dag aan [medeverdachte 11] of die al iets van die bussen heeft gehoord. [medeverdachte 10] schrijft dat hij een bus met dubbele deuren wil hebben en een totaal andere bus, een ander model met een andere kleur, voor de ‘overstap’. [medeverdachte 11] schrijft dat die regelmatig worden aangeboden en dat hij er een zal pakken als die langskomt. Enige dagen later bericht [medeverdachte 11] met een onbekend gebleven gebruiker van een EncroChat-account ( [EncroChatnaam 14] ) over busjes met twee schuifdeuren, die – zo bericht hij vervolgens aan [medeverdachte 9] – kunnen dienen als de ‘overstapper’. [medeverdachte 11] bespreekt verder met [medeverdachte 9] dat de ‘station’ (het hof begrijpt: stationwagen) en de bus tussen Roosendaal en Rotterdam zullen worden neergezet, dan laat [medeverdachte 9] deze daar ophalen.
Op 5 april 2020 is er een berichtenwisseling tussen [medeverdachte 10] en [medeverdachte 12] . Ze communiceren onder meer over [persoon 1] die gevolgd wordt; [medeverdachte 12] zal ervoor zorgen dat diens auto wordt voorzien van een peilbaken (zo leidt het hof af uit de door beiden gebruikte woorden ‘geplakt’, ‘gps’ en ‘geen achterbumper (…) die vind hij gelijk (…) wielkas (…) komt goed’). [medeverdachte 12] merkt over hem op dat hij sowieso (het hof begrijpt: op de) ‘stoel’ moet. [medeverdachte 10] antwoordt dat dit gaat gebeuren. [medeverdachte 12] voegt daaraan toe dat dat is omdat [persoon 1] niet eerlijk is geweest. In lijn met deze laatste opmerking schrijft [medeverdachte 10] enkele dagen later – op 8 april 2020 – aan de (onbekend gebleven) gebruiker van het account [EncroChatnaam 15] @encrochat.com dat [persoon 1] hem zwaar heeft bestolen en dat het ‘oorlog’ is. [medeverdachte 10] heeft [persoon 1] miljonair gemaakt en als dank krijgt hij een mes in zijn rug. [medeverdachte 10] merkt op dat hij op hun lijst staat: ze proberen mensen om [medeverdachte 10] heen te ‘klaren’ (het hof begrijpt: te doden).
Op 8 april 2020 stuurt [medeverdachte 9] een zestal foto’s aan [medeverdachte 10] , waarop de containers en de tandartsstoel (naar het hof aanneemt: uit de loods in Wouwse Plantage) te zien zijn. [medeverdachte 9] schrijft bij de foto’s dat het drie keer geïsoleerd is; ook als je er naast staat hoor je niets. [medeverdachte 10] reageert met een blije smiley en schrijft dat hij het top vindt, met de toevoeging ‘voertuigen nog’. [medeverdachte 10] spoort [medeverdachte 9] aan alles te pakken wat deze nodig denkt te hebben, ook wapens. Op de vraag welke wapens hij moet hebben antwoordt [medeverdachte 9] met de woorden handwapens en wat automatische misschien; met een demper is altijd handig. Daaraan voegt hij toe dat als ze niet meewerken, gelijk in de knie (het hof begrijpt: dan worden ze gelijk in de knie geschoten). Ook hierop reageert [medeverdachte 10] goedkeurend, met een blije smiley. [medeverdachte 9] schrijft verder dat hij twee teams heeft en dat het derde team er ook bij komt. Het ‘OT’ (het hof begrijpt: het observatieteam) is vol bezig; iedereen heeft honger – [medeverdachte 10] ook, zo besluit deze de conversatie. [medeverdachte 10] zoekt ondertussen contact met [medeverdachte 12] en vraagt of hij tien handwapens, ‘wat automatische’ en ‘iets met demper’ kan regelen. Die avond berichten [medeverdachte 10] en [medeverdachte 12] verder over de wapens. [medeverdachte 12] schrijft dat hij handwapens heeft liggen en ook nog meer gaat kopen; hij heeft ook automatische wapens, twee ‘m16 met trommels’. [medeverdachte 10] vraagt [medeverdachte 12] of hij hun bajes voor [persoon 1] en diens ‘matties’ wil zien, stuurt enkele (voor de politie onbekend gebleven) foto’s aan [medeverdachte 12] toe met de toelichting dat er plek voor een man of tien is; de loods is schoon. Volgens [medeverdachte 10] mogen ze schreeuwen.
De volgende dag, op 9 april 2020, sturen [medeverdachte 10] en [medeverdachte 9] elkaar berichten over verschillende types vuurwapens en politiekleding waarover ze beschikken – [medeverdachte 9] geeft aan maat XXL te kunnen gebruiken – en elektronische stopborden. Volgens [medeverdachte 10] is ‘deur eruit en huis uittrekken’ beter. [medeverdachte 9] reageert dat hij ‘AT-vesten’ heeft. [medeverdachte 10] bericht gelijk aan [medeverdachte 12] dat hij ‘Popo kleding AT kleding’ wil hebben in de maten XL en XXL. [medeverdachte 12] bericht later die dag dat hij die ‘popo’ (het hof begrijpt: die – kennelijk corrupte – politieagent) gaat vragen voor die kleding.
[medeverdachte 12] neemt een dag later, 10 april 2020, via EncroChat contact op met een onbekend gebleven gebruiker van EncroChat ( [EncroChatnaam 16] ). [medeverdachte 12] vraagt aan [EncroChatnaam 16] of die aan ‘apeeltjws’ (het hof begrijpt ‘speeltjes’ oftewel – gelet op het vervolg van de correspondentie – vuurwapens) kan komen, AK’s, Glocks en automatische. Enkele dagen later bericht [EncroChatnaam 16] aan [medeverdachte 12] dat hij de ‘pipas’ met ‘snoepjes erbij’ (het hof begrijpt: de vuurwapens met patronen) heeft; [medeverdachte 12] reageert dat hij de spullen zo bij hem laat ophalen.
Op 18 april 2020 schrijft [medeverdachte 10] aan [medeverdachte 9] dat hij pas weer in de spiegel zal kijken als zijn lijst is afgewerkt. [medeverdachte 9] antwoordt dat ze allemaal vroeg of laat aan de beurt gaan komen; hoe lang willen ze zich verstoppen. Als de bussen er zijn gaan ze beginnen, zonder genade. [medeverdachte 10] schrijft dat hij normaal gesproken niet van ‘deze afdeling’ is, maar er zijn er nu een paar die hij hoopt te kunnen ‘martelen’. [medeverdachte 9] en [medeverdachte 10] concluderen samen dat ze door hen worden gedwongen: het is – in de woorden van [medeverdachte 9] – ‘neuken of geneukt worden’.
Op 4 mei 2020 is er berichtenverkeer tussen [medeverdachte 9] en [verdachte] . [medeverdachte 9] merkt op dat ‘bolle’ (het hof begrijpt: [medeverdachte 2] ) weer heeft gelogen: hij moet worden gelokt, meegenomen en ‘die cel worden ingekankerd’. [verdachte] reageert met de opmerking dat hij die ‘kk homo junkie’ niet begrijpt.
Op 7 mei 2020 bericht [medeverdachte 9] aan [verdachte] dat hij een locatie voor de ‘boys’ heeft: een loods met een kantoor; van het kantoor maken ze een huiskamer. Het is een ‘soort AT hoofdkwartier’ in de omgeving van Rotterdam. [medeverdachte 9] licht toe dat je vanaf daar – een ‘uitval basis’ – gelijk kunt uitrukken. [verdachte] reageert instemmend op de verschillende berichten; hij heeft er ‘zin in’. [medeverdachte 9] schrijf verder dat hij daar een auto, een bus, een motorscooter, wapens en vesten neerzet. Er komt een ‘OT’ (het hof begrijpt: een observatieteam) bij de gym; als daar dan mensen aan het posten zijn ‘op ons’, sturen ze hun team op hen af: gelijk ‘drive bye’ en ‘Ratatatata’. Zo hoort het volgens [verdachte] .
Op 12 mei 2020 is er een berichtenwisseling tussen [medeverdachte 9] en [verdachte] . [medeverdachte 9] stuurt een screenshot aan [verdachte] van een bericht van ‘ [bijnaam 1] ’ (het hof begrijpt: [medeverdachte 3] ). In dit bericht wordt meegedeeld dat de slaapbank, tv en PlayStation nu op L2 (het hof begrijpt: de loods in Rotterdam) zijn; morgen volgen de gordijnen, zodat ‘ze’ kunnen slapen. [medeverdachte 9] bericht vervolgens aan [verdachte] dat L2 ‘hun slaaplocatie’ wordt en dat ze gelijk een snelle auto, bus en motor erin zetten.
[medeverdachte 9] en [verdachte] schrijven op 15 mei 2020 opnieuw berichten aan elkaar. [medeverdachte 9] bericht [verdachte] dat hij druk is geweest: ze hebben vandaag vijf bussen, twee snelle auto’s en vier motors opgehaald. [medeverdachte 9] vraagt [verdachte] wat hij qua budget nodig heeft om alles te halen: zenders, portofoons, telegramtoestellen, bivakmutsen, tiewraps et cetera. [medeverdachte 9] merkt op dat ze maandag ‘ready’ moeten zijn. Maandag – zo schrijft hij – laat hij ook vesten, (en in verband daarmee moet hij de maat weten), politiekleding en een tas met ijzer (het hof begrijpt: vuurwapens) leveren. Op een latere vraag van [medeverdachte 9] of hij ook politiekleding nodig heeft, antwoordt [verdachte] dat dit niet nodig is. Het hof merkt hierbij op dat [verdachte] ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij aan [medeverdachte 9] berichtte dat er geen vuurwapens hoefden te worden geleverd, maar die verklaring strookt niet met de inhoud van het chatgesprek. [medeverdachte 9] draagt [verdachte] vervolgens op zelf te controleren of alles goed is en niets kwijt te raken, want hij krijgt 25000 aan ijzer (het hof begrijpt: voor 25 duizend euro aan vuurwapens); hij heeft alles nieuw gekocht. [verdachte] reageert dat hij zijn leven erop zet; hij heeft er bovendien heel veel zin in. [verdachte] schrijft dat het simpel is: ophalen en afleveren, daar is niet veel voor nodig. [medeverdachte 9] bevestigt dat, maar voegt daaraan toe dat het weghalen ook gaat gebeuren, dus [verdachte] moet alles voorbereiden en moet alles kopen wat hij nodig heeft: kleding, duct tape, tiewraps, portofoons, zenders, et cetera. Alles moet ‘prof’ worden gemaakt: niemand mag ontkomen. [verdachte] antwoordt dat dat ook niet gaat gebeuren. [medeverdachte 9] sluit af met de opmerking dat maandag alles klaar moet zijn.
