ECLI:NL:GHAMS:2023:3473

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
20 december 2023
Zaaknummer
200.334.654/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verbod op uitzending van verborgen camera beelden in relatie tot grensoverschrijdend gedrag rijinstructeur

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam, waarin zijn vorderingen tot het verbieden van de uitzending van beelden van hem, gemaakt met een verborgen camera door Noordkaap TV Producties B.V., zijn afgewezen. De uitzending betreft het programma 'Undercover in Nederland', waarin misstanden in de rijschoolwereld aan de kaak worden gesteld. [appellant] vordert dat de uitzending van beelden waarin hij voorkomt, wordt verboden, omdat hij vreest voor reputatieschade en onherstelbare schade aan zijn persoon en bedrijf. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de inzet van de verborgen camera in dit geval niet disproportioneel is en dat er geen voldoende aannemelijke redenen zijn om de uitzending vooraf te verbieden. Het hof bevestigt deze beslissing en oordeelt dat de vorderingen van [appellant] niet toewijsbaar zijn. Het hof overweegt dat de bekendheid van [appellant] met zijn veroordeling al aanwezig is en dat de uitzending niet leidt tot extra schade. De grieven van [appellant] worden verworpen en hij wordt veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.334.654/01 SKG
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/740968/KG ZA 23-931
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 24 november 2023
inzake
[appellant],
wonend te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. J.G.J. van Groenendaal te Amsterdam,
tegen
NOORDKAAP TV PRODUCTIES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.A.K. van den Berg te Amsterdam,
Partijen zullen hierna [appellant] en Noordkaap worden genoemd.

1.De zaak in het kort

Het geschil van partijen heeft betrekking op een voorgenomen uitzending van het door Noordkaap geproduceerde programma ‘Undercover in Nederland’ waarin onder meer aandacht wordt besteed aan (beweerde) misstanden in de rijschoolwereld. Daarin zullen onder meer met een verborgen camera gemaakte beeldopnames van [appellant] worden getoond. [appellant] vordert diverse voorzieningen die ertoe strekken dat uitzending van het beeld- en geluidsmateriaal dat op hem betrekking heeft wordt verboden, althans dit beeld- en geluidsmateriaal zodanig wordt aangepast dat hij geheel onherkenbaar is. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen.

2.Het geding in hoger beroep

[appellant] is onder aanvoering van dertien grieven in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 10 november 2023, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer in kort geding gewezen tussen [appellant] als eiser en Noordkaap als gedaagde. Noordkaap is vrijwillig verschenen.
Partijen hebben voorafgaand aan de zitting van 23 november 2023 de volgende stukken ingediend:
- van de zijde van [appellant] : een concept-appeldagvaarding houdende grieven, eis in hoger beroep en een verzoek om behandeling als turbospoedappel;
- van de zijde van Noordkaap: een memorie van antwoord, met producties.
Ter gelegenheid van de zitting van 23 november 2023 is namens [appellant] gepleit door mr. Van Groenendaal voornoemd en namens Noordkaap door mr. Van den Berg voornoemd,
ieder aan de hand van aan het hof overgelegde pleitaantekeningen. Ter zitting heeft Noordkaap fragmenten van de voorgenomen uitzending getoond.
[appellant] heeft nadere producties in het geding gebracht.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – zijn vorderingen zoals in de appeldagvaarding verwoord alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Noordkaap in de kosten van het geding, met nakosten.
Noordkaap heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding.
Vanwege de spoedeisendheid van de zaak heeft het hof een kop-staart-arrest uitgesproken. Hieronder volgt de uitwerking daarvan.

3.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het bestreden vonnis onder 2 (2.1 tot en met 2.22) de feiten opgesomd die hij bij de beoordeling van deze zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep deels in geschil. Voor zover relevant en op voldoende concrete wijze gericht tegen de juistheid van de in rov. 2 van het vonnis vermelde feiten zal het hof in het onderstaande met de in de grieven I, III en IV door [appellant] aangevoerde bezwaren rekening houden. Dat grief II ongegrond is, is ter zitting van de zijde van [appellant] erkend.
De feiten waarvan het hof uitgaat komen neer op het volgende.