Op 20 mei 2020 zijn [verdachte] en [medeverdachte 3] bij de loods in Rotterdam geweest. [verdachte] bericht de volgende dag aan [medeverdachte 9] dat hij gisteren met [bijnaam 1] had afgesproken en dat hij alles heeft gezien. [verdachte] schrijft dat het een ‘topplek’ is en dat ze er vanaf morgen in gaan.
Op 31 mei 2020 heeft een berichtenwisseling plaats tussen [medeverdachte 9] en [medeverdachte 11] , waarin erover wordt besproken dat [persoon 4] ( [persoon 4] ) die spullen nog ergens heeft; het zou volgens [medeverdachte 9] een leuke bonus zijn als ze die vinden. [medeverdachte 9] schrijft dat desnoods zijn familie moet worden meegenomen en dan te zeggen dat 30 ‘mil’ (het hof begrijpt: miljoen) moet worden overgemaakt naar colo (het hof begrijpt: Colombia), anders krijgt hij hen niet terug. Volgens [medeverdachte 9] is dit zo’n ‘anoniem jackpot gevalletje’. [medeverdachte 11] merkt op dat die (het hof begrijpt: de familie van [persoon 4] ) gewoon thuis zijn. [medeverdachte 9] vraagt zich af waar ze die kunnen meenemen. Het zou lekker zijn om losgeld te vragen voor die 1000 stuks; dat ‘hoerenkind’ komt volgens [medeverdachte 9] later wel, om vervolgens losgeld – 25 miljoen plus boete – te vragen voor die 1000 stuks. [medeverdachte 9] draagt [medeverdachte 11] op zijn huiswerk te gaan doen: het team staat klaar om ‘in te laden’ en het ‘verblijf is er ook’. Volgens [medeverdachte 11] zijn ‘ze wijf en en kind geen hogere wiskunde’. [medeverdachte 9] eindigt met de opmerking dat [medeverdachte 11] maar moet zeggen wanneer hij kan inplannen: ‘plek en tijd dat ze getrokken kunnen worden’.
Op 22 juni 2020 is in de woning van [medeverdachte 3] een Samsung A10s en een Samsung S10+ in beslag genomen. De Samsung A10 bevond zich in diens slaapkamer, op een nachtkastje aan de oplader. [medeverdachte 3] had in januari 2020 op de Samsung A10 onder meer de volgende Telegram-berichten (van [medeverdachte 9] alias ‘ [bijnaam 3] ’ of ‘ [bijnaam 3] ’) aan zichzelf doorgestuurd:
[bijnaam 3] :
We moeten genoeg riemen hebben om vast te maken
Ti reps
Ducktape
Specy kuip voor waterboarden
Tang set vppr (het hof begrijpt: voor) nagels
Kniptang voor vingers en tenen
Gasbrandertje
En ski of veiligheids bril binnenkant zwart gespoten
Ketting en een slot
Ankers voor in vloer
Op 3 mei 2020 is op de onder [medeverdachte 3] in beslag genomen Samsung S10+ tussen 12:43 uur en 12:49 uur via Google gezocht op de volgende items:
Arrestatie muts
Arrestatie zak over hoofd
Zwarte zak
Zwarte stoffen zak
Zwarte stofzak
Op 10 mei 2020 is op die Samsung S10+ onder meer het volgende opgezocht:
hoe zelf chloroform maken
chloroform of ether
chloroform maken
ether kopen
ether makem
diethyl ether kopen
diethyl ether in water
Verder is op 10 mei 2020 om 20:26 uur via Google gezocht op de vraag ‘
hoe zelf chloroform maken’, waarna een website werd bezocht met de titel ‘
Raak je snel bewusteloos als iemand je een doek met een chloroform voor je mond en neus drukt?’. Vervolgens is een website bezocht met de titel ‘
Wanneer raak je bewusteloos?’, gevolgd door de vraag op dezelfde website met de titel ‘
Waar kan ik chloroform kopen?’. Voorts is met de Samsung S10+ gezocht op een website met de titel ‘
Waar kan ik droogijs kopen?’. Hierna werd een website bezocht waarop diverse soorten gassen kunnen worden besteld, waaronder droogijs. Daarnaast werd er een website bezocht met de titel ‘
Waar kan ik Natriumacetaat kopen?’, waarna wederom werd gezocht op de zoekvragen ‘
hoe zelf chloroform Maken’, ‘
waar kan ik chloroform kopen’, ‘
Raak je snel bewusteloos als iemand je een doek met een chloroform voor je mond en neus drukt?’ en ‘
hoe kan ik aan chloroform komen?’.
Op 13 mei 2020 stuurde [medeverdachte 3] het volgende bericht aan zichzelf:
[bijnaam 3] :
Kan je een planning maken voor volledige bezetting 24/7
En wie pakt over van team A
Wil maar beperkt aantal mensen bij L3
En welke bus pakken we mee over
Kan je een plan maken voor dit?
Dan weet ik hoeveel mense ik nog moet aannemen
Team A en team B foen ophalen en afgeven
Team L3 doet overpakken en opsluiten tot verhoor team komt
Op drie geprinte documenten die zijn aangetroffen bij de doorzoeking van de verblijfplaats van [medeverdachte 3] aan het [adres 3] te Den Haag zijn onder andere door [medeverdachte 3] handgeschreven aantekeningen aangetroffen. Op de achterzijde van een van de prints, met de op Google Maps opgezochte locatie ‘ [adres 4] ’ – een locatie in Wouwse Plantage, ongeveer vier kilometer van de loods aan de [adres 1] te Wouwse Plantage – staat het volgende geschreven:
Team a haalt paket op
Team B. eerste overstap
Team L3 2de overstap
L3
Daarnaast werd er een print aangetroffen van de op Google Maps opgezochte locatie ‘ [adres 5] ’, eveneens een locatie in Wouwse Plantage in de nabije omgeving van de loods aan de [adres 1] te Wouwse Plantage. Op de achterzijde van deze print zijn de volgende handgeschreven aantekeningen aangebracht:
L3 overdag
Bewaking avond
nacht
vragenstellers
bus voor laatste overstap
Op een telefoon die op 22 juni 2020 onder de inmiddels onherroepelijk veroordeelde medeverdachte [medeverdachte 4] in beslag is genomen is een foto aangetroffen van een goederenlijst met daarop onder meer de volgende opgesomde goederen:
Rollen zwarte ducktape
Ti rips groot van AT
Chirurgische set
Hamer
Messenset
Theedoeken
Brandslang
Zwarte ski bril
Zwarte zak en handboeien.
Voorbereidingsmiddelen
In het licht van het voorgaande dient het hof vervolgens te beoordelen of kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de voorbereiding van, kort gezegd, (a) wederrechtelijke vrijheidsberoving, (b) gijzeling, (c) afpersing in vereniging en (d) zware mishandeling met voorbedachte rade door het vervaardigen, verwerven en voorhanden hebben van de in de tenlastelegging genoemde voorbereidingsmiddelen.
Op grond van artikel 46, eerste lid, Sr is sprake van strafbare voorbereiding wanneer de dader opzettelijk middelen verwerft, vervaardigt, invoert, doorvoert of voorhanden heeft die bestemd zijn tot het begaan van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van 8 jaar of meer is gesteld. Bij de beantwoording van de vraag of de in het eerste lid vermelde voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen (hierna gezamenlijk ook als ‘voorwerpen’ aan te duiden), afzonderlijk of gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ‘zijn bestemd tot het begaan van het misdrijf’ in de zin van deze bepaling, dient te worden beoordeeld of deze voorwerpen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig kunnen zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van de voorwerpen voor ogen had.
Op basis van de hiervoor weergegeven berichtenwisselingen en de overige bewijsmiddelen, kan het volgende worden vastgesteld over het beoogde gebruik van de in beide loodsen aangetroffen voorwerpen:
( i) Er speelde een zeer ernstig conflict tussen de organisatie van [medeverdachte 10] en [persoon 1] en diens aanhangers. Aanvankelijk werd [persoon 1] gezocht vanwege de door hem kennelijk gestolen miljoenen euro’s, in verband waarmee hij al eens eerder ‘op de stoel had gezeten’ en ook een (naar het hof aanneemt) geldkoerier tijdelijk van zijn vrijheid beroofd is gehouden. Later wilde men ook wraak vanwege de liquidatie van [medeverdachte 12] en was niet enkel [persoon 1] een beoogd doelwit, maar ook diens aanhangers en desnoods familieleden.
( ii) Uit de wijze waarop zes van de zeven zeecontainers waren ingericht blijkt dat het de bedoeling was om mensen hierin tegen hun wil vast te houden. De containers waren voorzien van een tussenwand met daarin een deur die op slot kon. De containers konden ook nog van buiten met een hangslot worden afgesloten. Uit het feit dat er een toilet in de binnenruimte was geplaatst volgt dat het de bedoeling was om personen langere tijd vast te houden, waarbij zij dan kennelijk met een camera in de gaten konden worden gehouden. Het was (behalve in container 5) mogelijk om personen vast te ketenen, met de voeten in voetboeien en de handen daarboven in handboeien geplaatst, waarbij zij dan in staande positie van het chemisch toilet gebruik zouden moeten maken.
( iii) Dat het de bedoeling was om personen in de zeecontainers tegen hun wil vast te zetten volgt ook onmiskenbaar uit de hiervoor genoemde berichtenwisselingen, waarbij van belang is dat uit de foto’s die [medeverdachte 10] en [medeverdachte 9] op 8 april 2020 uitwisselden blijkt dat de communicatie inderdaad betrekking heeft op de zeecontainers in de loods in Wouwse Plantage. Het hof wijst in het bijzonder op de berichten waarin wordt geschreven over:
 de bestemming van het loodsencomplex: de ene loods als gevangenis – een ‘ebi 2.0’, een ‘cellencomplex’ (berichten van 1 april 2020), een ‘bajes’ voor [persoon 1] en zijn ‘matties’, met containers die zo goed geïsoleerd zijn dat ‘je niets hoort, ook als je er naast staat’, met plek voor een man of tien die ‘mogen schreeuwen’ (berichten van 8 april 2020) – en de andere loods als uitvalsbasis voor de ‘arrestatieteams’: een ‘AT hoofdkwartier’, een ‘uitval basis’ van waaruit je ‘gelijk kunt uitrukken’ (berichten van 7 mei 2020) en waar de mannen ook kunnen slapen (bericht van 12 mei 2020);
 de beveiliging: een ‘cipier’, ‘24/7 beveiliging’ (bericht van 4 april 2020);
 de teams die worden ingeschakeld om doelwitten op te pakken: ‘arrestatieteams’ (bericht van 1 april 2020) die zullen ‘ophalen en afleveren’ (bericht van 15 mei 2020),
 de wijze waarop dat zal gebeuren: met het gebruik van ‘handwapens’ en ‘automatische’ vuurwapens (en als de arrestanten niet meewerken moeten ze ‘gelijk in de knie’ worden geschoten) (berichten van 8 april 2020), met het gebruik van politiekleding, kleding van het arrestatieteam en elektronische stopborden (om aldus, zo begrijpt het hof, een doelwit te laten geloven dat hij met politieambtenaren te maken heeft) en door middel van ‘deur eruit en huis uittrekken’ (het hof begrijpt: met geweld een doelwit uit diens huis te halen) (berichten van 9 april 2020);
 de voertuigen die daarbij worden gebruikt: ‘snelle auto’s, ‘bussen met een dubbele deur’ (berichten van 1 april 2020), een ‘totaal andere’ bus voor de ‘overstap’ (berichten van 4 april 2020).
Verschillende goederen waarover in de genoemde berichten wordt geschreven zijn in de loodsen aangetroffen: vuurwapens, politiekleding, -schoeisel, -koppels met toebehoren, kogelwerende vesten, zwaailampen en een stoptransparant.
( iv) Uit de berichten blijkt dat het ook de bedoeling was om personen zwaar te mishandelen. Het hof wijst in de eerste plaats op de berichten waarin wordt geschreven over:
 de ‘behandelkamer’ (het hof begrijpt: de container met de behandel/tandartsstoel) die gereed is (bericht van 4 april 2020);
 [persoon 1] die sowieso ‘op de stoel’ (het hof begrijpt: de behandel/tandartsstoel die in één van de zeecontainers is aangetroffen) zal komen (bericht van 5 april 2020);
 de wens om ‘een paar te kunnen martelen’ (bericht van 18 april 2020).
( v) Het voornemen om mensen te martelen blijkt ook uit de verschillende goederen die in de loodsen zijn aangetroffen. De tandartsstoel in container 5 had armleuningen en een voetsteun die waren voorzien van riemen, banden en de voetsteun ook van boeien. Er kon dus iemand op de stoel worden vastgezet. Kennelijk was de bedoeling om deze persoon (vervolgens) aan martelingen te onderwerpen, getuige de aangetroffen snoeischaar, takkenschaar, takkenzaag, scalpels, diverse tangen (die blijkens de op de telefoon van [medeverdachte 3] aangetroffen aantekeningen van [medeverdachte 9] waren bestemd voor – het toepassen van geweld op – nagels, vingers en tenen), vingerboeien, gasbrander met navulfles en zwarte katoenen zakken met een trekkoord. Ook bevond zich in container 5 een speciekuip, die blijkens diezelfde aantekeningen van [medeverdachte 9] zou worden gebruikt om personen te onderwerpen aan ‘waterboarden’, een martelmethode waarbij iemand een natte doek of zak over het hoofd krijgt waarover steeds opnieuw water wordt gegoten, waardoor diegene voortdurend het gevoel heeft te verdrinken.
( vi) Verder volgt uit de berichten dat geweld op personen zou moeten worden uitgeoefend om hen te bewegen geld te betalen
.Het hof wijst daarbij in het bijzonder op de berichten van 2 april 2020, waarin wordt geschreven over 15 miljoen euro die moeten worden teruggepakt; als [medeverdachte 9] ‘die hond’ op de stoel heeft zal er meer (het hof begrijpt: geld) volgen.
( vii) Tot slot volgt uit de berichten dat het voornemen was om geld te verkrijgen van personen door familieleden (vrouw en/of kinderen) in de zeecontainers vast te zetten. Het hof wijst in het bijzonder op de berichten van 31 mei 2020 waaruit volgt dat de partner en het kind van [persoon 4] ( [persoon 4] of [persoon 4] ) zouden moeten worden opgepakt, die dan pas zouden worden vrijgelaten als [persoon 4] dertig miljoen euro zou overmaken naar Colombia: een ‘anoniem jackpot gevalletje’.
Medeplegen
De verdediging heeft betoogd, samengevat, dat [verdachte] moet worden vrijgesproken van feit 1, omdat hij geen wetenschap heeft gehad van de in de loodsen aangetroffen goederen met uitzondering van twee gestolen auto’s (busjes) in de loods in Rotterdam, en dat hij geen wetenschap had van, noch (voorwaardelijk) opzet had op voorbereidende handelingen van anderen. Hij heeft slechts met [medeverdachte 9] – via EncroChat – meegepraat, om [medeverdachte 2] te helpen te stoppen met zijn werkzaamheden voor [medeverdachte 9] .
Uit de wetsgeschiedenis van artikel 46 Sr volgt dat de term ‘voorhanden hebben’ is gekozen om aansluiting te vinden bij het destijds bij de Tweede Kamer aanhangige voorstel van wet tot aanvulling van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering met voorzieningen ten behoeve van de bestrijding van heling (Kamerstukken II, 1989/90, 21 565, nrs. 1-3 en 1990/91, nrs. 4-7). Dit voorstel verstaat onder ‘voorhanden hebben’ ieder feitelijk aanwezig hebben met welk doel of krachtens welke titel dan ook. Voor dit ‘voorhanden hebben’ is niet nodig dat de dader te allen tijde onverwijld over het goed kan beschikken. Het omvat ook het kunnen beschikken over een goed dat elders is opgeslagen; een directe fysieke beschikkingsmacht is dus niet nodig. [17] Verder volgt uit de wetsgeschiedenis dat ook de voorbereidingshandeling van afzonderlijke personen onder de strafbaarstelling kan vallen, zolang het opzet van de voorbereider maar gericht is op het in vereniging begaan van het voorgenomen misdrijf. [18]
Uit de hierboven vermelde EncroChat-berichten blijkt dat [medeverdachte 9] op 4 mei 2020 met [verdachte] sprak over een ‘cel’. Op 7 mei 2020 berichtte [medeverdachte 9] aan [verdachte] over een locatie voor de boys: een loods met kantoor, met auto’s, wapens en vesten; een AT-hoofdkwartier van waaruit gelijk kan worden uitgerukt. L2, de loods in Rotterdam dus, zou de slaapplaats van [verdachte] worden. Het hof wijst verder op de hiervoor weergegeven berichten van 15 mei 2020, waarin staat dat [verdachte] ‘ready’ moet zijn, over de vuurwapens, vesten en politiekleding (hoewel [verdachte] aangeeft die niet nodig te hebben) die zullen worden afgeleverd en dat het verder voor [verdachte] simpel is: ophalen en afleveren (van slachtoffers dus). Op 20 mei heeft [verdachte] de loods in Rotterdam geïnspecteerd en de volgende dag berichtte hij [medeverdachte 9] dat het een ‘topplek’ was. [verdachte] is vervolgens op 25 mei, 27 mei en 12 juni 2020 waargenomen in de loods. Bovendien heeft hij de gestolen Volkswagen Transporter bestuurd, die op 22 juni 2020 in de loods stond.
Uit het voorgaande volgt dat het voor [verdachte] duidelijk was dat hij meewerkte aan – en zijn opzet ook was gericht op – het plan om slachtoffers tegen hun wil mee te nemen, van hun vrijheid te beroven (‘in de cel te kankeren’). Duidelijk is dat voor het slagen van dat plan – en voor de uitvoering van zijn aandeel daarin, namelijk het oppakken en afleveren van slachtoffers – de beschikbaarheid en de inzet van vuurwapens (en zaken als kogelwerende vesten) en voertuigen (busjes) noodzakelijk was. Ten eerste is over die vuurwapens met [verdachte] gecommuniceerd. Ten tweede is hoogst onwaarschijnlijk, mede gelet op de aard van het conflict en het milieu waarin zich dat afspeelde, dat de beoogde slachtoffers zich zonder dreiging van vuurwapens van hun vrijheid zouden laten beroven. [verdachte] moet dus hebben geweten dat degenen die de slachtoffers feitelijk moesten ontvoeren, waaronder klaarblijkelijk ook hijzelf, over vuurwapens konden beschikken. De stelling van de verdachte dat hij alleen met [medeverdachte 9] heeft meegepraat, om ‘ [medeverdachte 2] te helpen te stoppen met diens werkzaamheden voor [medeverdachte 9] , is niet alleen onbegrijpelijk maar in het licht van het voorgaande ook onaannemelijk. Op geen enkele wijze blijkt uit het dossier dat het opzet van de verdachte er niet op was gericht samen met anderen slachtoffers van hun vrijheid te beroven. Aldus heeft [verdachte] , tezamen en in vereniging met de medeverdachten, de in de loods in Rotterdam aangetroffen vuurwapens, kogelwerende vesten en busjes met die bedoeling – en dus opzettelijk – voorhanden gehad.
[verdachte] zal ook worden veroordeeld voor het tezamen en in vereniging met de medeverdachten voorhanden hebben van politiekleding (in de loods in Wouwse Plantage). Hij heeft weliswaar aan [medeverdachte 9] bericht dat politiekleding niet nodig was, maar tot het plan behoorde onmiskenbaar dat [verdachte] en de medeverdachten overwogen zich voor te doen als een (‘AT’) arrestatieteam, door middel van het dragen van politiekleding en/of kogelwerende vesten, alsmede het gebruik van vuurwapens. Aan dat plan werkte [verdachte] mee en hij moet dus hebben geweten dat de medeverdachten deze politiekleding voorhanden hadden. Deze politiekleding heeft [verdachte] dus eveneens tezamen en in vereniging met de medeverdachten voorhanden gehad.