( i) Noordkaap produceert het programma 'Undercover in Nederland' voor tv-zender SBS6. In dit programma stelt presentator [naam 1] met gebruik van een verborgen camera misstanden aan de kaak.
(ii) [appellant] was vanaf 2017 eigenaar van een autorijschool die was gespecialiseerd op het gebied van mensen met rijangst en autisme, die bij een normale rijschool niet kunnen slagen.
(iii) In 202l heeft een oud-leerlinge van [appellant] , [naam 2] , een informatief gesprek gevoerd met het team 'zeden' van de politie. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt. In het proces-verbaal van 8 juli 2021 staat dat [appellant] haar bij de eerste rijles een knuffel gaf en een kus op haar wang, dat hij haar bij latere rijlessen op haar mond heeft gekust, zijn armen om haar heen heeft gedaan en haar heeft gemasseerd.
(iv) In een WhatsApp-bericht van 2 mei 2021 van [naam 2] aan [appellant] staat onder meer het volgende.
"(…) Zit mij duidelijk dwars dat ik voelde mij gísteren heel erg ongemakkelijk en absoluut niet prettig. ben heel duidelijk geweest in mijn grens die je duidelijk niet hebt gerespecteerd.. ben lang bezig geweest voor mijn rijbewijs en is erg belangrijk voor mij.. ik ga ervan uit dat dit niet nog een keer zal gebeuren en je je afstand bewaard van mij. (...)"
( v) [appellant] heeft diezelfde dag [naam 2] geantwoord als volgt:
"(…) Het spijt me dat ik je - onbedoeld - dit gevoel heb gegeven. Ik voel me bij jou erg op mijn gemak en heb me daar in denk ik iets teveel mee laten slepen. lk beloof je dat het niet meer zal gebeuren. (... )"
(vi) Enige weken daarna heeft [naam 2] besloten dat ze vanwege het gedrag van [appellant] geen les meer van hem wil hebben, en dat ze wil dat de lessen door een collega worden overgenomen. In een WhatsApp-bericht van 24 juni 2021 staat onder meer het volgende.
"(...) Ik begrijp nog steeds niet waarom jij zo doet zeker niet naar mensen waarvan jij weet wat hun kwetsbare kant is. (…) Bij de eerste les werd ik door jou geknuffeld en gekust, naar mij mening valt dit niet onder rijles. Jij hebt mij overrompeld en gaat daar iedere les mee door ondanks dat ik heb aangegeven dat ik daar geen prijs op stel. Wat er daarna nog gebeurd is weten jij en ik of wil jij dat de buitenwereld dit ook moet weten? lk stel voor dat mijn rijlessen bij jouw rijschool stop en over ga naar een andere rijschool naar mijn eigen keuze. (... )"
(vii) Op 8 mei 2021 heeft een andere oud-leerlinge van [appellant] , [naam 3] , een informatief gesprek gehad bij het team 'zeden' van de politie. Daarin heeft [naam 3] verklaard dat [appellant] tijdens rijlessen haar hand heeft gepakt, die hand heeft gestreeld en gekust, dat hij haar meerdere malen heeft omhelsd, dat hij haar heeft gestreeld, in haar billen heeft geknepen en haar op haar voorhoofd en haar wang heeft gekust, dat hij haar heeft geprobeerd op de mond te zoenen door haar kin vast te pakken en haar gezicht naar dat van hem toe te trekken en dat hij daarbij zei: “Je bent ook een lekker ding" en benoemde dat [naam 3] een mooie vrouw is. Op l9 mei 2021 heeft [naam 3] aangifte gedaan en heeft zij deze gebeurtenissen verder toegelicht.
(viii) [naam 3] heeft een dag na de derde rijles aan [appellant] een bericht gestuurd dat ze wilde stoppen met de rijlessen. In het bericht staat onder meer het volgende.
“(…) Maandag ben je eerlijk gezegd teveel in mijn personal space gekomen. Door mijn PTSS kan ik dit gewoonweg niet uit mijn hoofd zetten. ik zit er hele tijd aan te denken dat je mijn kont aanraakte, streelde en steeds kuste, en zelfs probeerde om mij op mijn mond te kussen. ik kan het niet uit mijn hoofd zetten. Hoe haalde je het in je hoofd om deze acties uit te voeren? (…)”
(ix) [appellant] heeft op het bericht van [naam 3] gereageerd als volgt.