[verdachte] zal worden vrijgesproken van het tezamen en in vereniging met anderen verwerven, vervaardigen en/of voorhanden hebben van de overige in de loods in Wouwse Plantage aangetroffen goederen – samengevat: de als cellen ingerichte zeecontainers en de ‘martelcontainer’ met bijbehorende goederen – nu niet met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat [verdachte] bij deze loods betrokkenheid heeft gehad, in die zin dat hij tezamen en in vereniging met anderen de daarin aanwezige voorbereidingsmiddelen voorhanden heeft gehad. Uit de rol van [verdachte] kan niet zonder meer worden afgeleid dat hij moet hebben geweten dat zijn mededaders deze voorbereidingsmiddelen, op die specifieke locatie, aanwezig hebben gehad. Het enkele feit dat in de loods twee motoren zijn aangetroffen op naam van een bedrijf van [verdachte] is onvoldoende om deze wetenschap te kunnen aannemen, te meer nu getuige [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij die motoren daar ten behoeve van [verdachte] heeft gestald zonder dat hij dat wist.
4.5
Criminele organisatie
Beoordelingskader
Onder een 'organisatie' als bedoeld in artikel 140 Sr wordt volgens vaste jurisprudentie verstaan een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon.
Van 'deelneming' aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr is sprake als de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met het oogmerk tot het plegen van de strafbare feiten, dan wel dat hij deze gedragingen ondersteunt. Het is niet vereist dat een deelnemer aan de criminele organisatie moet hebben samengewerkt of bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaakten van dat samenwerkingsverband of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. De deelneming moet voor de verdachte op zichzelf worden beoordeeld. Het is dus bijvoorbeeld niet van belang of andere personen meer hebben gedaan of een belangrijker rol vervulden dan de verdachte.
Voor 'deelneming' in de zin van artikel 140 Sr is voldoende dat de verdachte in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. De verdachte hoeft geen wetenschap te hebben van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd, maar wel moet hij een aandeel hebben gehad of ondersteuning hebben geboden aan gedragingen ter verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
Het gaat bij het misdrijf van artikel 140 Sr niet om het daadwerkelijk gepleegd zijn van misdrijven, maar om het 'oogmerk' tot het plegen van misdrijven. Voor dat oogmerk kan ook het naaste doel van de organisatie volstaan. Het is niet vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is. Het oogmerk hoeft niet in de tenlastelegging nader te zijn omschreven, maar moet uit de bewijsvoering blijken. Daarbij kan onder meer betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie al zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking – zoals dat kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie – en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Voor het bewijs voor deelname aan de criminele organisatie zal, gelet op het hiervoor weergegeven beoordelingskader, dus moeten worden vastgesteld dat:
(i) sprake is geweest van een organisatie;
(ii) deze organisatie als oogmerk had het plegen van misdrijven;
(iii) het handelen van de verdachte kan worden aangemerkt als deelneming aan deze organisatie.
Organisatie
Op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen stelt het hof vast dat tussen de verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [verdachte] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 10] en [medeverdachte 11] een samenwerkingsverband heeft bestaan met een zekere duurzaamheid en structuur. Uit hetgeen is overwogen ten aanzien van feit 1 blijkt dat tussen de verdachten gedurende een langere periode veelvuldig communicatie plaatsvond. Uit deze communicatie blijkt dat sprake was van onderlinge afstemming om verschillende misdrijven, waaronder wederechtelijke vrijheidsberoving, gijzeling, afpersing in vereniging, zware mishandeling met voorbedachten rade, opzetheling en het voorhanden hebben van een of meer vuurwapens, voor te bereiden dan wel uit te voeren.
Hierbij was sprake van een structuur met een zekere hiërarchie en rolverdeling, waarbij in opdracht van [medeverdachte 10] en [medeverdachte 9] de loodsen in Rotterdam en in Wouwse Plantage gereed werden gemaakt. [medeverdachte 10] en [medeverdachte 9] voerden veelvuldig overleg over de (voorgenomen) misdrijven, hoe de loodsen moesten worden ingericht en de stand van zaken van de kluswerkzaamheden. [medeverdachte 10] had contact met [medeverdachte 6] en [medeverdachte 12] , aan wie hij verschillende opdrachten, die eveneens verband hielden met deze (voorgenomen) misdrijven, gaf en die vervolgens weer werden uitgezet bij andere personen. [medeverdachte 9] stuurde [medeverdachte 2] aan om via witwasconstructies, waarbij [medeverdachte 2] hulp kreeg van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7] , de loodsen en een woning voor een medeverdachte te huren en containers te kopen en te huren. [medeverdachte 11] hield zich bezig met het achterhalen van informatie over en het zoeken naar beoogde slachtoffers en kreeg daartoe opdrachten van [medeverdachte 6] en [medeverdachte 9] . Daarnaast hield [medeverdachte 11] zich bezig met het regelen van auto’s en busjes voor het vervoer van slachtoffers. [verdachte] werd door [medeverdachte 9] aangestuurd om de loods in Rotterdam gereed te maken en daar op te gaan treden als de leider van ’het elite / A team’ (het hof begrijpt: arrestatieteam), dat tot taak had slachtoffers op te pakken en af te leveren. [medeverdachte 3] had een prominente rol bij de kluswerkzaamheden in beide loodsen en hij is door de eigenaar van de loods in Wouwse Plantage herkend als ‘de voorman’ van de klussers. [medeverdachte 3] stuurde [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 8] aan tijdens de kluswerkzaamheden en daarnaast hield hij zich bezig met de uitbetaling van ‘salarissen’ aan verschillende leden van de criminele organisatie.
Oogmerk van de organisatie
Uit hetgeen is overwogen ten aanzien van de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen blijkt dat de organisatie tot oogmerk had opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving, gijzeling, afpersing in vereniging en zware mishandeling met voorbedachte rade.
Ten aanzien van het oogmerk ‘opzetheling’ wijst het hof in het bijzonder op de volgende EncroChat-berichten:
- Op 26 maart 2020 vraagt [medeverdachte 12] aan een onbekend gebleven gebruiker van een EncroChat-account ( [EncroChatnaam 17] ) of hij ‘aan gestolen auto’s kan komen’. Een dag later, op 27 maart 2020 in de ochtend rond 10.35 uur vraagt [medeverdachte 12] aan [EncroChatnaam 17] of hij aan een contactpersoon van hem kan vragen of ‘hij ook busjes heeft’. Op diezelfde dag om 19.18 uur schrijft [EncroChatnaam 17] aan [medeverdachte 12] dat ‘die waggie zo klaar staat’. [medeverdachte 12] vraagt welke auto het is en [EncroChatnaam 17] antwoordt ‘BMW 535d dubbele turbo volgens mij is snelle auto’. Op 29 maart 2020 koppelt [medeverdachte 12] terug aan [medeverdachte 9] ‘maat geregelt zitgen nieuw pkaten op’ en ‘geen gestolen maat gedubbeld’. Op 19 april 2020 neemt [medeverdachte 12] weer contact op met [EncroChatnaam 17] en [EncroChatnaam 17] deelt aan [medeverdachte 12] mee dat hij voor hem een busje heeft ‘maar enkel cabine drie personen voor alleen’ en dat het een Transporter is. [EncroChatnaam 17] verzekert [medeverdachte 12] ook dat het ‘een snelle busje is’ en dat alleen ‘de platen nog gefixt moeten worden’. Op 20 april 2020 rond 13.45 uur vraagt [EncroChatnaam 17] aan [medeverdachte 12] of [EncroChatnaam 6] (de verdachte) ‘iemand van hem is’. [medeverdachte 12] antwoordt dat het ‘wel eens voor die bus ophalen kan zijn’ en dat [medeverdachte 3] op hem wacht. Om 16.37 uur stuurt [EncroChatnaam 17] aan [medeverdachte 12] ‘heb afgeleverd bro’.
- Op 1 april 2020 vraagt [medeverdachte 9] aan [medeverdachte 11] om nog ‘wat bussen te zoeken met dubbele deur het liefst’. [medeverdachte 11] antwoordt ‘moet je hebben kan ze zo bestellen maat alleennze vragen geld ervoor’. [medeverdachte 9] schrijft dat hij alleen ‘snelle auto’s wil met een dubbele deur’. In een gesprek later op die dag informeert [medeverdachte 11] op verzoek van [medeverdachte 9] bij een onbekend gebleven gebruiker van een EncroChat-account ( [EncroChatnaam 13] ) of deze een auto en busjes kan regelen en, zo ja, voor welke prijs.
- Op 4 april 2020 omstreeks 16.20 uur schrijft [medeverdachte 6] aan [medeverdachte 12] dat hij een ‘busje caddy en auto’ moet halen met een camera erin en dat hij deze op naam van een goede katvanger moeten zetten.
- Op 4 april 2020 hebben [medeverdachte 9] en [medeverdachte 11] gesprekken over het regelen van bussen. [medeverdachte 9] vraagt aan [medeverdachte 11] of hij al ‘iets gehoord heeft van de bussen’. [medeverdachte 11] schrijft dat ‘hij het zou laten weten als ze er 1 binnen hebben moet met 2 schuifeuren dua evem zoeken voor ze’. [medeverdachte 9] schrijft dat hij er ‘sowieso 1’ wil hebben ‘en 1 andere bus totaal anders voor overstap’. [medeverdachte 11] vraagt ‘dan 1 donkere kleur 1 witte of zilver’. [medeverdachte 9] antwoordt ‘ja en ander model’ en ‘witte sprinter ofzo als 2e’. [medeverdachte 11] schrijft dat hij het gaat regelen, maar dat hij alleen even moet kijken waar ze heen gebracht moeten worden omdat hij nu geen plek ervoor heeft. [medeverdachte 11] schrijft tevens ‘die ford heb ik gezegd wacht even tot ik platen heb amders staat die op straat’. [medeverdachte 9] schrijft dat hij de Ford wil laten ophalen als [medeverdachte 11] deze auto ‘met goede platen ergens zet’.
Uit camerabeelden die zijn opgenomen in de loods in Wouwse Plantage blijkt het volgende:
- Op camerabeelden van 14 mei 2020 is te zien dat [medeverdachte 4] samen met [medeverdachte 1] werkzaamheden verricht aan de kentekenplaten van een grijze Ford Focus. Dit doen zij die dag ook met kentekenplaten aan de voor- en achterzijde van een zwarte BMW en aan de kentekenplaten aan de achterzijde van een Volkswagen Transporter. Vervolgens worden de drie voertuigen schoongespoten met een hogedrukreiniger door [medeverdachte 1] en neemt [medeverdachte 4] de voertuigen af met een doek.
- Op camerabeelden van 19 mei 2020 is te zien dat [medeverdachte 4] samen met [medeverdachte 3] bezig is met een kentekenplaat aan de achterzijde van een witte Volkswagen Transporter.
- Op camerabeelden van 15 juni 2020 is te zien dat [medeverdachte 1] een Opel Vivaro, voorzien van kenteken [kenteken] schoonmaakt. Uit onderzoek is gebleken dat dit voertuig voorzien is van valse kentekenplaten en dat dit voertuig sinds 16 juni 2020 als gestolen staat opgegeven.
Tijdens de doorzoeking van de loodsen in Rotterdam en in Wouwse Plantage op 22 juni 2020 zijn meerdere voertuigen aangetroffen waarvan is vastgesteld dat deze gestolen waren. Uit onderzoek is gebleken dat de in de loodsen aangetroffen voertuigen grote gelijkenissen vertonen met de voertuigen waarover gechat wordt in de hierboven beschreven EncroChat-berichten.
In de loods in Wouwse Plantage is tevens politiekleding aangetroffen. Uit een EncroChat-gesprek van 9 april 2020 blijkt dat [medeverdachte 9] bij [medeverdachte 10] aangaf dat hij ‘altijd politiekleding nodig heeft’ en dat [medeverdachte 10] heeft toegezegd daar achteraan te gaan. Op diezelfde dag stuurt [medeverdachte 10] [medeverdachte 12] een bericht over het regelen van ‘popo kleding AT kleding’, waarop [medeverdachte 12] aangeeft dit te gaan vragen aan ‘die popo’ (het hof begrijpt: die – kennelijk corrupte – politieagent). Van drie politiejassen die in de loods zijn gevonden is vastgesteld dat deze van diefstal uit een politiebureau in Haren afkomstig zijn. Op één van de politiejassen die is aangetroffen in de loods is sporenmateriaal aangetroffen waarvan het DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van een voormalig politieambtenaar die heeft verklaard op illegale wijze politiekleding te hebben verkocht.
Op grond van de hierboven weergegeven EncroChat-berichten en de hierboven beschreven camerabeelden in combinatie met de bevindingen met betrekking tot de in de loods aangetroffen voertuigen en politiekleding komt het hof tot de conclusie dat de criminele organisatie tot oogmerk had het plegen van opzetheling.
Ten aanzien van het oogmerk ‘het voorhanden hebben van een of meer vuurwapens’ wijst het hof in het bijzonder op de volgende EncroChat-berichten:
- Op 8 april 2020 spoort [medeverdachte 10] [medeverdachte 9] aan alles te pakken wat deze nodig denkt te hebben, waaronder wapens. Op de vraag welke wapens hij moet hebben antwoordt [medeverdachte 9] ‘handwapens en wat automatische misschien; met een demper is altijd handig’. Rond dezelfde tijd op diezelfde dag vraagt [medeverdachte 10] aan [medeverdachte 12] ‘maat kan je 10 handwapens regelen?’. [medeverdachte 10] vraagt verder ‘en wat automatische ook aub en iets met demper’. Later die avond schrijft [medeverdachte 12] dat hij handwapens heeft liggen en nog meer gaat kopen: hij heeft ook automatische wapens, namelijk ‘twee ‘m16 met trommels’.
- De volgende dag, op 9 april 2020, hebben [medeverdachte 10] en [medeverdachte 9] gesprekken over de wapens die zij nog hebben liggen. [medeverdachte 10] schrijft ‘M16 met trommel wat zeg jij heb 2 van liggen maar m16 loopt vaak vast huls in de kamer die niet goed eruit komt’. [medeverdachte 9] vraagt of [medeverdachte 10] iets kleiners heeft ‘zoals mp5 H&K’ want daar ‘zit meestal demper op’. [medeverdachte 9] schrijft verder ‘of die nieuwe scorpions schijnen ook goed te zijn en glocks met lange magazijn en automatisch ook top’. [medeverdachte 9] schrijft ook nog ‘dat ze geen fouten kunnen maken met vastlopers’. [medeverdachte 10] schrijft vervolgens ‘had glock 17 full auto met ombouwkit ik ga kijken of ik er meer van kan pakken’. [medeverdachte 9] antwoordt ‘ja die zijn top lopem zelden vast’. [medeverdachte 10] bevestigt dit en schrijft ‘ja helemaal met demper’. [medeverdachte 10] vraagt op diezelfde dag aan [medeverdachte 12] ‘die glocks met ombouwkit die jij had geregeld kan je daar meer van pakken’.
- Op 10 april 2020 stuurt [medeverdachte 12] naar een onbekend gebleven gebruiker van EncroChat-account [EncroChatnaam 16] of hij aan ‘apeeltjws’ (het hof begrijpt ‘speeltjes’ oftewel – gelet op het vervolg van de correspondentie – wapens) kan komen. [medeverdachte 12] geeft aan dat het gaat om ‘AK, glocks en automatische’ wapens. Een paar dagen later, op 15 april 2020, bericht [EncroChatnaam 16] ‘heb zo die pipas voor je’. [medeverdachte 12] vraagt of ze er ‘snoepjes’ bij hebben gedaan erbij’ (het hof begrijpt: de patronen voor de vuurwapens). [EncroChatnaam 16] antwoordt dat dit het geval is. [medeverdachte 12] stuurt aan [EncroChatnaam 16] ‘oke neef ik laat ze zometeen by je ophalen’.
- Op 7 mei 2020 bericht [medeverdachte 9] aan [verdachte] over dat hij een loods heeft in (de omgeving van) Rotterdam, een ‘soort AT hoofdkwartier’. Hij schrijft dat hij daar verschillende spullen neerzet, waaronder wapens.
- Op 15 mei 2020 laat [medeverdachte 9] aan [verdachte] weten dat hij die dag een tas met ijzer (het hof begrijpt: vuurwapens) laat leveren. [medeverdachte 9] draagt [verdachte] op zelf te controleren of alles goed is en niets kwijt te raken, want hij krijgt 25000 aan ijzer (het hof begrijpt: voor € 25.000,00 aan vuurwapens); hij heeft alles nieuw gekocht.
In de loods in Rotterdam zijn meerdere vuurwapens aangetroffen, te weten een automatisch wapen, vier pistolen en twee revolvers en patroonhouders. Zoals is overwogen ten aanzien van de aan de verdachte tenlastegelegde gelegde voorbereidingshandelingen blijkt uit verschillende EncroChat-berichten dat deze vuurwapens bedoeld waren om personen tegen hun wil van hun vrijheid te beroven en vervolgens in de zeecontainers in Wouwse Plantage vast te zetten. In één van de berichten wordt bijvoorbeeld geschreven dat als ‘de arrestanten’ niet meewerken ze ‘gelijk in de knie moeten krijgen’.
Gelet op de hierboven weergegeven EncroChat-berichten en het aantreffen van de vuurwapens in de loods in Rotterdam komt het hof tot de conclusie dat de criminele organisatie tot oogmerk had het voorhanden hebben van vuurwapens.
Ten aanzien van het oogmerk ‘moord’ wijst het hof op de volgende EncroChat-berichten:
- Op 2 april 2020 hebben [medeverdachte 10] en de onbekend gebleven gebruiker van een EncroChat-account ( [EncroChatnaam 1] ) contact over of er ‘lekkage’ in hun groep is, omdat een beoogd slachtoffer van [medeverdachte 10] dat hij beschouwt als ‘tegenstander’ op de hoogte is van dat er ‘gewerkt is en waarvandaan’. [medeverdachte 10] schrijft in dit gesprek ‘maat iedereen gaat liggen geloof me’ en ‘er zijn dagelijks veel mensen mee bezig je hoord binnenkort’.
- Op 2 april 2020 schrijft [medeverdachte 12] aan [medeverdachte 10] dat hij iemand heeft voor [medeverdachte 10] om zich bezig te houden met het ‘lokken’ van beoogde slachtoffers. [medeverdachte 10] en [medeverdachte 12] chatten verder over of deze persoon te vertrouwen is en [medeverdachte 12] schrijft dat hij ook nog andere mensen heeft om ‘te lokken’. In dit gesprek schrijft [medeverdachte 12] aan [medeverdachte 10] ‘maat jou doel is mijn doel ik ga ook pas dood als jun dood zijti’ (het hof begrijpt: als hun – lees: zij – dood zijn). [medeverdachte 10] antwoordt ‘juist’.
- Op 9 april 2020 wisselen [medeverdachte 9] en [medeverdachte 10] berichten over het regelen van wapens. [medeverdachte 9] schrijft ‘dat ze geen fouten kunnen maken met vastlopers’ (het hof begrijpt: munitie die door een defect in het vuurwapen niet verschoten wordt).
- Op 18 april 2020 hebben [medeverdachte 10] en [medeverdachte 9] een berichtenwisseling waarin [medeverdachte 10] schrijft ‘maat ik kijk pas weer in de spiegel als me lijst is afgewerkt’ en ‘maat ze gaan allemaal vroeg of laat aan de beurt komen’. [medeverdachte 10] beklaagt zich bij [medeverdachte 9] dat ‘alles zo kkrlekker ging’ en dan ‘komt er zo een labiel’. [medeverdachte 9] schrijft ‘maat we hadden die kkr hoer nooit moeten laten gaan’.
- Op 11 mei 2020, de dag na de liquidatie van [medeverdachte 12] , hebben [medeverdachte 6] en [medeverdachte 9] een gesprek over de liquidatie van [medeverdachte 12] . [medeverdachte 9] schrijft ‘dit is slecht nieuws man’. [medeverdachte 6] schrijft ‘ja heel slecht echt erg erg erg’. [medeverdachte 6] schrijft vervolgens ‘is van ons team van je eigen geld’. [medeverdachte 9] schrijft ‘ze moeten dood tot hun hond toe’. [medeverdachte 6] antwoordt ‘alles maat’.
- Een dag later, op 12 mei 2020, hebben [medeverdachte 10] en onbekend gebleven gebruiker van een EncroChat-account ( [EncroChatnaam 1] ) contact over de reden van de liquidatie van [medeverdachte 12] . [medeverdachte 10] schrijft ‘jongmocro was erbij toen ik [persoon 1] op stoel had gezet ...mijn fout dat ik hem heb laten gaan daarom is jongmocro dood...’. [medeverdachte 10] stuurt vervolgens een bericht met alle namen van de groep die hij beschouwt als tegenstanders en [EncroChatnaam 1] specificeert dat ‘ [persoon 1] eerst moet’. Nadat [EncroChatnaam 1] en [medeverdachte 10] verder chatten over wie zij allemaal willen ‘pakken’ schrijft [medeverdachte 10] tot slot ‘heel deze groep moet dood en familie mag ook’.