"(...) Het spijt me echt heel erg [naam 3] (...)"
En op de vraag waarom hij dat allemaal deed heeft [appellant] als volgt geantwoord
"lk schaam me er heel erg voor."
"lk snap je gedachte maar dat was absoluut niet mijn intentie"
"Waarom het gebeurde kan ik niet goed benoemen maar daar denk ik wel veel over na"
"Wat ik wel weet is dat voor mij begon als het willen helpen, je gerust stellen… het domme is dat het is doorgerold naar het tegenovergestelde.., lk voel me echt een enorme sukkel dat ik op die momenten geen controle had over mijn emoties".
( x) Bij vonnis van 22 november 2022 van de rechtbank [plaats 2] is [appellant] veroordeeld voor - kort gezegd - ontucht vanwege de onder vii genoemde gedragingen. In het vonnis is vermeld dat de advocaat van [appellant] de rechtbank heeft verzocht rekening te houden met het feit dat [appellant] bij een veroordeling zijn rijschool zou moeten sluiten omdat hij dan geen Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) meer zou kunnen overleggen. De rechtbank heeft onder meer het volgende overwogen.
"(…) De rechtbank ziet in dit geval geen reden om af te wijken van de eis van de officier van justitie. Een dergelijk ernstig feit vereist een grote stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte weer dergelijke handelingen zal uitvoeren. Daarnaast vindt de rechtbank het van belang dat verdachte ook direct een consequentie ervaart van zijn strafbaar handelen en vindt de geëiste taakstraf daarom op zijn plaats. De rechtbank zal aan verdachte opleggen een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van drie jaar en een taakstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door zestig dagen vervangende hechtenis bij het niet verrichten van die taakstraf. De tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht zal van deze taakstraf worden afgetrokken. (…)”
(xi) [appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 22 november 2022. De mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft nog niet plaatsgevonden.
(xii) Op 20 december 2022 heeft [naam 4] , voormalig bestuurslid van de brancheorganisatie Landelijke Beroepsvereniging Kwaliteitsbevordering Rijschoolbranche (LBKR), en een bekende van [appellant] , een bericht gestuurd aan het programma Undercover in Nederland, dat door Noordkaap wordt geproduceerd. Zij schrijft dat [appellant] is veroordeeld voor aanranding van een leerling, dat hij - nu hij vanwege de veroordeling niet meer over een VOG beschikt - geen rijles en geen theorieles meer mag geven, maar dat hij desondanks nog steeds (theorie)les geeft. Ook schrijft zij dat ze dat heeft gemeld bij de controlerende instantie, bij de politie en bij de burgemeester. maar dat ze daar niet verder komt.
(xiii) Noordkaap, althans de redactie van het programma Undercover in Nederland, heeft naar aanleiding van de tip van [naam 4] een onderzoek ingesteld. Noordkaap heeft onder meer gesprekken met [naam 4] gevoerd en heeft onderzocht welke vereisten er gelden voor het geven van theorieles.
(xiv) In een e-mail van l5 maart 2023 van een medewerker van het IBKI, het instituut voor examinering en certificering voor de mobiliteitsbranche, staat dat voor het geven van zowel praktijk- als theorieles een geldige WRM (Wet Rijonderricht Motorrijtuigen 1993) lesbevoegdheidspas is vereist. Daarbij staat geciteerd wat rijonderricht is volgens de WRM:
"rijonderricht: onderricht, gericht op het bijbrengen, behouden of verbeteren van de rijvaardigheid of geschiktheid om aan het verkeer deel te nemen als bestuurder van een motorrijtuig, waarvoor een rijbewijs is vereist.". Verder staat in de e-mail dat het bijbrengen van kennis van de verkeersregels (theorie) daaronder valt.
(xv) Noordkaap heeft een aantal afspraken van een van haar medewerkers met [appellant] gefilmd met een verborgen camera. De eerste afspraak is gemaakt door een medewerker van Noordkaap, die zich voordeed als een neef van ene [X.] . [X.] zou een 'rugzakje' hebben en graag haar rijbewijs willen halen. Er is een afspraak gemaakt voor een eerste les, waarbij de neef ook aanwezig zou zijn. Op de vraag van de medewerker of de les op locatie (van de rijschool in [plaats 1] ) zou zijn, heeft [appellant] bevestigend geantwoord.