- Op 12 mei 2020, kort na de liquidatie op [medeverdachte 12] , hebben [medeverdachte 10] en een onbekend gebleven gebruiker van een EncroChat-account ( [EncroChatnaam 18] ) een berichtenuitwisseling waarin [EncroChatnaam 18] aan [medeverdachte 10] vraagt of alles goed met hem gaat en waarin hij schrijft dat hij heeft gehoord wat er gebeurd is. [medeverdachte 10] schrijft dat ‘hun hitters’ het op hem gemunt hebben. Hij schrijft ook dat hij de grootste ‘killer’ van allemaal heeft, maar dat hij nog niets gedaan heeft. [EncroChatnaam 18] stelt wat vragen kennelijk over wat er moet gebeuren met de persoon die het volgens [medeverdachte 10] op hem gemunt heeft en die volgens [medeverdachte 10] in Dubai verblijft. [medeverdachte 10] legt uit aan [EncroChatnaam 18] dat wapens moeilijk te krijgen zijn in Dubai. Op 13 mei 2020 schrijft [EncroChatnaam 18] dat hij kan zorgen dat binnen 3 dagen ‘toys’ (het hof begrijpt: vuurwapens) in Dubai zijn en dat hij heeft gevraagd om ‘2 glocks’ en ‘een automatic’. [EncroChatnaam 18] vraagt of dit oké is en [medeverdachte 10] antwoordt met ‘ja’. [medeverdachte 10] vraagt ‘wie de trekker over gaat halen’ en [EncroChatnaam 18] schrijft dat hij het aan het regelen is, maar dat het moeilijk gaat worden. [medeverdachte 10] schrijft dat het ‘een hit and run’ zal gaan worden. Op 14 mei 2020 schrijft [EncroChatnaam 18] dat de ‘toys’ heel snel in Dubai zullen zijn. Op 20 mei 2020 komt [EncroChatnaam 18] hierop terug en schrijft dat hij nu een ‘glock 17 en een scorpopn V61’ heeft. [medeverdachte 10] vraagt of er ook ‘hitmen’ zijn. [EncroChatnaam 18] antwoordt dat die er nog niet zijn en dat hij als er geen andere optie is ‘goed cashgeld’ zal aanbieden en de jongens zal ‘pushen’ om ‘hitters’ in te huren of in te laten vliegen.
Zoals eerder is overwogen met betrekking tot de achtergronden van het conflict blijkt dat sprake was van een onderwereldoorlog tussen [medeverdachte 10] en de zijnen en [persoon 1] (‘ [persoon 1] ’ genoemd). Naar het oordeel van het hof verwijzen bovenstaande berichten naar dit conflict en blijkt uit deze berichten dat de deelnemers aan deze gesprekken uiteindelijk de dood van (in elk geval sommigen van) hun slachtoffers beoogden. Zo schrijft [medeverdachte 10] op 2 april 2020 dat ‘iedereen moet liggen’, hetgeen in het criminele milieu verwijst naar het liquideren van personen. Relevant in dat kader is ook het gesprek tussen [medeverdachte 10] en [medeverdachte 9] van 9 april 2020, waarin wordt gesproken over dat ‘geen fouten kunnen worden gemaakt met vastlopers’, wat minder van belang zou zijn in het geval de wapens enkel zouden worden gebruikt voor afdreiging. De conversatie van 18 april 2020 waarin [medeverdachte 9] schrijft dat ‘ze die kkr hoer nooit hadden moeten laten gaan’ is een verwijzing naar een eerdere ontvoering van [persoon 1] , waarbij kennelijk is besloten hem ‘te laten gaan’. Uit deze conversatie blijkt dat [medeverdachte 10] en [medeverdachte 9] een volgende keer mogelijk niet van plan zijn hun ‘tegenstander’ (levend) te laten gaan. De naam ‘ [persoon 1] ’ en een verwijzing naar de eerdere ontvoering komt ook terug in de conversatie van 12 mei 2020 waarin [medeverdachte 10] schrijft ‘jongmocro (het hof begrijpt: [medeverdachte 12] ) was erbij toen ik
[persoon 1]op de stoel had gezet’. Ook wordt letterlijk het woord ‘dood gebruikt’, wanneer [medeverdachte 12] schrijft ‘maat jou doel is mijn doel ik ga ook pas dood als hun dood zijn en wanneer [medeverdachte 9] aan [medeverdachte 6] schrijft ‘ze moeten dood tot hun hond toe’ en [medeverdachte 6] antwoordt ‘alles maat’. Ook [medeverdachte 10] gebruikt het woord ‘dood’ letterlijk wanneer hij schrijft ‘heel de groep moet dood en de familie mag ook’. Veelzeggend is ook de berichtenwisseling tussen [medeverdachte 10] en [EncroChatnaam 18] kort na de liquidatie van [medeverdachte 12] , waarbij gesproken wordt over het regelen van wapens en ‘hitters’ waarmee [medeverdachte 10] de persoon die hij als tegenstander beschouwt en verantwoordelijk houdt voor de liquidatie van [medeverdachte 12] wil laten ombrengen. Dat niet blijkt dat deze misdrijven daadwerkelijk zijn gepleegd, is voor de bewezenverklaring van het oogmerk van de tenlastegelegde criminele organisatie niet relevant.
Gelet op het bovenstaande komt het hof tot de conclusie dat de criminele organisatie tot oogmerk ‘moord’ had.
Deelneming door de verdachte
De verdediging heeft primair verzocht de verdachte vrij te spreken van het onder 2 tenlastegelegde. Volgens de verdediging kan niet worden bewezen dat de verdachte wist dat sprake was van een criminele organisatie en kan evenmin worden bewezen dat bij de verdachte sprake was van voorwaardelijk opzet op gedragingen die strekten tot verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie. Er is volgens de verdediging geen wettig bewijs voor enig aandeel of ondersteunende gedragingen van de verdachte. Subsidiair heeft de verdediging verzocht bewezen te verklaren dat de organisatie enkel het oogmerk tot het plegen van ‘wederrechtelijke vrijheidsberoving’ had, omdat de verdachte niet met de andere beoogde misdrijven in verband kan worden gebracht.
Het hof verwerpt de verweren en overweegt daartoe als volgt.
Dat het voor de verdachte duidelijk was dat hij meewerkte aan – en zijn opzet ook was gericht op – het plan slachtoffers tegen hun wil mee te nemen en van hun vrijheid te beroven blijkt uit hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van feit 1. Dat de verdachte ook ervan op de hoogte was dat deze plannen zouden worden uitgevoerd in een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur blijkt naar het oordeel van het hof uit de bewijsmiddelen. Het hof wijst daarbij in het bijzonder op de volgende EncroChat-berichten:
- In een EncroChat-bericht van 12 mei 2020 schrijft [medeverdachte 9] aan de verdachte ‘broer het is wel belangrijk dat je bereikbaar bent en dat we elkaar blijven zien’ en ‘anders heeft constructie geen zin als je blijft hosselen ik kan geen loon aan iedereen betalen en dat verantwoorden als iedereen zijn eigen ding doet’. [medeverdachte 9] stuurt vervolgens aan de verdachte ‘je bent nu het elite team’, ‘a team’ (het hof begrijpt: het arrestatieteam) en ‘daar hebben we afspraken voor gemaakt’.
- Op 15 mei 2020 chatten [medeverdachte 9] en [verdachte] verder en schrijft [medeverdachte 9] ‘broer jij moet even zeggen watcje nodig hebt’ en ‘budget om alles te halen voor jullie’. [medeverdachte 9] specificeert vervolgens ‘zenders portofoons telegram toestellen bivak mutsen ti rips etc’ en schrijft ‘vanaf maandag moeten we ready zijn’. [medeverdachte 9] schrijft ook dat hij die dag vesten en een tas met ijzer (het hof begrijpt: vuurwapens) laat leveren. [medeverdachte 9] benadrukt dat de verdachte moet controleren of alles goed is en dat het de verantwoordelijkheid is van de verdachte. Ook schrijft hij nog ‘maak niks lwijt ik gwef je 25.000 aan ijzer’ en ‘is jouw verantwoording’. De verdachte verzekert [medeverdachte 9] dat hij echt zijn best doet en dat hij zijn leven erop zet. Vervolgens schrijft de verdachte ‘is simple ophalen en afleveren’ en ‘ia niet veel voir nodig’. [medeverdachte 9] schrijft dat ‘weghalen ook gaat gebeuren’ en dat de verdachte dus alles moet voorbereiden en kopen wat hij nodig heeft. Vervolgens schrijft [medeverdachte 9] dat de verdachte alles ‘prof moet maken’ en ‘dat niemand mag ontkomen’. De verdachte antwoordt ‘broer gaat ook niet gebuurten klaar’.
- Op 21 mei 2020 stuurt de verdachte aan [medeverdachte 9] ‘goodmorning Broer was gister ziek had bloody kip van kfc geeten maar hebt gister met [bijnaam 1] afgrsproken alles gezien toptop plek van af morgan gaan Wij er in’. [medeverdachte 9] schrijft aan de verdachte dat hij rustig aan moet doen maar dat hij geen fouten moet maken want hij ‘wil zijn mensen laten zien dat we nu de juiste hebben’.
Uit voornoemde chatberichten blijkt dat de verdachte op de hoogte was van zijn rol, namelijk het zijn van de leider van het ‘arrestatieteam’. Ook blijkt hieruit dat hij ‘afspraken’ had gemaakt over zijn rol met [medeverdachte 9] en dat hij daar ‘loon’ voor betaald kreeg. Verder wordt duidelijk uit de berichten dat de verdachte werd betrokken bij het gereedmaken van de loods in Rotterdam en dat dit ‘zijn verantwoordelijkheid’ was. [medeverdachte 9] benadrukt in voorgaande berichten meerdere keren dat de verdachte bereikbaar moet zijn en geen fouten moet maken, omdat hij anders niet kan verantwoorden dat hij loon aan hem betaalt en omdat hij ‘zijn mensen’ wil laten zien dat hij de juiste mensen in dienst heeft genomen. Dat [medeverdachte 9] zich moet verantwoorden bij andere personen en dat hij de verdachte expliciet op zijn rol en taken wijst duidt erop dat de verdachte wist dat sprake was van een groepsverband waarin de voorgenomen plannen zouden worden uitgevoerd. Het aandeel van de verdachte, namelijk de verantwoordelijkheid dragen voor het gereedmaken van de loods in Rotterdam en het leiding geven aan het ‘arrestatieteam’ dat uiteindelijk slachtoffers moest ‘ophalen en afleveren’ was daarbij van groot belang.
Ten aanzien van het subsidiair gevoerde verweer merkt het hof op dat dit verweer niet kan slagen, nu het voor een bewezenverklaring van deelname aan een criminele organisatie voldoende is dat de verdachte in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Voor de bewezenverklaring van het oogmerk gaat het daarbij om het oogmerk van
de organisatieen niet dat van de verdachte zelf. Voor een bewezenverklaring is dus niet vereist dat de verdachte op de hoogte was van alle misdrijven waarop het oogmerk van de organisatie was gericht.
Gelet op hetgeen hierboven is overwogen en de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen kan naar het oordeel van het hof worden bewezen dat de verdachte behoorde tot het samenwerkingsverband en dat hij een aandeel heeft gehad in de gedragingen die strekten tot het verwezenlijken van het oogmerk van de organisatie.

5.Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 mei 2020 tot en met 22 juni 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, ter voorbereiding van
- opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving van een of meer personen (als bedoeld in artikel 282 Wetboek van Strafrecht)
opzettelijk voorwerpen en vervoermiddelen te weten:
in een loods aan de [adres 1] te Wouwse Plantage:
- politie-uniformen en kogelwerende vesten,
en
in een loods aan de [adres 2] te Rotterdam:
- vuurwapens van categorie II en categorie III als bedoeld in artikel 2 Wet wapens en munitie, te weten:
 twee pistolen van het merk CZ, model 83, kaliber 7,65 mm,
 een pistool van het merk Glock, model 17, kaliber 9 mm,
 een pistool van het merk Glock, model 19, kaliber 9 mm,
 een revolver van het merk Zastava, model M83-84, kaliber .357magnum,
 een revolver van het merk Zastava, model M83-92, kaliber .357, en/of
 een automatisch werkend aanvalsgeweer van het merk Norinco, model 57 (AK-47 model), kaliber 7.62x39mm,
  • vijf kogelwerende vesten,
  • gestolen voertuigen, te weten
 een witte Volkswagen Transporter voorzien van (valse) kentekenplaten [kenteken] ,
 een grijze Fiat Ducato, met (valse) kentekenplaten [kenteken] ,
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad.
2.
hij in de periode van 1 mei 2020 tot en met 22 juni 2020 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte, [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 10] en [medeverdachte 11] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
  • moord (artikel 289 Wetboek van Strafrecht),
  • opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving (artikel 282 Wetboek van Strafrecht),
  • gijzeling (artikel 282a Wetboek van Strafrecht),
  • afpersing in vereniging, althans afpersing (artikel 317 jo. 312, tweede lid, onder 2, Wetboek van Strafrecht),
  • zware mishandeling met voorbedachten rade (artikel 302 jo. 303 Wetboek van Strafrecht),
  • opzetheling (artikel 416 Wetboek van Strafrecht) en
  • het voorhanden hebben van een of meer vuurwapens (artikel 26 jo. 55 Wet Wapens en Munitie).
3.
hij op 22 juni 2020 te Rotterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 46 pakketten van elk ongeveer 950 gram hennep (cannabis), zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, die – met uitzondering van de in de voetnoten opgenomen bewijsmiddelen – in een bijlage achter dit arrest zijn opgenomen.

6.Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van voorbereiding van opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde uitsluit.

8.Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaar, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat aan de verdachte in hoger beroep een gevangenisstraf van zeven jaar wordt opgelegd gelet op zijn leidinggevende rol aan de groep personen die belast zou worden met de daadwerkelijke vrijheidsbeneming van beoogde slachtoffers.
De verdediging heeft verzocht de in eerste aanleg opgelegde en in hoger beroep geëiste straf sterk te matigen omdat enkel een straf voor feit 3 zou moeten volgen. Ten aanzien van de feiten 1 en 2 heeft de verdachte aangegeven dat er feitelijk niets is gebeurd, hij had geen strafbare intenties. Het opleggen van een straf voor de feiten 1 en 2 zou dan neerkomen op het straffen voor de gedachten of plannen van anderen. Ook indien het hof tot bewezenverklaring van feit 1 en/of feit 2 komt is de door de rechtbank opgelegde en door het Openbaar Ministerie geëiste straf te hoog omdat deze niet in overeenstemming is met hetgeen in vergelijkbare zaken pleegt te worden opgelegd. Verder zouden de media-aandacht, in het bijzonder voor zijn persoon, en zijn persoonlijke (medische) omstandigheden tot een lagere straf moeten leiden.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de voorbereiding van wederrechtelijke vrijheidsberoving en deelname aan een criminele organisatie met het oogmerk het plegen van verschillende misdrijven, te weten voornoemde vrijheidsberoving en ook gijzeling, afpersing in vereniging, zware mishandeling met voorbedachten rade en moord.
Nadat een voormalig lid – steevast aangeduid als ‘ [persoon 1] ’ – van de criminele drugsorganisatie onder leiding van medeverdachte [medeverdachte 10] op enig moment naar verluidt 85 miljoen euro van die criminele organisatie had gestolen, is alles in het werk gesteld om hem – en uiteindelijk ook zijn aanhangers – ter verantwoording te roepen, dit geld terug te krijgen en wraak te nemen. Medeverdachte [medeverdachte 10] heeft samen met de verdachte en de overige medeverdachten voorbereidingen getroffen om dit doel te bereiken. Daartoe werd een tweetal loodsen ingericht. De loods in Rotterdam diende als uitvalbasis om te kunnen uitrukken om potentiële slachtoffers ‘
op te halen en af te leveren’, ook wel geduid als het
‘AT hoofdkwartier’, waarna ze vervolgens in de loods in Wouwse Plantage tegen hun wil konden worden vastgehouden. In die laatste loods stonden zeven containers waarvan er zes waren ingericht voor een langdurig verblijf van de beoogde slachtoffers. Het was mogelijk om personen vast te ketenen, met de handen en voeten geboeid, waarbij zij dan in staande positie van een chemisch toilet gebruik zouden moeten maken. De containers waren voorzien van camera’s en geluidsisolerend materiaal zodat ‘
ze kunnen schreeuwen’, maar daarvan niets te horen zou zijn. Veelzeggend werd deze loods door de medeverdachten ook wel
‘ebi 2.0’genoemd, daarmee zonder twijfel verwijzend naar de Extra Beveiligde Inrichting in Vught.
De zevende zeecontainer was ingericht als – in de eufemistische woorden van de medeverdachten –
‘behandelkamer’met een tandartsstoel waarvan de armleuningen en een voetsteun waren voorzien van riemen, banden en de voetsteun ook van boeien. Deze ‘behandelkamer’, was – mede gelet op de aangetroffen scalpels, zagen en (knip)tangen – geschikt voor het martelen, in elk geval voor het toebrengen van pijn en ernstig letsel. In onderlinge communicatie is ook letterlijk over het martelen van personen gesproken. De ‘behandelkamer’ was ten tijde van het ingrijpen door politie en justitie voor direct gebruik gereed.
Voor het voorhanden hebben van de voorbereidingsmiddelen in de loods in Wouwse Plantage om – samengevat – personen te gijzelen, af te persen of zwaar te mishandelen is de verdachte vrijgesproken, maar wat de medeverdachten daarmee beoogden is wel relevant omdat de verdachte met hen een criminele organisatie vormde, die onder meer deze geweldsmisdrijven tot oogmerk had.
Daarnaast zijn voor het kunnen ontvoeren van personen vuurwapens, kogelwerende vesten, politiekleding en busjes om slachtoffers in te kunnen vervoeren, aangeschaft. Kennelijk om een geplande vrijheidsberoving te kunnen laten lijken op een echte arrestatie door de politie. Daarvan was de verdachte, mede gelet op zijn beoogde rol als leider van het ‘arrestatieteam’, wel op de hoogte. Die voorbereidingsmiddelen heeft de verdachte samen met een aantal medeverdachten voorhanden gehad.
Het gereed maken van de loodsen van de criminele organisatie was in een zeer vergevorderd stadium. In de tussentijd werd naar beoogde slachtoffers gezocht en daarbij ging men zo ver dat zelfs onderzoek werd gedaan naar bijvoorbeeld het paard van de dochter van ‘ [persoon 1] ’, om zo zijn vindplaats te kunnen vaststellen. Weerzinwekkend is de constatering dat de medeverdachten het meenemen van vrouw en kinderen ook niet schuwden, zoals blijkt uit onderlinge berichten:
‘Van kids was ik geen voorstander’, Schijt wollah die kids mogen ook’ en ‘Jaa ze wijf en kind is geen hogere wiskunde he’. Vrouwen en kinderen zouden dus niet worden gespaard om het doel te bereiken. De politie heeft de berichten, terecht, zo serieus genomen dat op enig moment de vrouw en het kind van een beoogd doelwit zijn gewaarschuwd.
Dat er volgens de verdediging feitelijk niks is gebeurd en de verdachte geen strafbare bedoelingen had stuit af op hetgeen het hof met betrekking tot de rol van de verdachte in de criminele organisatie heeft vastgesteld. Daarbij is ook de verklaring van de verdachte, samengevat, dat hij maar een beetje meepraatte en alleen om zijn vriend [medeverdachte 2] uit de greep van [medeverdachte 9] te halen, onaannemelijk beoordeeld.
Dat er uiteindelijk in de loods in Wouwse Plantage geen slachtoffers op de stoel of in een van de cellen zijn geplaatst, is geenszins aan het handelen van de verdachte en de medeverdachten te danken, maar aan de omstandigheid dat de politie op 22 juni 2020, na het bericht op 21 juni 2020 dat medeverdachten ‘
standby moesten staan’, ‘want bezoek gaat komen’, tot aanhouden is overgegaan.
De verdachte en de medeverdachten vormden al doende een criminele organisatie met het doel om personen te ontvoeren, gijzelen, af te persen en zwaar te mishandelen met voorbedachte rade. Het oogmerk van de organisatie werd uitgebreid met moord, in elk geval na de gewelddadige dood van [medeverdachte 12] , een naaste medewerker van de medeverdachte [medeverdachte 10] , waarvoor ‘ [persoon 1] ’ eveneens verantwoordelijk werd gehouden. Door aan deze geweldsorganisatie deel te nemen heeft de verdachte een onwaarschijnlijk gebrek aan respect getoond voor de vrijheid en lichamelijke integriteit van anderen.