(xvi) Noordkaap heeft op vier momenten verborgen camera-acties uitgevoerd. De eerste keer was op 25 januari 2023, een eerste ontmoeting op de locatie van de rijschool. Tijdens die ontmoeting heeft [appellant] uitgelegd dat hij les in groepjes geeft op de rijschool, en ook individueel bij mensen thuis, De tweede afspraak tussen ' [X.] ' en [appellant] was op 9 februari 2023, een individuele les in het appartement van 'de neef van [X.] '. Op 27 februari 2023 heeft een derde les plaatsgevonden in de auto van [appellant] , waarbij hij reed, en ' [X.] ' op de bijrijdersstoel zat. [appellant] deed dat vaker op die manier. De vierde afspraak was weer een individuele les in het appartement. Tijdens deze afspraken hebben zich geen bijzonderheden voorgedaan in de zin van grensoverschrijdend gedrag.
(xvii) Na afloop van de vierde afspraak op l4 maart 2023 heeft [naam 1] [appellant] met draaiende camera geconfronteerd met het feit dat hij nog steeds les geeft, ondanks dat hij niet over een WRM lesbevoegdheidspas beschikt. Ook heeft [naam 1] [appellant] geconfronteerd met de strafrechtelijke veroordeling en met de melding van [naam 2] en de WhatsApp-berichten die tussen [appellant] en [naam 2] zijn gewisseld. [appellant] en [naam 1] hebben uitgebreid gesproken, [appellant] heeft daarbij medegedeeld dat hij ervan overtuigd is dat hij wel theorieles mag geven zonder WRM-pas, dat hij dat heeft nagevraagd bij het IBKI en het CBR (Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen) en dat die hem dat hebben verteld. Verder heeft hij verteld dat de strafrechtelijke veroordeling nog niet onherroepelijk is, omdat hij in hoger beroep is gegaan tegen het vonnis van de rechtbank. Ook heeft [appellant] gezegd dat hij nogmaals wil navragen of een WRM-pas vereist is voor het geven van theorieles, dat hij er rustig over na wil denken en op een ander moment wil verder praten. [naam 1] heeft gezegd dat dat goed was en heeft zijn e-mailadres gegeven.
(xviii) In een e-mail van l5 maart 2023 heeft [appellant] aan [naam 1] laten weten dat hij navraag heeft gedaan bij het IBKI en het CBR, en dat beide instanties hem expliciet hebben laten weten dat voor het geven van theorielessen geen WRM-pas nodig is.
(xix) Noordkaap heeft in een e-mail van l6 maart 2023 laten weten dat zij van het IBKI heeft vernomen dat voor het geven van theorielessen wel een WRM-pas is vereist, en heeft een deel van de e-mail van het IBKI (zie xiv) bijgevoegd. Noordkaap heeft laten weten van plan te zijn het item uit te zenden, maar dat als [appellant] nog iets wil toevoegen aan hetgeen hij aan [naam 1] heeft verteld, hij dat, voorzien van ondersteunende stukken, uiterlijk 7 april 2023 kan toesturen.
(xx) In een brief van 14 april 2023 heeft de advocaat van [appellant] Noordkaap gesommeerd om te bevestigen dat zij geen beelden die met een verborgen camera zijn gemaakt openbaar zal maken, dat geen beschuldigingen ten aanzien van het overtreden van regels met betrekking tot het geven van theorieles, seksueel grensoverschrijdend gedrag en/of de lopende strafzaak openbaar worden gemaakt en dat geen herkenbare of herleidbare gegevens in de uitzending worden opgenomen.
(xxi) Bij e-mail van 2l april 2023 heeft de advocaat van Noordkaap laten weten dat de ernst van de misstand (het geven van les aan (jonge) vrouwen hoewel [appellant] in verband met zijn veroordeling niet beschikt over de juiste papieren en hij zich bovendien heeft schuldig gemaakt aan ongewenst gedrag) de inzet van een verborgen camera rechtvaardigt. Ook heeft zij laten weten dat de geplande uitzending pas in een nieuw seizoen van Undercover in Nederland zal worden uitgezonden, en dat zij [appellant] daarvan minimaal zes weken van te voren op de hoogte zal stellen.
(xxii) Bij e-mail van l8 september 2023 heeft de advocaat van Noordkaap aan de advocaat van [appellant] laten weten dat het item over zijn client dit seizoen zal worden uitgezonden, niet eerder dan begin november 2023. [appellant] heeft daarop het onderhavige kort geding aanhangig gemaakt.

4.Beoordeling

4.1.
[appellant] vordert in dit geding voorzieningen die ertoe strekken dat een onderdeel van het op 26 november 2023 uit te zenden programma Undercover in Nederland, waarin aan zijn activiteiten als gever van theorielessen aandacht wordt besteed, niet dan wel in (sterk) aangepaste vorm wordt uitgezonden.
De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen. [appellant] komt in hoger beroep tegen deze beslissing en de motivering daarvan met dertien grieven op.
De grieven van [appellant] treffen geen doel. Daarvoor is redengevend dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat zich in dit geval zodanige uitzonderlijke omstandigheden voordoen dat aan het bepaalde in artikel 7 lid 2 Grondwet voorbij kan worden gegaan. Zelfs als de inzet van de verborgen camera disproportioneel was volgt daaruit, gelet op de bijzonderheden van dit geval, niet zonder meer dat de uitzending op voorhand verboden dient te worden. Het hof licht dit als volgt toe.
4.2.
[appellant] vordert in dit geding verboden betreffende een toekomstige uitzending. Daarmee komt artikel 7 Grondwet in beeld, inhoudende (onder meer) in het eerste lid een bepaling die de vrijheid van meningsuiting vooropstelt en in het tweede lid de bepaling dat er geen voorafgaand toezicht is op de inhoud van radio- of televisie-uitzendingen.
De toepasselijkheid van laatstgenoemde bepaling betekent niet per definitie dat een dergelijke uitzending niet van tevoren mag worden verboden. Als de onrechtmatigheid daarvan voldoende aannemelijk is, kan, mits tevens voldoende aannemelijk is dat onherstelbare schade van de voorgenomen uitzending het gevolg zal zijn, een verbod op die uitzending vooraf worden uitgesproken.
4.3.
Op dit laatste stuiten de vorderingen van [appellant] reeds af. Daarvoor is het volgende redengevend.
Niet in geschil is dat tegen [appellant] strafvervolging is ingesteld wegens grensoverschrijdend gedrag jegens een jonge vrouw die hij als rijinstructeur onderricht gaf en dat deze strafvervolging in november 2022 ertoe heeft geleid dat hij door de rechtbank [plaats 2] is veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Uit overgelegde producties blijkt dat aan deze veroordeling in publicaties op internet aandacht is besteed en dat daarbij bijvoorbeeld ook de woonplaats en het specialisme van de (voormalige) rijschool van [appellant] zijn genoemd.
Aangenomen moet worden dat daarmee in de naaste omgeving van [appellant] , waaronder bij zijn collega rijschoolhouders en rijinstructeurs en bij dorpsgenoten in zijn directe omgeving, bekend was wat het aan [appellant] verweten gedrag inhield waarin het Openbaar Ministerie aanleiding heeft gezien hem strafrechtelijk te vervolgen. Dat gedrag en de daarop gebaseerde aangifte hebben er (voorlopig, in ieder geval hangende de uitspraak in de strafzaak in hoger beroep) ook toe geleid dat hij thans niet meer over de voor het geven van rijonderricht vereiste VOG en WRM-pas beschikt. De van de zijde van [appellant] ter zitting gedane mededelingen betreffende onder meer opmerkingen in de groepsapp van rijschoolhouders en het niet meer over straat kunnen gaan in zijn woonplaats, bevestigen dit. Een en ander is ook ter zitting in eerste aanleg ter sprake gekomen (vgl. rov. 4.14 bestreden vonnis).
Dat als gevolg van de uitzending deze bekendheid (aanmerkelijk) zal toenemen en zich naar een niet tot de naaste omgeving van [appellant] behorend publiek zal verspreiden acht het hof niet zodanig aannemelijk dat daarop – met terzijdestelling van hetgeen in artikel 7 lid 2 Grondwet is bepaald – de door hem gevorderde voorzieningen kunnen worden gebaseerd; van de daartoe vereiste uitzonderlijke (extra schade toebrengende) omstandigheden blijkt onvoldoende.
Ten slotte is ook de door [appellant] genoemde mogelijkheid dat hij na en door de uitzending zijn baan zal verliezen (hij zit nog in zijn proeftijd) hiervoor onvoldoende. Dit betreft op dit moment niet meer dan een door [appellant] geopperde mogelijkheid, die niet vaststaat. Concrete redenen voor zijn vrees op dit punt heeft [appellant] niet genoemd.
4.4.
[appellant] heeft in zijn betoog aandacht gevraagd voor de herhaalde inzet van de verborgen camera (in combinatie met de valse identiteit van de desbetreffende ‘leerling’ en haar ‘neef’ en het infiltreren in besloten ruimtes) en het voorgenomen gebruik in de uitzending van de daarmee van hem en zijn omgeving gemaakte opnames. Deze inzet is volgens hem, gelet op de aan de kaak te stellen misstand (het mogelijk onbevoegdelijk geven van theorieles over verkeersregels) en het niet verborgen karakter van zijn handelwijze, buitenproportioneel en daarmee jegens hem onrechtmatig. Hij ziet daarin ook een poging tot uitlokking. Dit betreft volgens [appellant] de crux van de zaak.
Of de herhaalde inzet van de verborgen camera/vier ‘undercoveracties’ in de gegeven context, mede gelet op de jurisprudentie van het EHRM, als ontoelaatbaar moet worden beschouwd kan echter in het midden blijven. Ook indien deze inzet jegens [appellant] onrechtmatig zou zijn rechtvaardigt dit in de gegeven omstandigheden immers niet een verbod vooraf op uitzending van de beelden, zoals door [appellant] subsidiair is gevorderd. In dit verband is van belang dat het (deels aan het hof getoonde) beelden betreft waar weliswaar uit blijkt dat (de niet bij naam genoemde) [appellant] , zoals hij ook toegeeft, zich bezighield met het geven van theorielessen zonder dat hij over een WRM-pas beschikte, maar er geen aanwijzingen zijn dat uit het beeldmateriaal tevens zou blijken dat hij zich schuldig maakt aan ongepast/grensoverschrijdend gedrag jegens de betrokken ‘leerling’. Dat het vertonen van de beelden op zichzelf tot extra schade leidt, acht het hof in het licht hiervan niet voldoende aannemelijk. Daarbij neemt het hof voorts in aanmerking dat aannemelijk is dat als gevolg van het blurren van het gezicht van [appellant] en de verder door Noordkaap toegezegde maatregelen (onder meer het niet noemen van de voor- en achternaam van [appellant] , de naam van de rijschool, de woonplaats van [appellant] , en het niet aandacht besteden aan zijn vrouw en haar bedrijf; zie ook het bestreden vonnis onder 4.11) de beelden niet tot extra herkenbaarheid van [appellant] bij relatieve buitenstaanders/het algemeen publiek zullen leiden in de hierboven onder 4.3 bedoelde zin. Ook in dit opzicht valt niet aan te nemen dat het gebruik van de beelden tot extra schade leidt. Dat niet ook het lichaam van [appellant] (met name in verband met zijn lengte en kleding) is geblurred noch zijn stem is vervormd en dat zijn auto (met geblurred kenteken) in beeld komt, leidt in de gegeven omstandigheden niet tot een ander oordeel. Voor het bevelen van verdere aanpassingen dan wel het toewijzen van meer specifieke verboden ziet het hof voorshands onvoldoende grond.
4.5.
Het voorgaande brengt reeds mee dat ook het hof de vorderingen van [appellant] niet toewijsbaar acht. Zijn grieven kunnen niet tot een andere uitkomst van het geding leiden en treffen geen doel. Bij verdere bespreking daarvan bestaat onvoldoende belang. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

5.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Noordkaap begroot op € 783,- aan verschotten en op € 3.549,- voor salaris;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten, E.E. van Tuyll van Serooskerken-Röell en K.A.J. Bisschop en is door de jongste raadsheer in het openbaar in verkorte vorm uitgesproken op 24 november 2023 en in deze vorm op 30 november 2023.