Het hof neemt bij het bepalen van de strafmaat in ogenschouw de deelname door de verdachte aan deze gewelddadige criminele organisatie en de aard van de voorbereiding van de wederrechtelijke vrijheidsberoving. Er is sprake geweest van een professionele, langdurige en vergevorderde voorbereiding van vrijheidsberoving, waarbij de uitvoering – gelet op de aangetroffen loods in Rotterdam en de zich daar bevindende wapens en vesten, in combinatie met de berichten – op een zeer gewelddadige wijze zou plaatshebben en een voorzien scenario was dat ook vrouwen en kinderen zouden worden meegenomen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor lange duur acht het hof gelet op de bijzondere ernst van deze feiten, en de rol die de verdachte in de uitvoering zou hebben, passend.
Bewezen verklaard is ook het op 22 juni 2020 te Rotterdam opzettelijk aanwezig hebben van 46 pakketten van elk ongeveer 950 gram hennep. Gelet op de bijzondere ernst van de eerste twee feiten kent het hof hieraan bij het bepalen van de strafmaat verder geen gewicht toe, anders dan dat ook hierin een reden is gelegen de uiteindelijk op te leggen straf niet te matigen.
Uit een uittreksel uit de Justitiële Documentatie van de verdachte van 12 oktober 2023 is gebleken dat hij eerder onherroepelijk voor een geweldsdelict en overtreding van de wet Wapens en Munitie tot gevangenisstraffen is veroordeeld, wat het hof in het nadeel van de verdachte meeweegt.
De ontdekking van de – niet onbegrijpelijk zo aangeduide – martelcontainers heeft in de (landelijke en regionale) media veel aandacht gekregen. Die aandacht heeft in de samenleving een schok teweeg gebracht en zonder twijfel gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Het is ook voorstelbaar dat deze media-aandacht – in het bijzonder die vanuit Nieuw-Zeeland, omdat de verdachte daar geboren is – en de daarin mogelijk verwerkte oordelen een zware wissel hebben getrokken en wellicht nog steeds trekken op de verdachte en zijn privéleven. Tegelijkertijd is het zeer begrijpelijk dat er sprake is van media-aandacht in zaken met een dergelijke impact. Het hof verbindt aan deze media-aandacht dan ook geen gevolgen die van invloed zijn op de op te leggen straf.
Evenmin zal het hof de straf matigen op grond van de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die door de verdediging naar voren zijn gebracht. Dat de verdachte kampt met gezondheidsproblemen en bovenal door deze zaak zijn gezinsleven onder druk is komen te staan zijn op zichzelf omstandigheden die voor de verdachte ingrijpend zijn. Daar tegenover staat dat deze omstandigheden goeddeels aan hemzelf te wijten zijn en in het licht van de bijzondere ernst van de bewezenverklaarde feiten is voor matiging van de straf geen ruimte.
Het hof komt wel tot een lagere straf dan door de rechtbank is opgelegd, omdat het hof de verdachte heeft vrijgesproken van het voorhanden hebben van de meeste voorbereidingsmiddelen in de loods in Wouwse Plantage. Ook heeft het hof bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de straffen die aan de medeverdachten zijn opgelegd en hoe deze zich, mede gelet op ieders rol, tot elkaar verhouden
Alles overziend zal het hof een gevangenisstraf van 6 jaar met aftrek van voorarrest opleggen. Het belangrijkste doel voor het hof bij het opleggen van een gevangenisstraf in deze zaak is de vergelding voor wat de verdachte heeft gedaan en wat hij met zijn handelen heeft willen teweegbrengen. Daarnaast ziet het hof als doel van de bestraffing dat anderen ervan worden weerhouden om dit soort misdrijven te plegen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv, aan de orde is.

9.Beslag

Onder de verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen en niet teruggegeven:
  • 1 STK Fles zwart poeder (7);
  • 1 Audi A8 met kenteken [kenteken] (10);
  • 1 Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] (11);
  • 1 Audi S4 met kenteken [kenteken] (12);
  • 1 STK Action bigshopper (14);
  • 1 STK Rugtas (15);
  • 1 STK Ikea bigshopper (16);
  • 1 STK Intertoys bigshopper (17);
  • 1 STK Ikea bigshopper (18);
  • 47 STK Bruine blokken drugs (19);
  • 6 STK Zilverkleurige pakketten (20);
  • 1 STK Zaktelefoon iPhone (25);
  • 1 STK Zaktelefoon Samsung GSM (30);
  • 1 STK Zaktelefoon Blackberry Porsche (41);
  • 1 STK USB-stick (42);
  • 1 STK USB-stick (43);
  • 1 STK Zaktelefoon iPhone (57);
  • 3 STK Platinum metalen special (62);
  • 1 STK Zaktelefoon Samsung A10 (64);
  • 1 STK Handschoenen (69);
  • 1 STK Bivakmuts (70);
  • 1 STK Zwarte tape (71);
  • 1 STK Grijze tape (72);
  • 1 STK Administratie (73).
De advocaat-generaal heeft ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen verzocht te beslissen
overeenkomstig de beslissing van de rechtbank.
Over de goederen met de goednummers 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 30 en 64 heeft de verdachte ter terechtzitting desgevraagd verklaard dat hij deze goederen niet terug wil hebben. Ook heeft hij, met instemming van zijn raadsman, verklaard dat hij geen beslissing van het hof over deze goederen wil. Het hof beschouwt dit als een afstandsverklaring van deze onder de verdachte in beslag genomen goederen, zodat het hof daarover geen beslissing meer hoeft te nemen. Het Openbaar Ministerie zal dit beslag zelfstandig kunnen afhandelen.
Ten aanzien van de overige goederen heeft de verdediging verzocht deze aan de verdachte terug te geven.
Teruggave aan de verdachte
Het hof zal ten aanzien van de volgende in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen teruggave aan de verdachte gelasten, nu deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren:
  • 1 STK Fles zwart poeder (7);
  • 1 Audi A8 met kenteken [kenteken] (10);
  • 1 Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] (11);
  • 1 Audi S4 met kenteken [kenteken] (12);
  • 1 STK Zaktelefoon iPhone (25);
  • 1 STK Zaktelefoon Blackberry Porsche (41);
  • 1 STK USB-stick (42);
  • 1 STK USB-stick (43);
  • 1 STK Zaktelefoon iPhone (57);
  • 3 STK Platinum metalen special (62);
  • 1 STK Handschoenen (69);
  • 1 STK Bivakmuts (70);
  • 1 STK Zwarte tape (71);
  • 1 STK Grijze tape (72);
  • 1 STK Administratie (73).
Ten aanzien van de Volkswagen Caddy overweegt het hof nog dat de pakketten hennep weliswaar in deze auto zijn aangetroffen en verbeurdverklaring daarmee formeel mogelijk is, maar dat die verbeurd verklaring, als bijkomende straf, wel in verhouding moet staan tot de ernst van het feit. Een eerste vereiste is dan dat duidelijk is hoeveel de Volkswagen Caddy waard was ten tijde van de inbeslagneming. Die informatie ontbreekt echter in het dossier.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 46, 47, 57, 140, en 282 van het Wetboek van Strafrecht.

11.BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Fles zwart poeder (7 );
  • 1 Audi A8 met kenteken [kenteken] (10 );
  • 1 Volkswagen Caddy met kenteken [kenteken] (11);
  • 1 Audi S4 met kenteken [kenteken] (12);
  • 1 STK Zaktelefoon iPhone (25 );
  • 1 STK Zaktelefoon Blackberry Porsche (41 );
  • 1 STK USB-stick (42); - 1 STK USB-stick (43) ;
  • 1 STK Zaktelefoon iPhone (57);
  • 3 STK Platinum metalen special (62 );
  • 1 STK Handschoenen (69); - 1 STK Bivakmuts (70);
  • 1 STK Zwarte tape (71);
  • 1 STK Grijze tape (72);
  • 1 STK Administratie (73).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.L. Leenaers, mr. J. Piena en mr. K.J. Veenstra, in tegenwoordigheid van mr. M.E. de Waard, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 december 2023.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen ‘IMEI [IMEI nummer] in gebruik bij [medeverdachte 9] ’, in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaar 628, van 1 juli 2020, pagina 351-361.
2.Verklaring van de getuige [medeverdachte 3] , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 1 november 2023 en de verklaring van de getuige [medeverdachte 6] , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 1 november 2023.
3.Proces-verbaal van bevindingen ‘ [medeverdachte 3] als EncroChat gebruiker [EncroChatnaam 6] ’, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar 837, van 1 juli 2020, pagina 377-390.
4.Verklaring van de getuige [medeverdachte 3] , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 1 november 2023.
5.Proces-verbaal van bevindingen ‘identificatie van de EncroChat gebruiker [EncroChatnaam 7] @encrochat.com’, in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaar 1010, van 1 juli 2020, pagina 391-398.
6.Verklaring van de verdachte [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 3 november 2023.
7.Proces-verbaal van bevindingen ‘Identificatie [medeverdachte 11] , geboren [geboortedatum 2] 1987, als de gebruiker van de encronaam “ [EncroChatnaam 8] ”, in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaar 837, van 8 oktober 2020, pagina 3063-3076.
8.Verklaring van de getuige [medeverdachte 11] , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 3 november 2023.
9.Een geschrift, te weten een niet ondertekend proces-verbaal van bevindingen ‘identificatie [EncroChatnaam 2] @encrochat.com, [EncroChatnaam 9] @encrochat.com en [EncroChatnaam 10] @encrochat.com’, opgemaakt door de opsporingsambtenaren 1010 en 1026, van 27 augustus 2020, pagina 2146-2166.
10.Verklaring van de getuige [medeverdachte 6] , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 1 november 2023.
11.Proces-verbaal van bevindingen ‘Identificatie Encrochat-accounts [medeverdachte 12] ’ in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaar 844, van 3 februari 2021, pagina 4146-4172.
12.Proces-verbaal van bevindingen ‘identificatie [EncroChatnaam 3] @encrochat.com, [EncroChatnaam 19] @encrochat.com en [EncroChatnaam 11] @encrochat.com = [medeverdachte 12] ’, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar] , van 6 juni 2020 , pagina 2177-2178
13.Verklaring getuige [medeverdachte 10] , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 1 november 2023.
14.Proces-verbaal van bevindingen ‘terugreis [medeverdachte 10] op 10/11 mei 2020’ in de wettelijke vorm opgemaakt door opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] , van 30 juni 2020, pagina 6051
15.Verklaring van de getuige [medeverdachte 10] , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 1 november 2023.
16.Verklaring van de getuige [medeverdachte 6] , afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep op 1 en 3 november 2023.
17.Memorie van Toelichting bij de Wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht inzake algemene strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen,
18.Memorie van Antwoord bij de Wet tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht inzake algemene strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen,